Het Schuldoffer

Het Schuldoffer

Het schuldoffer was een zondoffer. Veel Bijbelgeleerden maken geen onderscheid tussen dit offer en het normale zondoffer. Op sommige plaatsen lijkt het, alsof “zondoffer” en “schuldoffer” als synoniemen worden gebruikt, zoals in Leviticus 5:1–13. Maar op andere plaatsen worden ze als verschillende offers beschouwd (Ezechiël 46:20).

Een nauwkeurige bestudering van de passages in de Bijbel, die rechtstreeks over het schuldoffer gaan, laat zien, dat dit offer werd gebracht, wanneer het om zonden ging tegen “de heilige dingen van de HEERE” (Leviticus 5:15). Het ging om schuld vanwege het niet opvolgen van Gods aanwijzingen in heilige dingen. Iemand kan zijn tienden hebben achtergehouden (Leviticus 27:31); van de eerstelingen hebben gegeten (Exodus 34:26); of het eerstgeboren schaap hebben geschoren (Deuteronomium 15:19). Wat voor schuld u ook op u geladen had, u moest een ram als offer brengen (Leviticus 5:18; 6:6). Net als bij het gewone zondoffer werd het grootste deel van het dier weggedaan. Alleen het bloed werd “rondom op het altaar” gesprenkeld, in plaats van dat met dit bloed de horens van het altaar werden aangeraakt, zoals bij het zondoffer (Leviticus 7:1–7).

Hieruit zou je kunnen opmaken, dat het schuldoffer zonden niet zo duidelijk in de openbaarheid bracht als het gewone zondoffer. Het werd vaak gebracht voor zonden, die alleen de persoon zelf kende. Iemand had bijvoorbeeld iets van de heilige dingen genomen en voor zichzelf gebruikt. Of hij was oneerlijk geweest in zijn afspraken met zijn naaste. Of hij had zich dingen toegeëigend, die iemand verloren had, enz.. Dan moest hij niet alleen de volle waarde vergoeden. Maar hij moest ook nog een vijfde van de door de priester geschatte waarde extra geven (Leviticus 5:16; 6:5).

De vergoeding werd steeds aan de benadeelde partij gegeven. Als iemand ontrouw had gehandeld in de heilige dingen van de Heer, werd de vergoeding gegeven aan de priester, als vertegenwoordiger van de Heer. Als iemand zijn medemens had benadeeld, en de benadeelde was inmiddels gestorven, dan werd de vergoeding aan zijn familie gegeven. Maar als er geen familie was, dan ging de vergoeding naar de Heer (Numeri 5:7–8).

Het offeren van de ram als schuldoffer leverde niets op, wanneer de schuld daarnaast niet volledig werd vergoed. Speciaal doel van het schuldoffer was het verzoening doen voor oneerlijk gedrag tegenover God of mensen. Herstel van het onrecht was daarbij altijd een vereiste naast de ram voor het offer. Het was een heel duidelijke les. Als we tegenover God of mensen verkeerd hebben gedaan, dan helpt het niet, wanneer we eenvoudig onze schuld belijden en een offer brengen. We moeten onze fouten rechtzetten.

Zacheüs begreep de wet van het schuldoffer. Zodra hij zijn leven aan Christus had overgegeven, was hij bereid om zelfs nog verder te gaan dan de wet voorschreef. Hij gaf “vierdubbel” terug aan iedereen, die hij had afgeperst (Lukas 19:8).

Het schuldoffer was een completer offer dan het normale zondoffer. Behalve het verzoenen van de zonde, bedekte dit offer ook – in harde cijfers – de gevolgen van de zonde. De profeet Jesaja gebruikte het schuldoffer als speciaal beeld voor Christus. Hij was in waarheid het werkelijke schuldoffer, toen Hij Zijn bloed vergoot. Dat is niet alleen om de mensen te bevrijden van schuld. Maar het verwijdert ook het laatste spoor van de zonde voorgoed uit Gods heelal.

We halen Jesaja 53:10 aan naar de Joodse vertaler Leeser: “De Heer had er behagen in, hem door ziekte te verbrijzelen: wanneer Zijn ziel het schuldoffer gebracht zal hebben, dan zal Hij Zijn zaad zien, en vele dagen leven. En het welgevallen van de Heer zal in Zijn hand voorspoed hebben.”

Er zijn veel kostbare beloften voor degene, die zijn of haar schuldoffer aan de Heer brengt. Iemand, die in God overwinnaar wil zijn, kan zich niet tevreden stellen met het uitsluitend voor God belijden van zijn zonden. Hij moet verzoening tot stand brengen en de schade herstellen. Dat leren we uit de woorden van onze Heiland: “Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave” (Mattheüs 5:23–24).

Schaduw
Leviticus 5:15–16: Het schuldoffer bracht verzoening, zowel voor zonde, als voor de gevolgen van die zonde.
Werkelijkheid
Jesaja 53:10–12: De dood van Christus, het grote schuldoffer, verzoent niet alleen de zonde, maar vernietigt ook alle gevolgen van de zonde.

Schaduw
Leviticus 6:1–7: Een schuldoffer zonder schadevergoeding werd niet aangenomen.
Werkelijkheid
Mattheüs 5:23–26: Onze gebeden zijn zinloos, wanneer we het kwaad in ons hart blijven koesteren.