02 De twee wegen
En ik zag en andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en natie; en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.
En een andere, een tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken. En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toom; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.” Openb. 14:6-11.
Hier wordt een groep mensen beschreven die het beest en zijn beeld aanbidden, en daarom zullen moeten drinken van de wijn van Gods gramschap. Tegenover deze groep staat nog een andere groep, hoewel veel kleiner. En daarvan staat geschreven in vers 12: “Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus “Hierna zag ik een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht. En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte, omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid. En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen:
“Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar Zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht. Vergeldt haar, gelijk ook zij vergolden heeft, en geeft haar dubbel naar haar werken; mengt haar het dubbele in de beker, die zij gemengd heeft; geeft haar zoveel pijniging en rouw, als zij heerlijkheid en weelde genoten heeft. Want zij zegt in haar hart: “Ik troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien. Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en hongersnood, en zij zal net vuur verbrand worden; want sterk is de Here God, die haar geoordeeld heeft.” Openb.18:1-8.
“Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken - zegt de Here der heerscharen - welke hun wortel noch tak zal overlaten. Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag die Ik bereiden zal, zegt de Here der heerscharen.” Maleachi 4:1-3.
Na de zondeval is er heel wat veranderd in deze wereld. Was de wereld eens gelukkig, na de zondeval kende men dat geluk niet meer, maar veranderde deze wereld in een dramatische wereld. De ene drama volgde de andere op: Moord en doodslag, oorlogen, natuurrampen zoals aardbevingen, hongersnoden en overstromingen, rampen door de mens veroorzaakt, en haat en nijd bij de mensen onderling. Ja, de wereld is geestelijk uit zijn balans geraakt. En dat alles omdat men de God van de liefde heeft verlaten. En wie de God van de liefde verlaten, hebben daarmee zelf ook de liefde verlaten, want God is liefde. (1 Joh. 4:7-8). En waar liefde ontbreekt daar heerst geweld, want waar liefde heerst is geen geweld. De meeste drama’s van deze wereld zijn dan ook terug te leiden naar het tegenovergestelde van liefde, nl. liefdeloosheid.
Maar het grootste drama aller tijden moet nog komen, namelijk de dag des Heren, oftewel de dag van het oordeel. (Jer. 30:23-24; Zef. 1:2-3, 14-18). Omdat God geen behagen heeft in de dood van de goddelozen, maar veeleer daarin, dat de goddelozen zich bekeren van hun boze wandel en daardoor zullen leven (Ezech. 18:23; 33:11), geeft God hen dan ook de volgende boodschap: “Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, voordat het besluit tot uitvoering komt - als kaf gaat een dag voorbij - voordat over u komt de brandende toorn des Heren, voordat over u komt de dag van de toorn des Heren.” Zef. 2:1-2. (Hand.3:19-20). Ja, de wereld spoedt zich naar het grootste drama aller tijden, want “de dag des Heren” is dichter nabij dan deze wereld ook maar enigszins zou vermoeden. Ja, nog een korte tijd kunnen de goddelozen, ongelovigen en naam- christenen van deze zondige wereld gaan genieten; want God, de Schepper van hemel en aarde, zal zeer spoedig een eind gaan maken aan de huidige stand van zaken. Dan zal Hij Zijn vernietigende toorn, welke onvermengd is met genade, gaan uitgieten over de wereld die naar Zijn Woord niet heeft willen luisteren.
Tot de ongehoorzame wereld zou ik dan ook willen zeggen, dat, indien zij toch niet van plan zijn zich te bekeren, dan nog maar zoveel mogelijk van deze wereld moeten gaan genieten, want spoedig zal de tijd zijn aangebroken dat er op deze wereld niets meer te genieten zal vallen. Te dien tijde zullen zelfs de goddelozen en ongelovigen tot geloof komen, wanneer zij Jezus Christus zullen zien verschijnen op de wolken des hemels, in Zijn volle glorie; maar dat geloof zal hen dan niet meer kunnen redden van de totale ondergang.
Maar het merkwaardige is, dat God niet alleen een boodschap heeft voor de schaamtelozen, naar dat Hij ook voor Zijn eigen volk een zeer bijzondere boodschap heeft. Deze boodschap houdt zelfs een waarschuwing in. Deze waarschuwende boodschap luidt — zoals u zo-even al hebt kunnen lezen in Openbaring achttien: “Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.” (vers 4). Wat zou eigenlijk de reden zijn waarom God aan Zijn eigen volk een waarschuwing moet geven? Waaruit moeten zij gaan?
Zij moeten zich los gaan maken van alle mensengeboden en zich volledig keren tot het Woord van God en Zijn geboden.
(In de loop der eeuwen heeft het Woord van God in de kerken in vele opzichten plaats moeten maken voor geboden en inzettingen van mensen - vandaar ook Gods waarschuwing in het laatst der dagen).
Wanneer zij, die belijden Christenen te zijn, vast blijven houden aan geboden en inzettingen van mensen, dan zullen zij daarmee God tevergeefs eren, en wie God tevergeefs eren, zullen tevergeefs hun zielen redden. Hun toestand zal dan gelijk zijn aan dat van de goddelozen; immers, de goddelozen zijn ongehoorzaam aan het Woord Gods; maar Christenen die geboden en inzettingen van mensen boven het Woord van God stellen, zijn in werkelijkheid ook ongehoorzaam aan het Woord Gods. Deze mensen bedriegen zichzelf. IJdel is hun hoop, ijdel zullen dan ook de gevolgen zijn, tenzij zij acht zullen slaan op Gods waarschuwing en volledig terug zullen keren tot Zijn Woord. Laten zij dit na, dan hebben zij net zo goed deel aan de zonden van de wereld als de goddelozen, met als gevolg dat ook zij zullen ontvangen van haar vernietigende plagen, want God geeft Zijn volk niet zomaar een waarschuwing.
Zoals ik reeds schreef, zijn er in de loop der eeuwen heel wat geboden en inzettingen van mensen de kerken binnengedrongen. En de kerken verkondigen dit als het Woord van God, terwijl het dus eigenlijk helemaal niet het Woord van God is. Jezus zegt in dit geval, dan ook terecht, dat zij Hem tevergeefs eren, omdat zij leringen leren die geboden van mensen zijn, en dat zij daardoor Gods Woord krachteloos hebben gemaakt. (Marc. 7:7—9, 13). En wie Jezus tevergeefs eren, die zullen zeer zeker verloren gaan.
De profeet Maleachi heeft gezegd — zoals u in het begin ook al hebt kunnen lezen — dat God alle goddelozen en overmoedigen zal gaan vernietigen. (Mal. 4:1). Wat goddelozen zijn, weten wij wel; maar wie zijn dan de overmoedigen?
Dat zijn o.a. de evangelie – die – naren die zo overmoedig hebben durven zijn, dat zij Gods Woord aan de mensen hebben onttrokken, en daarvoor in de plaats het woord van dwalende mensen hebben gegeven. Vele van deze zgn. evangeliedienaren zullen bij de wederkomst van Christus zelfs tot Hem zeggen: “Here, Here, hebben wij niet in Uw dienst gestaan?” Matth. 7:22. Maar dan zal Jezus openlijk tot hun zeggen: “Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.” vers 23. Let wel! Het gaat hier dus om mensen die door het leven gaan als dienaren van God, maar die zich niet houden aan het Woord van God.
Jezus zal dan ook verder tegen hen zeggen: “Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?” Luc. 6:46. “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is.” Matth. 7:21.
U bemerkt dus wel dat het volbrengen aan de wil van God zeer belangrijk is. In de Bijbel kunnen wij dan ook verder lezen, dat degenen die zich volledig houden aan de geboden Gods, het geloof in Jezus bewaren en in het bezit zijn van het getuigenis van Jezus, oftewel de Geest der Profetie, kinderen Gods genoemd zullen worden. (Openb. 12:17; 14:12; 19:10).
Geloven in de Zoon van God en in het bezit zijn van de Geest der Waarheid, dat is ook de Geest van de liefde, zijn de kenmerken van, Gods volk. Tegen deze groep zal Jezus dan ook hij Zijn wederkomst zeggen: “Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Matth. 25:31-34.
God heeft door Zijn Woord duidelijk te kennen gegeven dat er vele valse profeten en valse leraren zouden opstaan, en dat niet alleen, maar ook dat zij velen zouden verleiden (Matth. 24:11,23-24; 2 Petr. 2:1-3; 2 Tim. 4:3-4), en dat is niet zo mooi. Hoe kan men nu weten wie dienstknechten van God zijn en wie valse dienstknechten zijn?
Dat kan men te weten komen door hun woorden en daden te gaan toetsen aan de inhoud van de Bijbel. Jezus zei: “Zo zult gij hen dan aan hun vruchten Matth. 7:20. Indien iemand zegt, dat hij Gods Woord verkondigt, maar zijn woorden niet te vinden zijn in de Bijbel, dan is hij een grote leugenaar en misleider; dat durf ik met een gerust hart te zeggen. Durven uw voorgangers dat ook? Vraag het hun eens. Valse dienstknechten zoeken meestal hun eigen eer en aanzien. Zij willen dat “hun” volgelingen de woorden die zij verkondigen als waarheid, klakkeloos ook als zodanig aan zullen gaan nemen. Doen zij dit niet, dan voelen zij zich in hun eer aangetast. Hun woord is immers Gods Woord, zo zeggen zij; daar behoeft men niet aan te twijfelen. Nou, als ik in hun plaats stond, dan zou ik het toch maar eens gaan onderzoeken, want in de Bijbel staat geschreven:
“Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt, en gezegend is de man die op de Here vertrouwt.” Jer. 17:5,7.
Hebt u wel eens nagedacht over de volgende woorden van Jezus? Hij heeft eens gezegd: “Wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit.” Matth. 12:30.
En het bewijs daarvan is wel zeer duidelijk geleverd, want bent u zich er wel goed van doordrongen hoe het in werkelijkheid met de christelijke wereld is gesteld? De Christenen zitten verstrooid over een paar honderd verschillende geloofsrichtingen. En wat mag hiervan dan wel de reden zijn? Omdat alle evangeliedienaren zich zo stipt aan het Woord van God houden?
En moeten wij dat geloven? (Zie ook Jer. 10:21; 23:1,22). Indien dit werkelijk het geval zou zijn, dan zouden de Christenen niet zo verstrooid zitten onder verschillende groeperingen, met elk hun eigen geloof, maar dan zou er een hechte éénheid bestaan, een éénheid van: één Here, één geloof, één doop één God - dat is de vrucht van de verkondiging van het ware Evangelie. (Efez. 4:1-6). Maar neen, de heren evangeliedienaren zoeken liever hun eigen eer en aanzien in plaats die van hun Zender, zoals zij zeggen. Indien zij werkelijk de eer van God hadden gezocht, dan zouden zij ook alleen Zijn Woord aan de wereld hebben bekendgemaakt. Maar neen, zij gaan liever verstrooien, en dat terwille van hun eigen eer, terwille van de overleveringen der mensen. (Rom.16:17-18; Fil.2:21; Rom.2:5-8).
De apostel Johannes heeft gezegd, dat het niet nodig is, dat iemand ons moet onderwijzen betreffende de dingen Gods, maar dat wij de Heilige Geest hebben ontvangen (1 Joh.2:24-27), en de Heilige Geest leert ons de weg tot de volle waarheid. (Joh.16:5-15). En Jezus zei, dat wie uit God is, ook naar Zijn Woorden zullen horen, en dat wie niet uit God is, niet naar Zijn Woorden zullen horen. (Joh.8:47).
Wiens woord acht u hoger: het Woord van God of het woord van mensen? Bedenk dat God waarachtig is, en de mens leugenachtig. (Rom.3:3-4,11-12). Beschouw daarom voor alle zekerheid alle mensen als leugenaars en stel uw vertrouwen volledig op Gods Woord; dan pas hebt u zekerheid, en die zekerheid voert ten eeuwigen leven. (Jer. 9:4—5; 17:5,7). Daarom, indien u zich werkelijk interesseert voor het eeuwige leven, houdt u zich dan volledig aan het Woord van God, (Matth. 7:21), tenzij u natuurlijk liever genoegen mocht nemen met het ijdele van dit leven.
Wij hebben de keus uit twee wegen: De brede weg die tot het verderf leidt en de smalle weg die ten eeuwigen leven leidt. (Matth. 7:13-14). De brede weg wordt bewandeld door mensen die geestelijk blind zijn. (Blinden hebben nu eenmaal een brede weg nodig om er niet voortijdig af te vallen, en daardoor bemerken zij niet dat zij op de verkeerde weg zitten).
De toekomst van deze mensen ziet er dan ook niet al te rooskleurig uit. De smalle, maar verlichte weg, wordt bewandeld door mensen met geopende ogen. Deze mensen hebben niet blindelings vertrouwd op de woorden van hun voorgangers, maar die zijn zelf op onderzoek uitgegaan. Deze mensen wacht dan ook eeuwige vreugde. Zou u niet liever tot deze laatste groep willen behoren?
Als dit het geval is, blijf dan verder lezen naar hetgeen ik u te zeggen heb, maar stel in geen geval uw vertrouwen in mij; het mocht eens zijn dat ook ik een misleider kon zijn. In de Bijbel kunnen wij zelfs lezen dat God geen vertrouwen stelt in Zijn dienaren. (Job 4:18). Zou u er dan wel vertrouwen in stellen?
Daarom: vergelijk ook mijn woorden met de inhoud van de Bijbel. Niemand mag dus ooit in een mens zijn vertrouwen gaan stellen als het om Gods Woord gaat, want een ieder zal voor zichzelf rekenschap moeten geven. (Rom.14:12). God heeft Zijn - Woord duidelijk te boek gesteld voor de mens. Het Woord van God — dat door de mens verkondigd wordt — moet dan ook getoetst worden aan de inhoud van de Bijbel. Indien dit overeenkomt met hetgeen in de Bijbel staat vermeld, dan pas kan men het als waarheid gaan aannemen, en vooral niet eerder! Maar indien het woord van de mens niet in overeenstemming is met het Woord van de Bijbel, zo dient men dit dan te gaan verwerpen, want dan is dit niet het Woord van God. De Bijbel dient daarom dan ook als de enige richtsnoer voor het leven te worden genomen. Temeer, omdat de verdraaiingen ogenschijnlijk veel op de waarheid lijken, en dat zal u bij het lezen van dit boek dan ook wel zeer duidelijk gaan worden