03 Ezau verslagen door zijn eetlust

(1866) 2T 38
232.
Ezau verlangde naar zijn lievelingsgerecht, en hij offerdezijn eerstgeboorterecht op om aan zijn eetlust te kunnen toegeven. Ennadat hij zijn begerige honger had gestild, zag hij zijn dwaasheid in, maarvond geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht. (Vgl.Hebreeën 12:17) Zeer velen zijn net als Ezau. Hij vertegenwoordigt eenklasse die een speciale en kostbare zegen binnen hun bereik hebben - hetbeërven van onsterfelijkheid, van een leven dat net zolang zal duren alshet leven van God, de Schepper van het heelal, van onmetelijk geluk envan een eeuwige bekleding met eer ~ maar die zó lang de bevrediging vanhun eetzucht, hartstochten en neigingen hebben gezocht, dat hunvermogen om de waarde van eeuwige zaken te kunnen onderscheiden ente kunnen waarderen afgezwakt is.

Ezau verlangde bijzonder sterk naar dat ene gerecht en hij was alzó lang toegeeflijk geweest voor zichzelf, dat hij de noodzaak niet inzagom zich van die aanlokkelijke, begeerlijke schotel af te keren. Hij dachterover, zonder zich bijzonder in te spannen om zijn eetlust te beheersen.Totdat de macht van die eetlust iedere andere overweging opzij zette enhem zó ging beheersen, dat hij zich inbeeldde dat hij zwaar zou lijden, jazelfs zou sterven, als hij die ene schotel niet zou krijgen. En hoe meer hijerover dacht, hoe sterker zijn verlangen werd, totdat zijn geboorterecht,een heilige zaak, al zijn waarde en heiligheid had verloren.