|
Van alle belijdende christenen zouden Zevende-dags Adventisten de eersten moeten zijn die Christus verheffen voor de wereld. De verkondiging van de drie engelenboodschap vraagt om het presenteren van de sabbatwaarheid.
Deze waarheid en de anderen die in onze boodschap verweven zijn, moeten verkondigd worden, maar de grootse middelpunt van aantrekking, Christus Jezus, moet er niet buiten gelaten worden. Het is bij het kruis van Christus dat genade en waarheid elkaar ontmoeten en gerechtigheid en vrede elkaar kussen. -- {GW 156.2}
Galaten 6:14 Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld.
1 Korinthiërs 1:18 Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.
Openbaring 18:1 Hierna zag ik een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht.
Het kruis spreekt tot het hemelse heir, de niet gevallen werelden en de gevallen wereld over de waarde die God aan mensen toekent en over Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Het getuigt aan de wereld, aan de engelen en aan de mensheid de onveranderlijkheid van de goddelijke wet. De dood op het kruis van Gods eniggeboren Zoon als plaatsvervanger van de zondaar is het onweerlegbare argument voor het onveranderlijke karakter van de wet van Jehova. -- The Review and Herald, May 23, 1899.
De vraag is mij gesteld: “Denkt u dat de Heer meer licht heeft voor Zijn volk?” Ik antwoord dat Hij licht heeft dat nieuw voor ons is en toch is het ook het kostbare oude licht dat moet schijnen uit het Woord der waarheid. We hebben nu nog slechts een glinstering opgevangen van de stralen van licht die nog tot ons moeten komen. -- {1SM 401.2}
Er is veel licht dat nog moet schijnen van de wet van God en het evangelie der gerechtigheid. Deze boodschap, zal, wanneer het goed begrepen wordt en in de Geest verkondigd wordt, de aarde verlichten met Zijn heerlijkheid. -- {TDG 314.1} |
|
|
|