De Messias het ware Israël
In Genesis hoofdstuk 32 vinden wij het verhaal van Jakob de kleinzoon van Abraham die worstelt met een engel. Als gevolg van deze worsteling wordt de naam van Jakob veranderd. Hij krijgt van God de naam Israël. Om dit goed te begrijpen moeten we de achtergrond van deze ontmoeting bestuderen in Genesis 27.
Toen Isaak oud geworden was, werden zijn ogen zo verzwakt, dat hij niet zien kon. Hij besloot om Esau, zijn eerstgeborene, te zegenen voordat hij zou sterven. Hij stuurde Esau erop uit om een stuk wild te schieten en voor hem te bereiden. Rebekka, de vrouw van Isaak, hoorde hiervan, maar zij had andere plannen. Zij besefte het belang van de zegen en wilde die zegen voor haar jongere zoon, Jakob. Terwijl Esau op jacht was, bereidde zij een smakelijk gerecht voor Isaak, en overtuigde Jakob om dit naar zijn vader te brengen en zich als Esau voor te doen. Toen Jakob deze maaltijd bij zijn vader bracht loog hij. “En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben Esau, uw eerstgeborene..” Toen Isaak hem vroeg hoe hij dit dier zo snel gevonden had, loog Jakob opnieuw: “Omdat de Here, uw God, mij deed slagen.” Isaak was nog steeds niet zeker en vroeg nogmaals: “Zijt gij inderdaad mijn zoon Esau zelf?” Jakob loog voor de derde keer, “En hij zeide: Ja”. Isaak geloofde de leugen en gaf Jakob de zegen voor de eerstgeborene.
Vlak daarna kwam Esau terug van de jacht en toen besefte Isaak dat hij bedrogen was. Hij zei tegen Esau: “Uw broeder is met bedrog gekomen en heeft uw zegen weggenomen.” En Esau haatte Jakob en hij besloot hem te doden. Rebekka hoorde van dit voornemen en stuurde Jakob naar haar familie in Haran, waar Jakob 20 jaar bleef. Jakob zag zijn moeder nooit meer terug.
Genesis hoofdstuk 32 beschrijft wat er na die 20 jaar gebeurt, wanneer Jakob op weg terug naar huis is. Jakob had veel volk en vee bij zich. Hij stuurde boodschappers naar Esau om hem te laten weten dat hij vrede en verzoening zocht. Maar toen deze boodschappers terug kwamen vertelden ze hem dat Esau onderweg was naar hem toe en dat hij 400 mannen bij zich had. Jakob werd zeer bevreesd en het werd hem bang te moede. Hij voelde zich zeer schuldig over zijn bedrog in het verleden en hij verdeelde het volk en het vee dat bij hem was in twee groepen. Toen stond hij die nacht op en bleef alleen achter om God te smeken om vergeving en verlossing.
“En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak.” Jakob dacht dat het een vijand was en streed de hele nacht voor zijn leven. Toen de dag aanbrak openbaarde deze vreemdeling zich niet als een vijand maar als iemand die van de hemel gezonden was. Hij sloeg hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde. Plotseling besefte Jakob dat deze machtige man mogelijk zijn enige hoop was. Gebroken en hulpeloos klampte hij zich aan hem vast en zei: “Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. Toen zeide hij: uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht.”
Dit is de eerste keer dat de naam Israël in de Bijbel genoemd wordt. In die tijd betekende iemands naam meer dan nu. De naam was vaak een beschrijving van het karakter. Jakob betekende letterlijk ‘bedrieger’. Toen Esau erachter kwam dat Jakob hem bedrogen had zei hij tegen Isaak: “Noemt men hem niet terecht Jakob, omdat hij mij nu al tweemaal bedrogen heeft.” De naam Jakob was dus een beschrijving van zijn zondige karakter. Toen de engel vroeg: Hoe is uw naam? Wist hij het antwoord al. Maar hij wilde dat Jakob zijn eigen naam zou zeggen, omdat dit een nederige belijdenis en een afkering van zijn zonde betekende. Jakob had werkelijk berouw en gaf zich volledig over aan de genade van God. Het antwoord “Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël”, liet zien dat God hem een nieuw karakter had geschonken. De naam Israël werd aan Jakob gegeven toen hij God overwonnen had.
Het woord Israël betekent letterlijk: Yisra(h) = hij strijdt of hij heerst en El = God. God geeft de betekenis van de naam Israël, “hij strijd met God” of “hij heerst met God” of “hij heeft God overmocht”.
Hosea laat zien dat de engel waarmee Jakob streed, God was. “De Here heeft een rechtsgeding met Juda; Hij gaat Jakob straffen voor zijn wandel, naar zijn daden zal Hij hem vergelden. In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn mannelijke kracht streed hij met God. Hij streed met een engel en overwon. Hij weende en smeekte Hem om genade.” Hosea 12: 3-5.
“En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zeide hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.” Deze woorden getuigen van het nieuwe geloof van Jakob. Hij had het vertrouwen dat een goddelijke hand hem zou bewaren wat er ook met hem zou gebeuren, zolang hij zich overgaf aan de wil van God.
Israël had 12 zonen die naar Egypte gegaan zijn. De kinderen van Israël vermenigvuldigden zich in Egypte en werden gedwongen tot slavernij tot de tijd van Mozes. Toen zei God tot Mozes: “Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de Here: Israël is mijn eerstgeboren zoon, daarom zeg Ik u: Laat mijn zoon gaan, opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden.” Exodus 4: 22, 23. Dit is een belangrijke ontwikkeling. De naam Israël wordt door God op het hele volk toegepast. Israël verwijst nu niet alleen naar Jakob, maar ook naar zijn nakomelingen. De natie wordt nu Israël genoemd.
“Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.” Hosea 11: 1. Het was Gods verlangen dat deze nieuwe natie Israël ook overwinnen zou op dezelfde manier als Jakob overwonnen had; door geloof in Hem.
Maar het volk leefde niet volgens de betekenis van die naam, want wij lezen verder: “Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg; aan de Baäls offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers.” Hosea 11: 2.
Ongeveer 800 jaren na de tijd van de profeet Hosea, werd Jezus geboren. “Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodus.” Matteüs 2: 1. Koning Herodus voelde zich bedreigd door de pasgeboren mogelijke rivaal voor zijn troon en hij stuurde soldaten naar Betlehem om alle baby’s te doden. Maar God waarschuwde Jozef in een droom. “Toen zij weggetrokken waren, zie, een engel des Heren verschijnt Jozef in de droom en zegt: Sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar Egypte, en blijf aldaar, totdat Ik het u zeg: want Herodus zal alles in het werk stellen om het kind om te brengen. Hij stond op en nam in de nacht het kind en zijn moeder en week uit naar Egypte, en daar bleef hij tot de dood van Herodus, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.” Matteüs 2: 13-15.
Matteüs citeert hier Hosea 11: 1. Deze tekst verwees in zijn historische context naar de natie Israël toen zij uit Egypte werd geroepen. Maar Matteüs neemt deze tekst en verklaart dat hij vervuld is in Jezus Christus. Hier zien wij een principe dat in het hele Nieuwe Testament wordt toegepast.
Er zijn opmerkelijke parallellen tussen de geschiedenis van Israël en de geschiedenis van Jezus. Daarmee wordt de geschiedenis van Israël een profetie over de Messias.
In de geschiedenis van Israël was er een jonge man genaamd Jozef, die dromen had. Die dromen waren de oorzaak dat Jakob en zijn kinderen naar Egypte gingen. In het Nieuwe Testament is ook een man genaamd Jozef, die dromen had en toen naar Egypte ging.
In Egypte moesten alle mannelijke baby’s gedood worden. In Betlehem moesten ook alle Baby’s gedood worden.
Toen Israël Egypte verliet ging het door de Rode Zee en verbleef daarna 40 jaar in de woestijn. Jezus werd na zijn doop door de Geest naar de woestijn geleid waar Hij 40 dagen verbleef.
De natie Israël werd door God mijn zoon genoemd. Jezus werd ook door God Mijn Zoon genoemd.
Het volk Israël trok door de Jordaan om Kanaän binnen te gaan. Jezus ging aan het begin van zijn openbare optreden door de doop in de Jordaan om alle gerechtigheid te vervullen.
Jakob streed met God bij Pniël. Jezus streed met God in de hof van Getsemane en op Golgotha.
Jakob overwon door geloof. Jezus overwon door geloof.
Jakob werd op zijn heupgewricht geslagen en daardoor werd hij mank voor de rest van zijn leven. Jezus zal de littekens van de kruisiging voor altijd dragen.
Wij zien dat Jezus de geschiedenis van Israël stap voor stap herhaalt en dat Hij overwint waar zij hebben gefaald. Hij wordt het Nieuwe Israël, de overwinnaar, de Man die alle zonde overwint.
Nadat Jezus een groot aantal mensen genezen heeft zegt Hij:
“… en Hij verbood hun ten strengste Hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, toen hij zeide: Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen. Hij zal niet twisten of schreeuwen, en niemand zal op de pleinen zijn stem horen. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven, voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht.” Matteüs 12: 16-20. Hier doet Matteüs opnieuw wat hij eerder deed met Hosea 11: 1. Hij citeert Jesaja 42: 1-3, waar in de oorspronkelijke context, verwezen wordt naar Gods knecht en dat was Israël. Zie Jesaja 41: 8. Onder de inspiratie van de Heilige Geest verklaart Matteüs dat Jesaja 42: 1-3 vervuld werd door Gods knecht, Jezus Christus.
In Psalm 80: 9 wordt Israël een wijnstok genoemd. Maar Jezus zegt, “Ik ben de ware wijnstok.” Johannes 15: 1.
God sprak over de natie Israël als mijn zoon, mijn eerstgeborene. Exodus 4: 22. Maar de apostel Paulus noemde Jezus Christus later “de eerstgeborene der ganse schepping”. Kolossenzen 1: 15.
De profeet Jesaja noemde Israël het zaad Abrahams. Jesaja 41: 8 (sv). Maar Paulus schreef: “Nu werden aan Abraham de belofte gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet; en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud; en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus.” Galaten 3: 16. Dit is de duidelijkste van alle teksten. In het Oude Testament noemt God Israël het zaad Abrahams. Toch schrijft Paulus hier dat het zaad van Abraham niet naar velen verwijst, maar naar één, dat is Christus. We zien dus dat de Messias het zaad is. Jezus Christus is dus Israël.
Jezus was ook de vervulling van de rituele tempeldienst in Israël (Numeri 15). We lezen dat duidelijk in Jesaja 53.
Hij was het koren dat verbrijzeld werd. “Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen.” (vers 5, 10)
Hij was de wijn die uitgegoten werd op het altaar. “… omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood.” (vers 12)
Hij was het Lam dat ons schuldoffer werd. “Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe.” (vers 6, 10, 11)
Hij was onze plaatsvervanger. “Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen… Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. Door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen.” (4-6, 8, 11)
Hij was de hogepriester. “terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.” (vers 12)
We hebben gezien dat Jezus de geschiedenis van Israël leefde en op elk punt overwinnaar was. Jezus leefde ook de tempeldienst van Israël, en Hij overwon op ieder punt. Hij is het ware Israël. Hij heeft overmocht! Alleen diegene die deze Messias aanneemt hoort bij het geestelijke Israël.
In Genesis en Exodus wijst de naam Israël niet slechts op één persoon die overwon, maar het wijst ook op zijn nakomelingen. Die nakomelingen werden Israël. Hetzelfde principe vinden we ook in het Nieuwe Testament.
“Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Galaten 3: 26-29. Met andere woorden, ware christenen zijn nu het geestelijke Israël van God.
Volgens het Nieuwe Testament zijn er nu twee Israëls. Het Israël naar het vlees en het Israël Gods. Paulus schreef:
“Want niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn.” Romeinen 9: 6.
“… mijn verwanten naar het vlees, immers, zij zijn Israëlieten…” Romeinen 9: 3.
“ … en ook over het Israël Gods.” Galaten 6:16.
Dit betekent dat Jezus Christus, het Ware Zaad, het ware Israël is.