Het Dienstwerk in de Eerste Afdeling van het Heili

Het Dienstwerk in de Eerste Afdeling van het Heiligdom

Het dienstwerk in de eerste afdeling bestond voornamelijk uit de dagelijkse dienst, die ’s morgens en ’s avonds gedaan moest worden, de persoonlijke zondoffers, en diensten op feestdagen en bij speciale gelegenheden. In de eerste afdeling, ook wel tabernakel van de ontmoeting genoemd, liet God zien, dat Hij zichtbaar aanwezig was. Bij het eerste voorhangsel, de ingang, van de tabernakel van de ontmoeting, brachten het volk hun zondoffers. Daar ontmoette God de kinderen van Israël en sprak met hen (Exodus 29:42–43; 30:36; Numeri 17:4). Soms vervulde de wolkkolom van Zijn heerlijkheid, die de zichtbare aanwezigheid van de Allerheiligste aangaf, de eerste afdeling. Daardoor kon niemand de tabernakel binnengaan (Exodus 40:34–35; I Koningen 8:10–11; II Kronieken 5:13–14; 7:2)

Gods aanwezigheid, die zich in de eerste afdeling van het aardse heiligdom manifesteerde, was een schaduw van de heerlijke aanwezigheid, en van de troon van de Vader in de eerste afdeling van het heiligdom in de hemel. Daar heeft onze Heiland, nadat Hij “het kruis gedragen en de schande veracht” had, plaatsgenomen “aan de rechterzijde van de troon van God” (Hebreeën 12:2).

De dienst, die elke morgen en avond plaatsvond, was erg belangrijk. De hogepriester offerde in de eerste afdeling reukwerk op het gouden reukofferaltaar. Ook maakte hij de lampen van de zevenarmige kandelaar in orde en stak die aan (Exodus 30:6–8). Alleen de hogepriester mocht deze heilige taak verrichten. Het is een beeld van hoe het geurig reukwerk van Christus’ gerechtigheid aan de gebeden van Gods volk wordt toegevoegd. Daardoor worden deze gebeden door God aangenomen (Openbaring 8:3–4). Hij bracht ook de lampen in orde en stak die aan. Zij waren een afschaduwing van de Heilige Geest, die van God uitgaat, en Die op enig moment in het leven in ieders hart schijnt. De Heilige Geest nodigt ons uit om de Heer aan te nemen en Hem te dienen. En Hij schijnt voortdurend in het leven van iemand, die in het licht wandelt, en trouw aan God is.
Terwijl de hogepriester binnen het heiligdom zijn dagelijkse dienst verrichtte aan het gouden reukofferaltaar, waren de priesters in de voorhof op het koperen brandofferaltaar bezig met het volledige brandoffer, het graanoffer en het drankoffer. En het volk was buiten in gebed bijeen (Lukas 1:10).

Toen de kinderen van Israël in ballingschap werden gevoerd, baden de mensen die trouw bleven, zoals Daniël, met open vensters in de richting van Jeruzalem (Daniël 6:10). Zij richtten zich naar de tempel, waar het reukwerk opsteeg vanaf het altaar van het onophoudelijk gebed. Dit is een beeld voor de mensen, die door de satan, de overste van deze wereld, misschien wreed onderdrukt worden. Het maakt niet uit waar zij zich bevinden, of hoe sterk de banden ook zijn, die hen gebonden houden. Keer jullie gelaat vastbesloten af van jullie omgeving naar het heiligdom in de hemel. Daar pleit Christus op Zijn bloed en Hij biedt ter wille van de zondaars Zijn gerechtigheid aan. Dan zal het gelovig gebed vrede en vreugde aan jullie ziel geven. En de banden, waarmee de satan jullie gebonden heeft, zullen stuk breken. Christus zegt ons: “Zie, Ik heb voor uw ogen een deur geopend en niemand kan die sluiten” (Openbaring 3:8). Het maakt niet uit, in wat voor omgeving wij ons bevinden: Onze ziel kan vrij zijn in God. En geen mens, en zelfs de duivel niet, kan dat voorkomen. “Dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof” (I Johannes 5:4).

Dag in dag uit werden de beleden zonden symbolisch op de eerste afdeling van het heiligdom overgedragen. Dit gebeurde, wanneer zondaars hun zondoffer brachten bij de ingang van de eerste afdeling, en hun zonden beleden. Dit gebeurde symbolisch, doordat óf het bloed voor het aangezicht van de Heer gesprenkeld werd, óf doordat in de eerste afdeling een deel van het vlees gegeten werd. De priester ontmoette de zondaar bij het eerste voorhangsel van het heiligdom, en hij nam het bloed of het vlees mee naar binnen. De zondaar kon niet in het heiligdom naar binnen kijken. Maar in geloof wist hij, dat de priester trouw zijn zondoffer voor het aangezicht van de Heer zou brengen. En hij verliet het heiligdom vol vreugde, omdat zijn zonden vergeven waren.

Bij het ware zondoffer belijden we onze zonden. En hoewel we niet kunnen zien, wat er in het heiligdom in de hemel gebeurt, weten we, dat Christus voor ons pleit op Zijn bloed en op Zijn geschonden lichaam – de littekens van de spijkers – en Zijn gebeden voor de Vader brengt (Jesaja 49:15–16). En wij verheugen ons, omdat onze zonden vergeven zijn. De zonden zijn bedekt, aan het gezicht onttrokken. “Welzalig is hij, van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is” (Psalm 32:1).

De zonden van het volk werden dus van dag tot dag figuurlijk op het heiligdom overgedragen. Daardoor raakte deze plaats verontreinigd. Het heiligdom moest daarom gezuiverd, gereinigd worden. Zonden worden vergeven en bedekt, wanneer ze worden beleden. Ze zullen ook nooit meer tevoorschijn gehaald worden, als degene die ze beleden heeft, trouw blijft. Maar stel, dat zo iemand de Heer in de steek laat en naar de wereld terugkeert. Dat deel van zijn leven, wat door de gerechtigheid van Christus was bedekt was, zolang hij trouw bleef, verschijnt dan open en bloot in de boeken van de hemel. Hij heeft zichzelf van Christus teruggetrokken. Daarom moet hij in het oordeel het verslag van zijn hele leven onder ogen zien.

Hierover ontvangen we een krachtige les in de gelijkenis van de onbarmhartige knecht. Hem was zijn totale schuld vergeven. Maar daarna stelde hij zich hard op tegenover de mensen die hem iets schuldig waren. Toen eiste de Heer van hem, dat hij alles zou betalen, wat hem eens vergeven was (Mattheüs 18:23–35).

De tijd zal komen, wanneer de zonden van de rechtvaardigen niet alleen vergeven worden, en worden bedekt door het bloed van Christus. Maar elk spoortje van die zonden zullen voorgoed uit de boeken van de hemel verwijderd worden. Zelfs de Heer zal Zich er nooit meer aan herinneren. Deze gebeurtenis wordt gesymboliseerd door het dienstwerk in de tweede afdeling, op Grote Verzoendag.

Schaduw
Exodus 29:42–43: De zichtbare aanwezigheid van God werd in de eerste afdeling van het heiligdom op aarde getoond.
Werkelijkheid
Openbaring 4:2–5: De zeven lampen waren in de hemel voor de troon zichtbaar.

Schaduw
Exodus 30:7–8: De hogepriester bracht de lampen in orde en stak die aan.
Werkelijkheid
Openbaring 1:13: Johannes zag Christus in het heiligdom in de hemel tussen de gouden kandelaren staan.

Schaduw
Exodus 40:24–25: De lampen in het aardse heiligdom brandden voor het aangezicht van de Heer.
Werkelijkheid
Openbaring 4:2, 5:Voor de troon van God stonden zeven vurige fakkels.

Schaduw
Hebreeën 9:6: “In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen om de diensten te vervullen.”
Werkelijkheid
Hebreeën 7:25: Christus leeft altijd om voor ons te pleiten.

Schaduw
Leviticus 4:7; 10:16–18: Via het bloed en het vlees werden de zonden op het aardse heiligdom overgedragen.
Werkelijkheid
I Petrus 2:24; I Johannes 1:7: Door de verdiensten van het offer van het lichaam en het bloed van Christus, zijn onze zonden vergeven.

Schaduw
Leviticus 4:7: De smet van de zonde werd aan de horens van het brandofferaltaar gestreken.
Werkelijkheid
Jeremia 2:22: De echte zonden worden voor het aangezicht van de Heer in de hemel opgetekend.

Schaduw
Numeri 18:7: Uitsluitend de priesters konden achter het voorhangsel kijken. Alles wat buiten het voorhangsel van het zondoffer overbleef, werd verbrand. Elk spoor van het zondoffer werd aan het oog onttrokken.
Werkelijkheid
Psalm 32:1: Als wij onze zonden belijden, worden deze op het heiligdom in de hemel overgebracht, en bedekt. Ze zullen nooit meer tevoorschijn komen, wanneer wij trouw blijven.