01 Openbaring
Openbaring 1
Verse 1, 2 (2 Petr. 2:1; 1 Joh. 4:1). De Beheerder van de goddelijke Openbaring.-- (Openb. 1:1, 2 aangehaald). De gehele Bijbel is een openbaring; want alle openbaringen aan de mensen komen door Christus, en alles vindt zijn middelpunt in Hem. God heeft tot ons gesproken door Zijn Zoon, wiens eigendom wij zijn door schepping en verlossing. Christus kwam naar Johannes die naar het eiland Patmos verbannen was, om aan hem de waarheid voor deze laatste dagen te geven, om hem de dingen te tonen die weldra zouden geschieden. Jezus Christus is de grote Beheerder van de goddelijke openbaring. Door Hem weten wij waarnaar wij moeten uitzien in de laatste gebeurtenissen van deze wereldgeschiedenis. God gaf deze openbaring aan Jezus Christus en Christus gaf deze door aan Johannes.
Johannes, de geliefde discipel, werd gekozen om deze openbaring te ontvangen. Hij was de laatst overlevende van de eerst gekozen discipelen. Onder de nieuwtestamentische bedeling werd hij geëerd zoals de profeet Daniël geëerd werd onder de oudtestamentische bedeling.
Het onderricht dat aan Johannes moest worden meegedeeld, was zo belangrijk, dat Christus uit de hemel kwam om het aan Zijn dienstknecht te geven en hem zei, het naar de gemeenten te sturen. Dit onderricht moet het onderwerp zijn van onze zorgvuldige studie onder gebed, want wij leven in een tijd waarin mensen, die zich niet door de Heilige Geest laten instrueren, verkeerde theorieën naar voren zullen brengen. Deze mensen hebben vooraanstaande posities gekregen en hebben ambitieuze projecten die zij willen uitvoeren. Zij trachten zichzelf te verheffen en de hele gang van zaken tot een ommekeer te brengen. God heeft ons speciale aanwijzingen gegeven om voor zulke mensen op onze hoede te zijn. Hij gebood Johannes om datgene wat in de laatste dagen van deze wereldgeschiedenis zou plaats vinden, in een boek te schrijven (MS 129, 1905).
1-3. De Openbaring een geopend boek. -- Velen hebben de gedachte gekoesterd dat de Openbaring een verzegeld boek is en willen geen tijd besteden aan de studie van de verborgenheden daarin. Zij zeggen dat ze moeten zien naar de heerlijkheid van de verlossing en achten de verborgenheden, aan Johannes op het eiland Patmos geopenbaard, minder de moeite van het overdenken waard. Maar God beschouwt dit boek niet op deze wijze.... De Openbaring maakt aan de wereld bekend wat er geweest is, wat er is en wat er komen zal; het is bedoeld als onderricht voor ons, op wie de einden der eeuwen gekomen zijn. Dit boek moet met eerbiedig ontzag worden bestudeerd. Wij zijn bevoorrecht te weten wat tot onze lering dient....
De Here zelf openbaarde aan Zijn dienstknecht Johannes de verborgenheden van de Openbaring en het is Zijn bedoeling dat deze open zullen zijn tot studie van een ieder. In dit boek worden tonelen geschilderd die nu tot het verleden behoren, terwijl sommige van eeuwigheidsbelang zijn die nu om ons heen plaatsvinden; andere profetieën zullen pas in het einde van de tijd volledig in vervulling gaan, als de laatste grote strijd tussen de machten van het kwaad en de Vorst des hemels zal plaats vinden (RH 31 aug. 1897).
8. Zie EGW over 1 Kor. 15:22, 45.
9. Metgezellen van Johannes op Patmos.-- Johannes werd naar het eiland Patmos gezonden waar hij, gescheiden van zijn metgezellen in het geloof, volgens de mening van zijn vijanden zou sterven door ontbering en veronachtzaming. Maar zelfs hier maakte Johannes vrienden en bekeerlingen. Zij meenden dat zij de getrouwe getuige eindelijk daar hadden gebracht, waar hij Israel of de goddeloze heersers van de wereld niet langer kon verontrusten.
Maar het gehele hemelse universum zag de gevolgen van de strijd met de bejaarde discipel en zijn scheiding van zijn metgezellen in het geloof. God, Christus en de hemelse heerscharen waren de metgezellen van Johannes op het eiland Patmos. Van hen kreeg hij onderricht dat hij meedeelde aan degenen die evenals hij, van de wereld afgezonderd. Daar schreef hij de visioenen en openbaringen op, die hij van God ontving en die spraken over de dingen die zouden plaatsvinden in de slotperiode van deze wereldgeschiedenis. Als zijn stem niet langer van de waarheid zou getuigen, als hij niet langer kon getuigen van Hem, die hij liefhad en diende, zouden de boodschappen die hij op die rotsachtige, woeste kust kreeg, schijnen als een brandende lamp (MS 150, 1899).
(1 Joh. 1:1-10). Heerlijke waarheden aan Johannes toevertrouwd. -- Dikwijls worden de beste mensen, die door God worden gebruikt om Zijn naam te verheerlijken, niet door de menselijke wijsheid erkend, maar God vergeet ze geen enkel moment. Toen Johannes naar het eiland Patmos verbannen werd, meenden velen dat zijn werk tot het verleden behoorde, dat hij een oude gebroken rietstok was die elk moment kon vallen. Maar het dacht de Here goed hem op dat eenzame eiland waar Zijn dienstknecht gevangen zat te gebruiken. De wereld en de fanatieke priesters en oversten waren blij dat ze eindelijk bevrijd waren van zijn altijd weer nieuwe getuigenis (1 Joh. 1:1-3 aangehaald).
Dit gehele hoofdstuk staat vol moed, hoop, geloof en zekerheid. Het was juist om dit getuigenis, zo verbazingwekkend voor hen die Christus liever vergaten, die de gekruisigde Verlosser haatten, die door hen was verworpen, dat zij wilden dat die stem niet langer gehoord zou worden, dat zijn getuigenis niet langer een aanklacht zou zijn tegen hun boze daden, door de Heer der heerlijkheid te kruisigen. Maar zij konden hem nergens brengen, waar Zijn Heer en Zaligmaker Jezus Christus hem niet kon vinden.
De dienstknechten van Christus die waarachtig en trouw zijn, werden wellicht niet erkend en geëerd door de mensen.... maar de Here zal hen eren. God vergat hen niet. Hij zal hen eren met Zijn aanwezigheid omdat zij waarachtig en trouw zijn gebleken. Zij die in het werk van God oud zijn geworden, bezitten een ervaring van grote waarde voor de gemeente. God eert zijn dienstknechten die in Zijn dienst oud zijn geworden. De heerlijkste waarheden over de laatste hoofdstukken van deze wereldgeschiedenis werden gegeven aan de bejaarde discipel die Jezus liefhad (MS 109, 1897).
9, 10 (Ps. 71:9; 92:14; Jes. 46:4). De laatste jaren van Johannes. -- Nadat Johannes oud geworden was in de dienst van de Heer werd hij naar Patmos verbannen. En op dat eenzame eiland had hij meer omgang met de hemel dan hij in het overige deel van zijn leven had gehad (RH 26 juli, 1906).
De bejaarde vertegenwoordiger van Christus werd verbannen opdat zijn getuigenis niet langer gehoord zou worden; want het was een levende kracht ten goede. Maar hoewel hij van zijn broeders gescheiden was, werd hij opgezocht door Christus, die hij na diens hemelvaart niet meer had gezien (RH 16 mei, 1899).
9-15. Gods plan voor de toekomst. -- De hand van de vervolging drukt zwaar op de apostel. Hij wordt verbannen naar het eiland Patmos “om het Woord Gods en getuigenis van Jezus.” Hij schrijft: “Ik kwam in vervoering des Geestes op de dag des Heren.” Hij werd met een onuitsprekelijke blijdschap vervuld, want het was, alsof de hemel boven hem geopend was. In duidelijke, heldere toon sprak een stem tot hem, zeggende: “Ik ben de Alpha en de Omega, de eerste en de laatste.” Toen hij zich omkeerde, zag hij zijn Meester, met wie hij had gewandeld en gesproken in Judea en aan wiens borst hij had geleund.
Maar o! hoe veranderd is Zijn voorkomen! Johannes had gezien hoe Hij bekleed was met een oude purperen mantel en met doornen gekroond. Nu is Hij gekleed in een gewaad van hemelse heerlijkheid en omgord met een gouden gordel. Terwijl Johannes Zijn voorkomen beschrijft, zegt hij: “Zijn hoofd en haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen als een vuurvlam; zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en Zijn stem was als het geluid van vele wateren”.......
Gods plan voor de toekomst werd aan Johannes onthuld. De heerlijkheid van de hemel werd voor zijn verrukte blik geopend. Hij zag de troon van God en hoorde lofliederen vol blijdschap door de hemel weerklinken. Als wij zijn beschrijving lezen, van wat hij in zijn visioen zag, verlangen wij ernaar samen met de verlosten in Gods tegenwoordigheid te staan.
Er was een halve eeuw verlopen sedert Jezus was opgevaren om Zijn gemeente aan God voor te stellen en woningen te bereiden voor Zijn getrouwen. Hij had zijn volk nog steeds lief, want Hij kwam naar zijn bejaarde dienstknecht om hem Gods plannen voor de toekomst te openbaren.
Op het ruwe, verlaten eiland werd Johannes alleen gelaten met God en met zijn geloof. Hier had hij temidden van de rotsen en klippen omgang met Zijn Maker. Hij overzag het leven dat achter hem lag en bij het denken aan de zegeningen die hij uit Gods hand had ontvangen, vervulde vrede zijn hart. Hij had het leven van een christen geleid en kon in geloof zeggen: “Het is wel met mijn ziel.” Dat was niet het geval met de keizer, die hem had verbannen. Die kon alleen maar terugzien op slagvelden en bloedvergieten, op verwoeste huizen en schreiende weduwen en wezen - het resultaat van zijn eerzuchtig streven naar oppergezag (MS 99, 1902).
10. Christus verschijnt op de Sabbat. -- De Sabbat, die God in het paradijs had ingesteld, was voor Johannes op het eenzame eiland even kostbaar als toen hij zich met zijn metgezellen in steden en dorpen bevond. De kostbare beloften, die Christus aangaande deze dag had gegeven, herhaalde hij en maakte daarop aanspraak als voor hem gegeven. Het was het teken voor hem dat God zijn God was.... Op de Sabbatdag maakte de opgestane Heiland zijn tegenwoordigheid aan Johannes bekend (Openb. 1:10- 13, 17, 18 aangehaald).
De vervolging van Johannes werd een middel tot genade. Patmos straalde door de heerlijkheid van een opgestane Heiland. Johannes had Christus in menselijke gedaante gezien, met de littekenen van de spijkers in Zijn handen en voeten - littekenen die altijd zullen zijn tot zijn heerlijkheid. Nu mocht hij opnieuw Zijn opgestane Heer aanschouwen, met zoveel heerlijkheid bekleed als een mens kan zien en leven. Wat was dat een geweldige Sabbat voor de eenzame banneling, die altijd kostbaar was geweest in het oog van Christus, maar nu meer dan ooit verheven! Nooit eerder had hij zoveel van Jezus geleerd! Nooit eerder had hij zulke verheven waarheden gehoord! (YI 5 april, 1900).
16, 20. Zie EGW over Openb. 2:1, 1-5.
18, 20 (Joh. 1:1-3). De inzichzelf bestaande, onveranderlijke. -- (Openb. 1:18-20 aangehaald). Dit zijn wonderbaar plechtige en betekenisvolle uitspraken. Het was de Bron van alle barmhartigheid en vergeving, van vrede en genade, de In zichzelf Bestaande, de Eeuwige, de Onveranderlijke, die Zijn verbannen dienstknecht op het eiland Patmos bezocht (MS 81, 1900).