02 Openbaring
Vers 1 (Openb. 1:16, 20; Ps. 121:3, 4; zie EGW over Ef. 5:25). Voortdurend ijverig bezig ten behoeve van Zijn gemeente. -- In de boodschap aan de gemeente te Efeze wordt Christus voorgesteld als Eén, die zeven sterren in zijn rechterhand houdt en wandelt tussen de zeven gouden kandelaren. Hij wordt voorgesteld als één die daartussen “wandelt”, waarmee zijn voortdurende ijver ten behoeve van Zijn gemeente wordt aangeduid. Hij die Israël bewaart, slaapt noch sluimert. Hij wordt ook niet onverschillig. Deze beelden moeten goed bestudeerd worden door de onderherders en getrouw in hun eigen leven worden toegepast, opdat zij niet het grote voorrecht uit het oog verliezen dat zij licht ontvangen van de Bron van alle licht, om dat op hun beurt door te geven aan hen voor wie zij werken (Brief 4, 1908).
1-5 (1 Petr. 1:5; Judas 24). De Wachter van de Hemel. -- (Op. 2:1-5 aangehaald). De woorden komen van de lippen van Eén, die niet kan liegen. Het beeld openbaart eeuwige waakzaamheid. Christus bevindt Zich temidden van de kandelaren, begeeft Zich van de ene gemeente naar de andere, van de ene vergadering naar de andere, van hart tot hart. Hij die de wacht houdt over Israël, slaapt noch sluimert. Als de kandelaren waren overgelaten aan de zorg van mensen, wat zou dan het licht vaak flikkeren en doven! Maar God heeft zijn gemeente niet in menselijke handen gelegd. Christus, die zijn leven voor de wereld heeft gegeven, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet zou verderven, maar eeuwig leven zou hebben, houdt de wacht over het huis. Hij is de getrouwe en waarachtige wachter van de tempelhoven des Heren...
Christus wandelt in het midden van Zijn gemeenten over de lengte en breedte der aarde. Hij ziet met intense belangstelling toe of Zijn volk in een zodanige geestelijke staat verkeert dat het Zijn koninkrijk kan bevorderen. Hij is in elke bijeenkomst van de gemeente tegenwoordig. Hij kent degenen, wier harten hij kan vullen met heilige olie, opdat zij die aan anderen kunnen meedelen. Zij, die getrouw het werk van Christus voorwaarts doen gaan doordat zij in woord en daad Gods karakter vertegenwoordigen, vervullen het doel dat God met hen heeft en Christus schept behagen in hen (RH 26 mei, 1903).
(Ef. 1;1, 15, 16). Kwade gevolgen van nalatigheid. -- (Openb. 2:1-5 aangehaald). In dit schriftgedeelte worden de voorwaarden om door God te worden aangenomen, omschreven. De eerste ervaring van de gemeente te Efeze leidde tot goede werken. God schiep behagen in het feit, dat Zijn gemeente het licht van de hemel weerkaatste door de geest van Christus te openbaren in tederheid en medeleven. De liefde die in het hart van Christus aanwezig was, de liefde die Hem ertoe bracht Zichzelf te geven als offer voor de mensheid en vol verdraagzaamheid de smaad van de mensen te ondergaan, zover zelfs, dat men Hem een duivel noemde, die liefde, die Hem aanspoorde om machtige werken van genezing te verrichten tijdens Zijn dienstwerk - dit was de liefde, die openbaar moest zijn in het leven van de discipelen.
Maar zij lieten na om Christus’ medeleven en tederheid te koesteren. Het eigen ik, zoals dat naar voren kwam in de overgeërfde karaktertrekken, verdierf de beginselen van de grootse, goede werken, die de leden van de gemeente van Efeze kenmerkten als christenen. De Here Jezus moest hun tonen dat zij verloren hadden, wat alles voor hen was. De liefde waardoor de Heiland gedreven werd om voor ons te sterven, werd niet ten volle in hun leven geopenbaard; daarom waren zij niet in staat de naam van de Verlosser eer toe te brengen. En naarmate zij hun eerste liefde verloren, nam hun kennis toe van wetenschappelijke theorie n, bedacht door de vader der leugen (MS 11, 1906).
2. Zie EGW over Gal. 5:6.
2-6. Het verlies van het talent der liefde. -- Deze boodschap is een voorbeeld van de wijze waarop Gods dienstknechten in deze tijd moeten vermanen. Na het prijzen voor ijverig werk komt de bestraffing om het verlies van het talent van de liefde, dat een uiterst heilig toevertrouwd pand is. Het was Gods liefde, die het gevallen mensdom redde van de eeuwige dood (MS 136, 1902).
4 (2 Petr. 3:18; 2 Joh. 6). Liefde Voor Christus Hoeft Niet te Verslappen. -- “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.” (Statenvert.)
Bij u is bederf, achteruitgang in heilige ijver, geen nalaten van het doel, maar een verlies van het vuur. De eerste liefde van iemand die zich tot Christus heeft bekeerd, is diep, volkomen en vurig. Het is niet noodzakelijk dat deze liefde afneemt naarmate de kennis groeit en meer licht hem bestraalt. Deze liefde moet vuriger worden naarmate hij zijn Heer beter leert kennen....
God is met niet minder dan het gehele hart tevreden. Gelukkig degenen, die van het begin van hun godsdienstig leven af trouw zijn gebleven aan hun eerste liefde, door het groeien in de genade en kennis van onze Here Jezus Christus. Het zekere gevolg van hun omgang en gemeenschap met hun geliefde Heer zal een toename betekenen van hun vroomheid, zuiverheid en ijver. Zij ontvangen een goddelijke opvoeding en dit blijkt uit hun leven van ijver, van vuur en inspanning....
Het is onze taak om onze speciale tekortkomingen en zonden, die duisternis en geestelijke zwakheid veroorzaken en onze liefde doven, te kennen (RH 7 juni, 1887).
4, 5 (zie EGW over Openb. 3:14-18; 1 Kon. 11:4). Geestelijk gevallen, zonder zich daarvan bewust te zijn. -- Met het oog op de vele genoemde deugden is de aanklacht die tegen de gemeente van Efeze wordt ingebracht, treffend: “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.” (Statenvert.) Deze gemeente is rijk begunstigd. Ze was gesticht door de apostel Paulus. In dezelfde stad bevond zich de tempel van Diana, die wat schoonheid betrof, een van de wereldwonderen was. De gemeente van Efeze had met grote tegenstand te maken en sommige van de eerste christenen leden vervolging; toch wendden juist sommigen van deze mensen, zich af van de waarheden die hen met Christus’ volgelingen hadden verenigd, terwijl ze in plaats daarvan de zich mooi voordoen- de dwalingen, door Satan uitgedacht, aannamen.
Deze verandering wordt voorgesteld als een geestelijke val. “Gedenk dan van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken” - zoals aangeduid in de voorgaande verzen. De gelovigen beseften hun geestelijke val niet. Zij wisten niet welke verandering in hun harten had plaats gevonden en dat zij zich moesten bekeren omdat ze niet langer hun eerste werken deden. Maar God riep hen in Zijn barmhartigheid op om zich te bekeren, om terug te keren naar hun eerste liefde en naar de werken, die altijd het gevolg zijn van ware, christelijke liefde (MS 11, 1900).
Het verlies van liefde een zedelijke val. -- Het verlies van de eerste liefde wordt omschreven als een zedelijke val. Het verlies van deze liefde wordt voorgesteld als iets dat heel het godsdienstige leven zal beïnvloeden. God zegt van hen, die deze liefde hebben verlaten, dat Hij bij hen zal komen en hun kandelaar van zijn plaats zal wegnemen, tenzij zij zich bekeren (MS 1, 1906).
6 (Judas 4). De Zonden der Nicolaïeten. -- Verandert deze zonde (van ons) net als de zonde der Nicolaïeten Gods genade in losbandigheid? (RH 7 juni, 1887).
(Rom. 3:31). De Leer der Nicolaïeten. -- Nu wordt overwegend geleerd dat het evangelie van Christus de wet van God teniet heeft gedaan; dat wij door “te geloven” bevrijd zijn van de noodzaak om daders des Woords te zijn. Maar dit is de leer der Nicolafeten, die Christus zo ongenadig veroordeelde (ST 2 jan. 1912).
7 (Openb. 22:2) De bladeren van de boom des levens. -- Openbaring 2:7 aangehaald). Moeten wij wachten tot wij opgenomen zijn eer wij van de bladeren van de boom des levens kunnen eten? Wie de woorden van Christus opneemt in zijn hart, weet wat het zeggen wil te eten van de bladeren van de boom des levens (Joh. 6:33-63 aangehaald).
Als de gelovige door gemeenschap met de Geest zijn hand op de waarheid zelf kan leggen en deze op prijs kan stellen, eet hij het brood dat uit de hemel neerdaalt. Het leven van Christus wordt het Zijne en hij stelt het grote offer dat voor het zondig mensdom gebracht is, op prijs.
De kennis die van God afkomstig is, is het brood des levens. Het zijn de bladeren van de boom des levens, die dienen tot genezing van de volkeren. De stroom van geestelijk leven doortrilt het hart als de woorden van Christus worden geloofd en in praktijk worden gebracht. Op deze wijze worden wij één met Christus. De zwakke ervaring wordt gesterkt. Het eeuwige leven is voor ons als wij het begin van ons vertrouwen tot het einde toe vasthouden.
Alle waarheid moet worden aanvaard als het leven van Jezus. De waarheid reinigt ons van alle onreinheid en maakt het hart gereed voor de aanwezigheid van Jezus. Christus, de hoop der heerlijkheid, krijgt gestalte in ons (MS 103, 1902).
7, 11, 17, 29 (Openb. 3:6, 13, 22). De oren gesloten voor dwaasheid en onzin. -- “Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.” Als u “hoort wat de Geest tot de gemeenten zegt” en nadenkt over het onderricht dat hen wordt gegeven, zullen uw oren gesloten zijn voor de dwaasheid en onzin die u omringen. U zult deze dingen niet horen en herhalen en er niet naar hunkeren. Als Christus de honger van het hart bevredigt, zijn deze oppervlakkigheden voor u onsmakelijk en weerzinwekkend. U koestert niet het verlangen u erin te verlustigen, maar in plaats daarvan zult u het brood des levens kiezen (MS
92, 1901).
9. De synagoge van Satan.-- Christus spreekt over de gemeente waarover Satan heerst als de synagoge van Satan. De leden ervan zijn de kinderen der ongehoorzaamheid. Dat zijn degenen, die de zonde kiezen, die werken om Gods heilige wet teniet te doen. Het is Satans werk om kwaad met goed te vermengen en het onderscheid tussen goed en kwaad weg te nemen. Christus wenst een gemeente die werkt om het kwade van het goede te scheiden, waar de leden niet gewillig het verkeerde zullen dulde, maar het uit hart en leven zullen verdrijven (RH 4 dec. 1900).
10. Kronen door Christus gschonken.-- Op die dag van uiteindelijke beloning en straf zullen zowel heiligen als zondaars in Hem, die gekruisigd was Degene herkennen die Rechter is over alle levenden. Elke kroon, die aan de heiligen des Allerhoogsten wordt gegeven, wordt gegeven door de handen van Christus - die handen, die door de wrede priesters en oversten waren veroordeeld om aan het kruis te worden genageld. Alleen Hij kan aan de mensen de vertroosting van het eeuwige leven schenken (RH 22 nov. 1898).