15 Het Hemels Heiligdom

Waarom wij het hemels heiligdom moeten begrijpen

Het aardse heiligdom is belangrijk, omdat het Gods aanschouwelijke les is om de verlossing in het hemelse heiligdom te illustreren. Maar het hemelse heiligdom zelf is het ware heiligdom, “het grote origineel” (PP 357N), waar het verlossingswerk werkelijk aan de gang is. Hier doet Jezus nu Zijn laatste bede tot de Vader in het belang van onze verlossing. Speciaal in deze laatste uren van de genadetijd kan een ernstige studie van dit belangrijke onderwerp nauwelijks ontbreken om een levende belangstelling op te wekken voor het toekomstige leven, waardoor een sterke band ontstaat die de ijverige student met de hemel zal verbinden. Bovendien, daar het verlossingsplan “het grote centrale thema” van de Bijbel is, is een begrip van het aardse zowel van het hemelse heiligdom van fundamenteel belang voor een goed verstaan van de Bijbel. Zonder dit zullen we het licht verliezen dat dit onderwerp werpt op vele delen van de Schriften, die anders moeilijk te begrijpen zijn. Onze studie moet daarom nu zo gericht zijn, dat we inzicht krijgen, zoveel als maar mogelijk is, in het hemels heiligdom, als één grote eenheid met Christus als de centrale Figuur en de verlossing als het centrale onderwerp dat de delen verbindt. Een helder en duidelijk omschreven uiteenzetting van het heiligdom hierboven, zal ons in staat stellen Christus te volgen waar Hij nu dienst doet voor de verlossing van de mens. Dit zal ons geloof versterken in het afsluitingswerk van het evangelie; het zal ons helpen dwaling te ontdekken en te vermijden en op deze wijze een anker voor de ziel zijn. Zonder deze studie zullen we niet in staat zijn ons deel te doen in samenwerking met Christus; en speciaal in deze tijd waarin het ons eeuwig lot beslist en dat momenteel in het hof hierboven gaande is. Zonder dit zal men «onmogelijk het geloof kunnen oefenen dat in deze tijd noodzakelijk is.» GC 488; GS 450.
Het aardse heiligdom, een type van het hemelse

Toen God aan Mozes aanwijzingen gaf voor het maken van het aardse heiligdom, vermaande Hij hem herhaaldelijk alle dingen te maken in overeenstemming met het voorbeeld dat hem op de berg getoond was (Ex.25:9:10; 26:30; 27:8; 6:4; Hand.7:44; Hebr.8:5). Dit heiligdom moest een exacte afbeelding zijn van dat wat aan hem getoond was. Men mocht niet van het voorbeeld afwijken, omdat ieder detail een fase van het verlossingswerk van Christus voorstelde. Het is daarom belangrijk, dat we niet alleen een helder begrip krijgen van dit voorbeeld, maar ook de relatie waarin het staat tot het hemels heiligdom duidelijk zien. Omdat de twee vertrekken in het aardse heiligdom een afbeelding waren van het ware of hemels heiligdom (Hebr.9:24), hebben sommigen verondersteld, dat het hemels heiligdom het voorbeeld was dat aan Mozes getoond werd. Anderen hebben geconcludeerd, daar het hemels heiligdom “het grote origineel is” dat zij als voorbeeld diende. Paulus maakt duidelijk dat de tabernakel die Mozes bouwde een schaduw was van de hemelse dingen en niet “de gestalte dier dingen zelf.” Hebr.10:1-5. Zo zijn de twee vertrekken, met handen gemaakt (het heilige en het heilige der heiligen van het aardse heiligdom), afbeeldingen van het ware (Hebr.9:11). Dus niet alleen de dingen in het aardse heiligdom, maar ook het gebouw zelf was een schaduw of afbeelding van het hemelse (PP 308N). Het is waar, dat God aan Mozes op de berg een gezicht toonde van het hemelse heiligdom, maar dit werd niet gegeven als een afbeelding, maar om hem beter begrip te geven van de relatie die er bestaat tussen het aardse en het hemels heiligdom, en om hem daardoor beter de heiligheid en het belang van zijn taak in het maken van alle dingen, in overeenstemming met het voorbeeld hem getoond, te doen inzien (PP 345E; PP 313,308N). Het heiligdom waarin Jezus dienst doet ten behoeve van ons, is het grote origineel waarvan het heiligdom dat Mozes bouwde een afbeelding was. Maar “een schaduw” is natuurlijk geen spiegelbeeld, het heeft een gelijkenis en is altijd aan de zijde der werkelijkheid maar nooit daaraan gelijk. Zo stierf Jezus op Golgotha en niet op een hemels brandofferaltaar. Zo is de aarde de voorhof (Openb.11:2) en is deze niet in de hemel. Deze aarde, waar het ware Offer werd geofferd op Golgotha, is de voorhof van het hemels heiligdom. De afbeelding van de hemelse dingen werd gereinigd met het bloed van kalveren en bokken, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze (Hebr.9:19,23). Wat is dan precies het voorbeeld? Dat is eigenlijk heel eenvoudig. God toonde aan Mozes het hemels heiligdom en liet daar licht op vallen en zei toen tegen Mozes: “Nu moet je de schaduw nabouwen.” “De schaduw” werd het model. En zo bouwde Mozes een “miniatuur” van de hemelse tempel (PP 308N). En dit was “de schaduw” van de hemelse dingen (Hebr.10:1). Het was een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen (Hebr.8:5; Hebr.9:23-24). “Het plan, dat u daarvan op de berg getoond werd.” Ex.26:30.

Geen zinnebeeld in de hemel

Uitgaande van teksten waarin staat dat Johannes de ark, het gouden reukofferaltaar en de zevenarmige kandelaar in de hemel zag, hebben sommigen verondersteld, dat Johannes deze artikelen zag, zoals zij in het aardse heiligdom waren. Wij zullen op dit punt niet verward worden indien we in gedachten houden dat er in de hemel geen zinnebeelden zijn,... deze behoren allen tot het aardse heiligdom. In de hemel zijn de werkelijke dingen, hun tegenbeelden. Ieder ding met het aardse verbonden was een aanschouwelijke les om het hemelse te illustreren. Toen dus Johannes de zeven vurige lampen voor de troon zag branden (tegenbeeld van de zevenarmige kandelaar) verklaarde hij onmiddellijk dat het de zeven Geesten van God waren (Openb.4:5). Als wij veronderstellen, dat er een gouden kandelaar in het hemels heiligdom is, zoals het zinnebeeld in het aardse, dan zouden we concluderen dat het doel van een kandelaar is om licht te geven. Van welk nut zou dan een kandelaar of kandelaren in de hemel zijn, waar de heerlijkheid van God de hele stad zo verlicht, dat zelfs de zon al zou zij zeven maal sterker schijnen niet nodig is? (Openb.22:5; 21:23; Jes.30:26).
De Bijbel vloeit over van beeldspraak. Om ons iets duidelijk te maken wordt ons soms eerst het silhouet, het schaduwbeeld, getoond. En als wij daarmee vertrouwd zijn kunnen wij de rest begrijpen. B.v. Johannes verklaart, dat hij vier beesten zag of levende creaturen; één aan elke zijde van de troon; een leeuw, een os, een vliegende adelaar en één die een gelaat had als van een mens (Openb.4:6,7). Maar wat stelt dit dan voor? Hij verklaart later, dat het verlosten van deze aarde waren (Openb.5:8,9). Wat Johannes in werkelijkheid zag waren geen beesten, maar menselijke wezens, die zo gerangschikt waren, dat de groepen op deze creaturen leken. Op dezelfde wijze zag hij de ark, de kandelaar, het gouden wierookaltaar, niet als zinnebeelden maar als hun tegenbeelden.

Twee afdelingen in het hemels heiligdom

Zoals in het aardse heiligdom twee onderscheiden plaatsen waren, het heilige en het heilige der heiligen, zo heeft ook in het tegenbeeld elke afdeling van Christus’ werk haar bepaalde plaats in het hemels heiligdom (PP 357E; PP 321N). Toen Christus ten hemel voer, nadat Hij Zichzelf als een offerande op aarde geofferd had, ging Hij direct binnen het eerste voorhangsel; de deur in het heilige van het hemels heiligdom, waar Hij als Hogepriester gezalfd werd, om Zijn werk als Middelaar te beginnen. Aan het einde van de 2300 jaardagen verplaatste Hij Zich naar de ruimte achter het “tweede voorhangsel.” Hebr.9:3.
Hij ging het heilige der heiligen, de tweede afdeling van het heiligdom binnen, waar Hij Zijn werk als Priester in het dienstwerk van de Grote Verzoendag, dus ook als rechter, begon in 1844 (Dan.7:9,10,13). Daar pleit Hij nog voor de Vader met Zijn bloed, in het belang van zondaars (GC 429; GS 400). Zo werd Hij onze rechter-advocaat en zet Zijn werk zó voort, tot aan het einde van de genadetijd. Dan gaat het decreet uit: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht. Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid.” Openb.22:11. Dan is ook het lot van heel het mensdom bepaald (zie GC 429 met betrekking tot hoofdstuk 23).

Een veilige gids tegen dwaling

De veiligste en zekerste weg om de duisternis der dwaling te verdrijven, is het zoeklicht der waarheid erop te richten, wat een helder bijbels begrip geeft. Dit beginsel is ook van toepassing op het heiligdom. Laten wij eens een paar dwalingen onderzoeken om dit te illustreren. Ten eerste: daar zijn zij die veronderstellen dat, toen Christus als onze voorloper Zijn werk als Hogepriester begon, Hij dit direct deed in de tweede afdeling, het heilige der heiligen achter het voorhangsel (Hebr.6:19,20). Zij zien klaarblijkelijk het feit over het hoofd, dat er twee afdelingen waren en twee voorhangsels. Het voorhangsel aan de ingang van het heilige der heiligen was “het tweede voorhangsel.” Hebr.9:3. Zij vergeten ook, dat de hogepriester slechts eenmaal per jaar achter het tweede voorhangsel kwam, aan het einde van zijn jaarlijkse bediening; niet aan het begin daarvan (Hebr.9:1-8).

Laat ons de teksten onderzoeken die sommigen verward hebben. In Hebr.9:11,12 zegt Paulus, dat Christus bij Zijn hemelvaart “eens en voor altijd het heiligdom binnenging.” De uitdrukking hier vertaald als “heiligdom” is letterlijk “heilige plaatsen.” Het is hetzelfde woord dat vertaald is met heilige der heiligen in Hebr.9:8, en “heiligdom” in Hebr.8:2, waar het eenvoudig verwijst, niet naar enige afdeling van het heiligdom, maar naar de ware tabernakel in de hemel.
Het woord “heilige der heiligen”, in Hebr.9:3 vertaald, is een ander woord en verwijst naar de meest heilige plaats van het aardse heiligdom. Wij moeten voor ogen houden, dat de aardse hogepriester gedurende het hele jaar diende in het heilige, en aan het einde van het jaar ging hij het heilige der heiligen binnen. Het is dus voor de hand liggend, dat Christus (het tegenbeeld van de aardse hogepriester), Zijn bediening als Hogepriester in de eerste afdeling van het hemels heiligdom begon en niet in de tweede. Omdat in het hemels heiligdom niet de letterlijke zinnebeelden der dingen van het aardse zijn, verklaren anderen, dat er helemaal geen heiligdom in de hemel is. Zo’n verklaring is geheel zonder bijbels gezag, maar duidelijk een misverstand, gebaseerd op een onjuist begrip betreffende de aard van de ware tabernakel. Een juist begrip van de aard van het aardse heiligdom als afbeelding van het ware heiligdom, zou ons kunnen helpen om zulke dwaling te vermijden. Geen heiligdom in de hemel? Onmogelijk! Het heiligdom is onontbeerlijk voor het verlossingswerk en dat werd in het aardse heiligdom uitgebeeld. Maar we moeten altijd in gedachten houden, dat het ware heiligdom groter en volmaakter is, niet gemaakt met mensenhanden, dat is; niet van onze bouwmaterialen die met handen gemaakt worden (Hebr.9:11,24). Zo zijn de dingen in het aardse heiligdom niet de gestalte der dingen zelf, voor wat betreft het hemels heiligdom (Hebr.10:1), maar een schaduw en miniatuur van deze dingen. Inplaats van dat er geen heiligdom in de hemel zou zijn, is het hemels heiligdom evenwel groter dan het aardse, zoals een gebouw groter is dan zijn blauwdruk. Zonder twijfel zou het begrijpen van de geestelijke betekenis van het aardse heiligdom, en zijn relatie tot het “ware” heiligdom, het joodse volk ervan weerhouden hebben Christus te verwerpen. Evenzo zal het Gods huidige volk sparen voor dwaling en nederlaag.

De grotere en meer volmaakte tabernakel

Omdat de dingen in het aardse heiligdom niet de letterlijke uitbeelding zijn van het hemelse heiligdom en omdat de heilige plaatsen met handen gemaakt (dat is het gebouw zelf), slechts een zinnebeeld waren van de ware tabernakel, waarop lijkt dan het hemels heiligdom? Paulus beschrijft het als een groter en meer volmaakte tabernakel, niet met mensenhanden gemaakt (Hebr.9:11). Het was dan ook niet bedekt met dassenhuiden, huiden van rammen en geweven geitenhaar en linnen met geborduurde cherubijnen-figuren. Echter totaal verschillend! In de grotere en meer volmaakte tabernakel, zijn geen geborduurde engelen maar echte engelen. De afbeelding of schaduw van de hemelse dingen, aan Mozes op de berg getoond, was even verschillend van de ware tabernakel als het patroon van een kleed verschilt van het werkelijke kleed. Het was slechts een schaduw van het ware, gegeven om de mens in staat te stellen het werkelijke heiligdom in de hemel te begrijpen. Dat wat God aan Mozes toonde was een zinnebeeld, een model van het ware, een schaduw of silhouet met uitdrukkelijke aanwijzingen.

Het hemelse heiligdom volgt het aardse op

De eerste tabernakel (Hebr.9:2), was door Mozes te Sinaï gemaakt. De tempel van Salomo, en later de tempel van Zerubbabel en de tempel van Herodes, waren met hun kenmerkende indeling, naar het zelfde voorbeeld gebouwd.
Dit waren alle aardse heiligdommen. Het aardse heiligdom was in al haar delen een afbeelding van het hemelse, de ware tabernakel die de Heer heeft opgericht en niet een mens (Hebr.8.2). Het type ging over op het antitype met de dood van Christus toen het voorhangsel van de tempel scheurde. Dit was de aankondiging van de hemel, dat het werk van het aardse heiligdom geëindigd was en dat de dienst van het hemels heiligdom haar plaats had ingenomen. Christus’ bediening als Hogepriester in het hemels heiligdom begon niet voordat Zijn offer was gebracht. Toen Hij aan het kruis luid uitriep: “Het is volbracht” Joh.19:30, ontmoetten al de offers van de voorhof hun tegenbeeld in Hem, het ware offer. Het offer van Christus in de voorhof van de aarde gebracht, maakte een einde aan al het bloedvergieten voor de zonde (Hebr.9:12). De zinnebeeldige offers, hoewel voor een tijd door de ongelovige Joden voortgezet, hielden automatisch op het ware offer te verzinnebeelden. En dat werd met de uitspraak van Christus vervuld kort voor Zijn verraad, met Zijn uit het hart komende pathos: “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt welke tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij wilde het niet. Zie uw huis wordt aan u overgelaten.” Matt.23:37,38. Nooit meer werd de heerlijkheid van God in het aardse heiligdom gemanifesteerd. Nooit meer zou het de woonplaats van God op aarde zijn. De dienst van het hemels heiligdom stond op het punt het aardse op te volgen.

De weg tot de ware tabernakel opengelegd

Voordat de aarde werd gegrondvest, hadden de Vader en de Zoon een verbond gesloten om de mens te verlossen, indien hij door satan werd overwonnen (DA 834; WdE 732). Het was in die geheime raad, dat Christus het Lam van God, Zichzelf offerde om de losprijs voor hen te zijn (Zach.6:13; GC 416,417; GS 389). Maar allen zullen het er over eens zijn, dat Christus niet eerder werd geslacht dan aan het kruis. Op deze wijze werd in die raad des vredes iedere voorziening voor ‘s mensen complete verlossing gemaakt.

In Zijn oneindige liefde en voorkennis plande de Vader het hemels heiligdom, waarin de gehele hemel zou samenwerken (PP 63,64E; PP 37,38N) en op de aangewezen tijd zou dit heiligdom werkelijk gaan functioneren, of te wel, de weg daarheen zou worden opengelegd. Zolang de eerste tabernakel nog bestond lag de weg naar het hemels heiligdom nog niet open (Hebr.9:8). Zolang het zinnebeeld (het aardse heiligdom) Gods doel vervulde, was er geen behoefte aan een tegenbeeld. Het beeld ontmoette zijn tegenbeeld bij de dood van Christus, toen ook het voorhangsel scheurde. De Here richtte de ware tabernakel in de hemel op. Toen lag de weg naar het hemels heiligdom open; op dat moment maakte het aardse heiligdom plaats voor het hemels heiligdom. Toen werd het aardse priesterschap opgevolgd door het priesterschap van Christus en de bediening van het aardse ging over naar het hemelse heiligdom (WdE 130; DA 166). Dus, terwijl het hemels heiligdom vanaf de dagen van de eeuwigheid werd ontworpen, zou men ook gepast kunnen zeggen, dat het heeft bestaan vanaf de eeuwigheid en dat het niet werkelijk kon gaan functioneren dan na de dood, opstanding en hemelvaart van Christus, toen Hij tot Hogepriester gezalfd werd. Hierover zegt M.L. Andreasen in zijn boek, het Boek der Hebreeën blz. 328, bij Hebr.9:8. Het betekent, dat de weg naar het ware heiligdom (in de hemel) nog niet open lag, zolang de mozaïsche dienst van de aardse tabernakel nog in Gods plan functioneerde. Op blz 330 verklaart hij verder: «De weg naar het hemels heiligdom zou geopend worden, zodra het aardse heiligdom zijn aangewezen functie vervuld had.»

Het hemels heiligdom gezalfd

De éénjarige ram die de priester ‘s morgens en ‘s avonds offerde, als een toewijding van Israël aan God, verzinnebeeldde Christus aan het begin van Zijn aardse leven, toen Hij de voorhof van de aarde binnenging, om het Offer te worden dat God voor de wereld gaf (Joh.3:16). De ram van toewijding, een volwassen mannelijk schaap, dat Mozes offerde toen het aardse heiligdom werd opgezet, verzinnebeeldde Christus, als offer aan God aan het einde van Zijn aardse leven. De dienst in het aardse heiligdom kon pas beginnen, toen dit laatste offer gebracht was, en toen zowel het heiligdom als de priesters waren gezalfd (Ex.40:9-15,29). Zo kon ook de dienst in het hemels heiligdom niet eerder beginnen, dan nádat Christus het ware Offerlam, op Golgotha was geofferd en Hij was opgevaren; en tot Hogepriester was gezalfd en “iets allerheiligst” het hemels heiligdom gezalfd was (Dan.9:24). Dit was de laatste profetische gebeurtenis voor het einde van de 70 weken.

De ware tabernakel opgezet

De Here Zelf richtte de ware tabernakel op (Hebr.8:2). Zoals Mozes, die het beeld Gods was, de eerste tabernakel te Sinaï oprichtte, zo ook richtte God de ware tabernakel op; het tegenbeeld. God richtte de ware tabernakel op, hetgeen betekent: “Hij organiseerde alle hemelse machten om met Christus samen te werken in het verlossingswerk.” Heel de hemel was daarbij betrokken. Dit is een heel ander idee dan van een tent die werd gezet of het optrekken van een gebouw. Indien het een tent was of een ander soort bouwwerk, hoe groot moest het dan wel zijn om die geweldige menigte engelen die rond de troon zijn te bevatten? En met wat voor soort dak dan wel? Het aardse heiligdom was slechts een zwakke afschaduwing van het hemelse, van zijn grootsheid en heerlijkheid, die geen aardse gebouw kon evenaren (GC 414; PP 357E; PP 321N; GS 388).
Dit heiligdom, waar Christus na Zijn hemelvaart binnenging, wordt de hemel zelf genoemd (Hebr.9:24). Christus is niet de “heilige plaatsen door mensenhanden gemaakt,” d.w.z. het aardse heiligdom binnengegaan (welke beelden zijn van het ware), maar in de hemel zelf, in het hemels heiligdom. En in dit heiligdom, niet met handen gemaakt, maar door God opgericht, begon Christus Zijn bediening als onze hemelse Hogepriester.

De hemel zelf

In Hebr.9:24 wordt, als er een vergelijking gemaakt wordt tussen het aardse en hemelse heiligdom, gezegd, dat Christus “in de hemel zelf” is binnen gegaan. In vers 23 wordt echter gesproken (2 keer) over “de hemelse dingen” die gereinigd moeten worden. Nu zijn er mensen die menen dat “de hemel zelf” het heiligdom is, want, beweren zij; Hij ging “in de hemel zelf om ons ten goede voor God te verschijnen.” Ik denk echter dat er geen enkele moeilijkheid is. Als Washington en Moskou met elkaar overleggen weet iedereen, dat daarmee de regeringsleiders bedoeld worden. Paulus, die zoveel moeite doet om ons duidelijk te maken dat er een heiligdom bestaat, dat hij even later “in de hemel zelf” noemt, wil zeggen dat hiermee het heiligdom bedoeld wordt en niet iets anders. Ter vergelijking: Bonn en Den Haag praten immers ook met elkaar?

Het priesterschap van het hemels heiligdom

Niet alleen de twee afdelingen van het aardse heiligdom en de zich daarin bevindende dingen waren zinnebeelden van de ware tabernakel, maar ook de aardse hogepriester was een type van Christus, de hemelse Hogepriester. Tot aan Zijn hemelvaart, was er geen echte priester in de hemel. Tot die tijd was het priesterschap beperkt tot het aardse heiligdom. Bij Zijn hemelvaart begon Christus Zijn werk als Hogepriester, en werd er een volledig representatief priesterschap gevestigd. Hij werd vergezeld door “gevangenen” (Ef.4:8), die uit hun graven kwamen na Zijn opstanding (Matt.27:52,53) en met Hem naar de hemel trokken. Zij doen nu dienst als priesters voor God (Openb.5:9,10).

Verlossing vóór Golgotha

Daar er vóór Golgotha geen priester was in de hemel, en daar er geen vergeving is zonder bloedstorting (Hebr.9:22), hoe verkreeg men dan verlossing vóór Golgotha en vóórdat Christus Hogepriester werd? Op dit punt moeten we bedenken, dat Christus het Lam is dat werd geslacht sinds de grondlegging der wereld, (Openb.13:8), vanaf de tijd, dat er overleg plaatsvond tussen de Vader en Zijn Zoon (Zach.6:13), vóór de schepping der wereld (PP 63E; PP 37N). Hij, het beloofde Offer, is de verborgenheid die nu (door Zijn werkelijk offer) aan de heiligen is geopenbaard tot onze heerlijkheid (Col.1:26; 1 Cor.2:7). Het was in die geheime raad met de Vader, “Voor de grondlegging der wereld”, dat Christus als een Offerande werd voorbestemd (1 Petr.1:18-20). Vóór de wereld begon werd ons verlossing in Christus gegeven (2 Tim.1:19).
Toen al offerde Christus Zijn leven, om de mens te verlossen indien de nood dit zou vereisen. De nood ontstond in de hof van Eden, toen onze eerste ouders onder heerschappij van satan kwamen. Vanaf die tijd, tot aan het kruis, kreeg de gevallen mens verlossing en vergeving door het geloof in het beloofde bloed van Christus; sinds Golgotha heeft hij verlossing en vergeving door het geloof in Zijn vergoten bloed.

De bediening in het hemels heiligdom heden ten dage

Omdat er geen zinnebeelden in de hemel zijn is het duidelijk, dat toen Johannes een visioen van het hemels heiligdom kreeg, hem de levende troon van God werd getoond; het tegenbeeld van de ark met het verzoendeksel en de cherubijnen. Hem werd Jezus als middelaar getoond, Zijn gerechtigheid voor de troon als een liefelijke wierook aanbiedende. Dit was het tegenbeeld van het gouden wierookaltaar met haar wierookbrander, die beiden te maken hadden met het offeren van wierook, dat de gerechtigheid van Christus voorstelde. Hem werden de zeven geesten Gods (het tegenbeeld van de gouden kandelaar getoond), brandende voor de troon. In het hemelse heiligdom van vandaag zijn alle personen van de Godheid verenigd. (Vader, Zoon en Heilige Geest).
De engelen gehoorzamen Hun stem, Die als donderslagen uit de troon komen, en zij spoeden zich als bliksemlichten (Openb.4;5), verlangend om als dienende geesten uitgezonden te worden voor hen die het heil zullen beërven (Hebr.1:14). Deze engelen zijn het tegenbeeld van de cherubijnen die geborduurd waren in de wanden, de overdekking en de gordijnen van het aardse heiligdom. Nu de tijd met snelle passen naar het einde spoedt, bemiddelt de Geest van God voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen (Rom.8:26). Denk daaraan! Speciaal nu, nu de bestemming van de mensheid in de weegschaal ligt. Zo groot is de bezorgheid van de Heilige Geest voor uw verlossing en de mijne, dat het niet onder woorden is te brengen. Slechts diep “verzuchten” kan de bezorgdheid van de Geest uitdrukken. Dit werk van de Vader, Zoon en Heilige Geest, tezamen met dat van de engelen, is het werk dat nu aan de gang is in het levende heiligdom, in de grotere en meer volmaakte tabernakel die niet met handen werd gemaakt: de ware tabernakel welke de Heer oprichtte en niet een mens (Hebr.9:11; 8:2).

Overzicht:
Laten we in een duidelijke opstelling de opvallende kenmerken weergeven van het hemelse heiligdom, zoals verzinnebeeld in het aardse.

Ten eerste:
Dat er geen voorhof in de hemel is, maar dat de aarde waar Jezus, ‘het ware Slachtoffer’, leed en waar Hij Zijn bloed stortte en stierf, de voorhof van het hemelse heiligdom symboliseert.

Ten tweede:
Dat de grotere en meer volmaakte tabernakel in de hemel zelf is, waarvan de grootheid en heerlijkheid niet in een aards gebouw met handen gemaakt te verzinnebeelden is.

Ten derde:
Dat het heiligdom twee afdelingen, twee vertrekken heeft: “het heilige”, waar Jezus zijn werk als Hogepriester begon. En het “heilige der heiligen”, waar Hij nu dienst doet als Rechter en Priester.

Ten vierde:
Dat er geen zinnebeelden in de hemel zijn. Het aardse gebouw en de voorwerpen daarin zijn niet het letterlijke beeld van de dingen in de hemel, maar slechts een schaduw daarvan.

Ten vijfde:
Dat in het hemelse heiligdom de dingen werkelijk en levend zijn, tegenbeelden van de dingen die met handen gemaakt zijn.

Ten zesde:
Dat het hemelse heiligdom niet met handen werd gemaakt, maar door God werd opgericht en waarin de dienst ná de bloedstorting op Golgotha begon!

Ten zevende:
Dit is het meest belangrijke punt van alles. Het laatste werk voor ‘s mensen verlossing, door de Vader, de Zoon, de Heilige Geest en de engelen, is nu in het hemels heiligdom aan de gang en spoedig zal dit zijn afgerond. Dan zal de oogst welke “het einde van de wereld is” (Matt.13:39) voorbij zijn. Het koren (de verlosten) zal bijeen gezameld worden in de hemelse schuur en het kaf zal worden verbrand (Matt.3:12).
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)