De Rots

De Rots

Rotsen zijn steeds gebruikt als synoniem voor kracht en stevigheid. De gelijkenis van het huis, dat op een rots gebouwd wordt, is hier een voorbeeld van (Mattheüs 7:24 – 25).
Het woord “rots” wordt in de Bijbel vele malen gebruikt, om de beschermende zorg van God voor Zijn volk uit te beelden. In de Psalmen staat: “De HEERE is mijn steenrots” (Psalm 18:3). “U bent mijn steenrots en mijn burcht” (Psalm 71:3).

“Sela” komt meer dan zeventig keer in de Psalmen voor. De meeste commentaren geven de verklaring: “een pauze of een muziekteken” In de kantlijn van sommige Bijbelvertalingen staat als verklaring van de plaatsnaam Sela: “de rots” (II Koningen 14:7 KJV).

Het is heel passend dat de psalmist, bij het zingen over de grote macht van God, die Zijn volk leidt, van tijd tot tijd pauzeert en nadenkt over “Sela” – “de Rots;” de “geestelijke steenrots, die volgde, en de steenrots was Christus” (I Korinthe 10:4).

In ons dagelijks leven zouden overwinningen zouden vaak de plaats van nederlagen innemen, als wij in onze liederen dezelfde pauzes zouden inlassen als de prachtige ‘zanger van Israël.’ Als wij in de haast van ons dagelijks leven stil zouden staan om over “de Rots” na te denken, zouden we met David kunnen zeggen: “Hij verbergt mij in het binnenste van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots” (Psalm 27:5).

De woestijntocht van de kinderen van Israël ging door ‘Arabia Petra,’ ‘Rotsachtig Arabië,’ zoals het gebied soms genoemd werd. Overal op hun reis zagen ze rotsen om zich heen. Maar God deed uit diezelfde rotsen water stromen, om hun dorst te lessen. Zo is het ook met onze dagelijkse reis. Moeilijkheden als rotsen lijken voor ons onoverkomelijk. Maar als wij bij Christus schuilen, zullen het niets meer dan opstapjes zijn naar nog grotere overwinningen.

God sprak: “Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël” (Exodus 17:6).

De dorstige menigte zag het zuivere, verfrissende water uit de ruwe rots spuiten. Ze dronken en werden verfrist, zodat ze verder konden reizen. “Zij leden geen dorst, toen Hij hen door de woestijnen leidde; Hij deed voor hen water uit de rots stromen” (Jesaja 48:21).

Het was geen karige voorraad water. Want de wateren stroomden “als een rivier door de dorre plaatsen” (Psalm 105:45). Gedurende hun hele reis werden ze op wonderlijke wijze van water voorzien. Het water bleef niet stromen op de eerste plek waar op de rots geslagen was. Maar waar zij ook water nodig hadden, gutste het water uit de rotsen buiten de legerplaats. Terecht gebiedt de psalmist de aarde, om te beven voor de God, “Die de rots veranderde in een waterplas, de steenklomp in een waterbron” (Psalm 114:8).

Toen de Israëlieten in het zicht van het beloofde land kwamen, hield het water op met stromen. God vertelde hen, dat zij water uit de bronnen moesten putten, terwijl zij door Edom trokken (Deuteronomium 2:3 – 6). Het klinkt misschien vreemd: Nadat ze zoveel jaar in de woestijn gedronken hadden van die wonderlijke waterstromen, begonnen ze nu te morren en te klagen, omdat het water niet meer uit de rotsen bij de legerplaats gutste.
Op dat moment, precies aan de grens van Kanaän, beging Mozes, de knecht van de Heer, de zonde die verhinderde, dat hij het goede land kon binnengaan. Eenmaal was op de rots geslagen. God had Mozes geboden, het volk te verzamelen en voor hun ogen tot de rots te spreken. Dan zou deze water geven. Mozes, die hun gemor zó lang geduldig had verdragen, werd nu ongeduldig, en zei: “Luister toch, ongehoorzamen, zullen wij voor u uit deze steenrots water voortbrengen?” (Numeri 20:10). Toen sloeg hij twee keer op de rots, en het water gutste eruit.

God kent geen aanneming des persoons. Hoewel Hij Mozes hoog in ere had gehouden, strafte Hij hem toch voor zijn zonde. Toen Mozes de rots voor de tweede keer sloeg, ging hij voorbij aan de grote gebeurtenis, waarvan de rots een afbeelding was. Christus stierf één keer voor de zonden van de wereld (Hebreeën 9:28). En ieder die tot Hem spreekt, zijn of haar zonden belijdt en aanspraak maakt op vergeving, zal de genezende wateren van het heil ontvangen. Mozes was dus niet alleen ongehoorzaam aan God. Hij beschadigde het prachtige symbool, dat tijdens de hele woestijnreis aan de Israëlieten was voorgehouden.

De Bijbelschrijvers verwijzen vaak naar de verhalen over de geslagen rots om te onderwijzen, hoe God teder voor Zijn volk zorgt. Jesaja zegt: “Die Man zal zijn als een beschutting tegen de wind, een schuilplaats tegen de vloed, als waterbeken in een dorre streek” (Jesaja 32:2).

Paulus vertelt, dat deze Man, die als “een schuilplaats” was, “een beschutting,” en “als waterbeken,” Christus was, de Rots (I Korinthe 10:4). Hij is “als de schaduw van een zware steenrots in een dorstig land” (Jesaja 32:2). Wie Hij voor de Israëlieten was, is Hij voor iedereen die zijn of haar vertrouwen op Hem stelt. Vandaag zegt Hij: “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken” (Johannes 7:37). Voor iemand die aan deze oproep gehoor geeft, geldt: “Hij drinkt onderweg uit de beek, daarom heft Hij Zijn hoofd fier omhoog” (Psalm 110:7).

Het verfrissende water stroomt langs elke legerplaats. Iedereen mag gratis drinken uit
deze levengevende stroom, die uit de Rots stroomt, die eens aan het kruis van Golgotha werd geslagen. “Laat hij die wil, het Water des levens nemen, voor niets” (Openbaring 22:17). Verlang jij ernaar, te drinken? Bedenk dan, dat de Rots voor jou geslagen is. Bega niet dezelfde vergissing als Mozes: denk niet dat jij nog een keer op die Rots moet slaan. “spreek … tot de steenrots en die zal zijn water geven” (Numeri 20:8). Vertel Hem, dat je de zonde moe bent, dat je ernaar verlangt om Zijn gerechtigheid aan te nemen. Geef jouw zonden aan Hem, dan zal Hij jou met Zijn gerechtigheid bekleden (Galaten 1:4; Jesaja 61:10).

De rivier de Amazone laat zoveel water in de Atlantische Oceaan vloeien, dat het water tot mijlenver uit de kust zoet blijft. Er wordt verteld, dat een schip dat in de buurt van de monding van de Amazone over de oceaan zeilde, door zijn voorraad drinkwater heen was. Het seinde van een afstand naar een ander schip en vroeg om vers drinkwater. Het andere schip seinde terug: “Put water en drink” De kapitein dacht, dat ze het misschien niet goed begrepen hadden en seinde opnieuw. Maar hetzelfde antwoord kwam over het water terug. De kapitein zei verontwaardigd: “Ze zeggen ‘Put water en drink.’ Gooi de emmer overboord en proef het water.” Tot hun verrassing zat er zoet water in de emmer, en hun dorst werd gelest.

We denken vaak, dat we ons op vijandelijk terrein bevinden, en dat de Heer ver weg is. Maar de stroom van de levensrivier stroomt langs elke deur. We hoeven alleen maar “water te putten en te drinken” Dan worden we in het zonlicht van Gods aanwezigheid geleid, en voelen Zijn beschermende zorg.

We moeten net als David vaak roepen: “Leid mij op een rots, die voor mij te hoog zou zijn. Want U bent een toevlucht voor mij geweest, een sterke toren tegen de vijand. Ik zal voor eeuwig en altijd in Uw tent verkeren, mijn toevlucht nemen tot de schuilplaats onder Uw vleugels. Sela” (Psalm 61:3–5).

Het fundament voor de christelijke gemeente is het onderwijs van de apostelen en profeten. Maar Jezus Christus is de voornaamste hoeksteen (Efeze 2:20). Christus is “een levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar” (I Petrus 2:3–4).

Iedere ziel op aarde zal op enig moment met deze Steen in aanraking komen. Óf je valt op hem en wordt verpletterd, zodat je een nieuwe schepping in Christus zult zijn. Óf je verwerpt de Steen. Dan zal die uiteindelijk op jou vallen en jou vermorzelen (Mattheüs 21:42, 44).

Gezegend degene, die Christus in heel zijn dagelijks werk tot voornaamste hoeksteen maakt. Jezus vraagt ons vandaag, zoals Hij vroeger aan Petrus vroeg: “Wie zeggen jullie, dat Ik ben?” Ons leven geeft het antwoord. Het antwoord van Petrus was: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God” Dat antwoord was hem door de Vader ingegeven.
Christus antwoordde: “U bent Petrus” Met deze woorden erkende Hij Petrus als Zijn discipel. Want Hij had hem de naam Petrus gegeven, toen Hij hem riep om Hem te volgen (Johannes 1:42).

Het woord “Petrus” betekent steen, of een stuk rots. Christus onderwees zó, dat Hij aardse dingen gebruikte als beeld voor hemelse lessen. Hij naam de naam Petrus, wat een stuk rots betekent, om onze geest te richten op hoe krachtig het getuigenis en hoe stevig de zaak was, die als fundament “de Rots” Christus Jezus heeft. Petrus werd een onderdeel, of fragment, toen hij Christus als zijn Meester aannam. Iedere ware volgeling van Christus wordt één van de “levende stenen” in Gods grote, geestelijke huis (I Petrus 2:5).

Christus heeft niet gezegd: Op u, Petrus, zal Ik Mijn gemeente bouwen. Hij veranderde onmiddellijk van uitdrukking, en zegt: “Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen” (Mattheüs 16:13–20).

Jesaja had eeuwen tevoren geschreven: “ Zie, Ik leg ten grondslag in Sion een steen, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die vast gegrondvest is” (Jesaja 28:16). Petrus, en ieder ander kind van Adam, faalde toen hij beproefd werd. Christus is de enige uit een vrouw geborene, die elke verzoeking heeft weerstaan. Hij is een “beproefde steen,” geschikt om de voornaamste hoeksteen te zijn in Gods grote gemeente.

Christus heeft geen enkel sterfelijk mens aangesteld als fundament van Zijn gemeente. De gemeente zou in een treurige toestand verkeren, als zij op Petrus gebouwd was. Want nog maar korte tijd, nadat hij de bovenstaande belijdenis had uitgesproken, was zijn hart zó vol kwaad en verkeerde conclusies, dat Christus, zoals geschreven staat, tegen hem zei: “Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen” (Mattheüs 16:23).

Wanneer de Heiland komt op de wolken van de hemel, zullen de mensen, die de Rots, Christus Jezus, hebben afgewezen, tot de bergen en rotsen van de aarde roepen, dat zij hen beschermen zullen tegen de toorn van het Lam (Openbaring 6:15–16). Onze vijanden zullen dan getuige zijn van het feit, dat “hun rots is niet zoals onze Rots” (Deuteronomium 32:31).
“geef grootheid aan onze God! Hij is de Rots, Wiens werk volmaakt is, want al Zijn wegen zijn een en al recht. God is waarheid en geen onrecht; rechtvaardig en waarachtig is Hij” (Deuteronomium 32:3–4).

“Zij dronken namelijk uit een geestelijke steenrots, die volgde, en de steenrots was Christus” (I Korinthe 10:4).



Schaduw
Exodus 17:6: De rots werd geslagen, om het volk van dorst te bevrijden.
Werkelijkheid
Hebreeën 9:28: “Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen.”

Schaduw
Psalm 78:15 – 16: “Hij bracht stromen voort uit de steenrots, en deed water neerstorten als rivieren.”
Werkelijkheid
Johannes 7:38: Christus zegt: “Wie in Mij gelooft …:Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”

Schaduw
Numeri 20:8: “Spreek … tot de steenrots en die zal zijn water geven.”
Werkelijkheid
Lukas 11:9–10: “Bid, en u zal gegeven worden; … want ieder die bidt, die ontvangt.”