De Aard van het Oordeel
De Aard van het Oordeel
Iedere Bijbelschrijver spreekt over het oordeel. In de Heilige Schrift wordt het meer dan duizend keer genoemd. Het oordeel is nog plechtiger dan de dood. Want de dood scheidt vrienden slechts tot aan de wederopstanding. Maar het oordeel scheidt hen voor eeuwig. Niemand kan eraan ontkomen. Niet aan het oordeel denken, en leven zonder je daarop voor te bereiden, helpt niet om het oordeel te kunnen omzeilen. Salomo erkende dit, toen hij schreef: “Verblijd u, jongeman, in uw jeugd, en laat uw hart blij zijn in uw jonge jaren. Ga in de wegen van uw hart en volg wat uw ogen zien, maar weet dat God u over dit alles voor het gericht zal brengen” (Prediker 11:9).
Beslissingen van aardse rechtbanken kunnen vaak door geld en vrienden veranderd worden. Zo kunnen schuldige mensen worden vrijgelaten. Maar zo is het niet bij het hemelse gerechtshof. Daar moet iedereen het verslag van zijn of haar leven onder ogen zien. “Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12). Er zijn aardse ouders bekend, die alles wat ze bezaten hebben opgeofferd, om te voorkomen, dat één van hun kinderen door een aardse rechtbank veroordeeld zou worden. Denk je, dat onze hemelse Vader de satan al Zijn kinderen op aarde te gronde zou laten richten, zonder dat Hij zou proberen om hen te redden? Hij heeft voor hen de hele hemel op het spel gezet. “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Johannes 3:16). Geen enkel mens kan het verslag van zijn leven onder ogen zien, en aan het oordeel ontkomen. Tenzij geloof in Christus, en liefde om Hem te dienen, onderdeel uitmaakt van dat levensverslag.
Christus, onze Advocaat in de hemel, bepleit de rechtszaak van iedereen, die zijn of haar zonden aan Hem heeft overgegeven. Hij zegt: “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25 NBG). De Heiland bedekt ons levensverslag, dat scharlakenrood van de zonde en ellende is, met het smetteloos gewaad van Zijn gerechtigheid. En wanneer de Rechter ernaar kijkt, ziet Hij alleen het offer van Zijn bloed. En het verslag luidt: “begenadigd … in de geliefde.” Wie kan zo’n oneindige liefde afwijzen?
Het oordeel bestaat in de eerste plaats uit het onderzoek van ieders zaak, dan uit getuigenverklaringen. En tenslotte komt het pleidooi van de advocaat, als er een advocaat is. Daarna volgt de beslissing van het hof. En dan de uitvoering van het door het hof opgelegde vonnis. Geen enkel hof kan rechtvaardig vonnis wijzen, zolang de getuigen hun verklaring nog niet hebben afgelegd. Daarom is het niet mogelijk, iemand bij zijn dood rechtvaardig te veroordelen.
Payne en Voltaire hebben via hun geschriften ná hun dood meer mensen ongelovig gemaakt, dan tijdens hun leven. Zij kunnen geen rechtvaardig vonnis ontvangen, totdat de levensverslagen van de mensen die door hun invloed verloren zijn gegaan, als getuigenverslagen in hun rechtszaak verschijnen. Aan de andere kant is de invloed van een rechtvaardige als de golven over de oppervlakte van een meer. Die kringen worden steeds wijder, totdat zij de oever bereiken. Abel “spreekt … nog, nadat hij is gestorven” (Hebreeën 11:4). Wycliffe, die Godsman zonder vrees, kon aan het einde van zijn leven onmogelijk geoordeeld worden. Want sinds zijn stem door de dood tot zwijgen werd gebracht, zijn duizenden mensen door zijn invloed verlicht.
Zelfs als er in de Bijbel hierover niets te vinden zou zijn, zou het op het eerste gezicht duidelijk zijn, dat het oordeel nooit kan plaatsvinden, voordat de laatste generatie hun leven afgesloten heeft. Maar de Bijbel zwijgt hier niet over. Duizenden jaren voordat deze belangrijke rechtszitting werd geopend, heeft de Heer de datum hiervoor geopenbaard. Petrus leerde deze zelfde waarheid: “Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere en Hij Jezus Christus zenden zal, Die tevoren aan u verkondigd is” (Handelingen 3:19–20). De zonden zullen vlak vóór de komst van de Heer worden uitgewist.
Het onderzoekend oordeel is een onderzoek van het levensverslag, dat in de hemel wordt bijgehouden. Daniël zei, dat toen het oordeel begon “de boeken werden geopend” (Daniël 7:9–10). Er worden in verband met de verslagen in de hemel verschillende boeken genoemd. Het gedenkboek legt zelfs vast wat wij in ons hart overleggen (Maleachi 3:16). Hoe rechtvaardig en genadig is onze God, dat Hij er zelfs kennis van neemt wanneer we alleen maar aan Zijn naam denken! Vaak roept onze ziel tot de levende God, wanneer wij door verzoekingen in het nauw komen. Van dit alles wordt getrouw verslag bijgehouden. Veel dingen worden in het duister gedaan. Ze blijven zelfs verborgen voor mensen, waarmee we het meest intiem omgaan. Maar als de boeken in de hemel worden geopend, zal God “ook wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen” (I Korinthe 4:5). “God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad” (Prediker 12:14). Niet alleen de daden worden vastgelegd, maar ook de motieven en overwegingen van het hart, die tot die daden hebben geleid. En van de bittere tranen van berouw, die heimelijk worden vergoten, zegt de Heer: Staan die niet allemaal in Mijn boek?
Onze dagelijkse gesprekken, woorden die we gedachteloos uitspreken: misschien vinden we die maar weinig verschil uitmaken. “Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig verklaard worden, en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Mattheüs 12:36–37). Woorden geven een aanwijzing van hoe ons hart is: “Want uit de overvloed van het hart spreekt de mond” (Mattheüs 12:34). Waar we geboren zijn en onze omgeving, alles wat op enige manier ons levensverslag kan beïnvloeden, wordt allemaal in de boeken in de hemel opgetekend (Psalm 87:4–6).
Het mooiste boek van alle hemelse verslagen die betrekking hebben op de mensheid is het Boek des Levens. Dit boek bevat de namen van iedereen, die de naam van Christus belijdt (Filippenzen 4:3). De hoogste eer voor stervelingen is, dat jouw naam in dat boek geschreven staat (Lukas 10:19–20).
Het is een bron van grote vreugde, dat wij mogen weten, dat onze namen in de hemel opgeschreven staan. Maar ons leven moet in overeenstemming zijn met de dingen in de hemel. Anders blijven onze namen niet bij de rechtvaardigen staan. De namen van de goddelozen blijven niet in het Boek des Levens staan (Exodus 32:33; Openbaring 13:8; 17:8). Zij worden in de aarde geschreven (Jeremia 17:13). Want ze hebben al hun hoop op aardse dingen gevestigd, en zich daaraan gehecht. Wanneer voor het gerechtshof in de hemel de rechtszaak vóórkomt van al diegenen, van wie het hart een woonplaats voor de Allerhoogste is, en van wie het leven Zijn karakter vertoont – zal Jezus Christus, de Rechtvaardige, Advocaat zijn (I Johannes 2:1). Hij zal hun namen belijden voor Zijn Vader en voor de engelen. Hun zonden zullen worden uitgewist. En hun namen blijven in het Boek des Levens staan. Zij zullen worden bekleed met het witte gewaad van de gerechtigheid van Christus (Openbaring 3:5).
Op Grote Verzoendag werden in de aardse offerdienst alleen die zonden, die waren beleden en via het zondoffer op het heiligdom waren overgedragen, naar buiten gedragen en op de kop van de zondebok gelegd. Tijdens het onderzoekend oordeel worden allen de rechtszaken van die mensen onderzocht, die hun zonden hebben beleden. Hun naam zal in het Boek des Levens staan. En Petrus zegt: “Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn?” (I Petrus 4:17). De rechtszaken van de mensen die God niet gediend hebben, zullen wegens niet verschijnen worden aangehouden. Er zal niemand zijn, die hun zaak kan voordragen. Zij hebben bij het hemelse gerechtshof geen advocaat.
Er zullen mensen zijn, die op de hemelse weg zijn begonnen. Maar nadat ze de vreugde hebben ervaren over de vergeving van hun zonden, en de vrede van God in hun hart, zijn ze teruggekeerd naar de wereld en haar lichtzinnigheid. Hun toestand zal erg triest zijn. Hun namen zijn in het Boek des Levens opgeschreven. Dan komt hun rechtszaak vóór. Maar het vonnis, dat over hen zal worden uitgesproken, luidt slechts “Ontrouw” En hun naam wordt voorgoed uit het Boek des Levens geschrapt.
Als de Heiland komt op de wolken van de hemel, zal Hij de rechtvaardigen belonen. Maar het laatste oordeel over de goddelozen kan nog niet worden uitgevoerd. Want zij zullen allemaal nog geoordeeld moeten worden: “overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken” (Openbaring 20:12).
Tijdens de duizend jaar, die volgen op de tweede komst van Christus naar de aarde, zullen de rechtvaardigen samen met Christus oordelen over de goddelozen (Openbaring 20:4; I Korinthe 6:2–3). Dan zal voor iedereen Gods rechtvaardigheid in Zijn oordeel over de goddelozen worden bewezen. Feit is, dat hun rechtszaak in het eerste, onderzoekende oordeel, niet is behandeld. Hun namen stonden niet in het Boek des Levens. En niemand heeft hen voor het gerechtshof in de hemel verdedigd. Dat is voldoende om hen te veroordelen. De boeken in de hemel, waarin een getrouw verslag van hun leven staat, veroordelen hen. Het getuigenis van de engelen die deze verslagen hebben bijgehouden veroordelen hen ook. Maar ondanks al die bewijzen, legt God elke naam voor aan de heiligen, die van de aarde zijn gekomen.
Er zullen veel mensen zijn onder hen die verloren gaan, die voor rechtvaardig doorgingen. Als deze mensen zouden worden vernietigd, zonder dat de heiligen de verslagen zouden hebben onderzocht, zou er gelegenheid geboden worden, de rechtvaardigheid van God ter discussie te stellen. Maar uit de verslagen blijkt, uit wat voor egoïstische motieven sommige mensen hebben gehandeld. Anderen hebben zich schuldig gemaakt aan gekoesterde zonden, die zij voor de blikken van hun medemensen verborgen hebben weten te houden. Dan begrijpt men, hoe afschuwelijk de zonde is – en hoe lankmoedig God is geweest.
De Heiland heeft gezegd, dat de mensen die Hem volgden, terwijl Hij op aarde was, de twaalf stammen van Israël zouden oordelen (Mattheüs 19:27–28). Wanneer dan de verslagen in de hemel opengelegd worden, waarin staat, dat de overpriesters geroepen hebben: “Kruisig Hem! kruisig Hem!” – dan zal Johannes, die zijn Heer tijdens dit wrede proces heeft gevolgd, in staat zijn te getuigen: “Ik hoorde hen deze afschuwelijke woorden uitspreken.”
Terwijl de lange lijst van namen wordt voorgelezen, kunnen de heiligen als getuige optreden. Als de naam van de tiran Nero vóórkomt, en in het verslag staat, hoe hij de heiligen van God martelde, zullen er getuigen aanwezig zijn. Zij zullen kunnen zeggen: “Wij zijn de mensen, die verbrand werden, om zijn tuin te verlichten.” Verlosten uit alle eeuwen zijn in zitting bijeengekomen, om te oordelen in de rechtszaken van de goddelozen. En ieder krijgt de straf toegemeten, die in overeenstemming is met zijn daden.
Op de dag van het oordeel zal God tot de hemel daarboven roepen. Hij zal de verslagen laten komen, die engelen hebben bewaard. Verslagen van mensenlevens, van de woorden die ze hebben gesproken, van de daden die ze hebben gepleegd. Zelfs de meest geheime handelingen zullen dan als getuigenis naar voren gehaald worden. Want: “Onze God komt en zal niet zwijgen; verterend vuur gaat voor Zijn aangezicht uit; rondom Hem stormt het geweldig. Hij roept tot de hemel daarboven, en tot de aarde, om over Zijn volk recht te spreken.” Dan zal er één groep mensen verzameld worden. Hij zegt: “Verzamel Mij Mijn gunstelingen, die een verbond met Mij sluiten door offers. De hemel verkondigt Zijn gerechtigheid, want God Zelf is Rechter” (Psalm 50:3–6).
Deze dag van het onderzoekend oordeel van God zijn we nu binnengegaan. En het oordeel zelf zal plaatsvinden aan het einde van de genadetijd, nadat de getuigen hun verklaringen hebben afgelegd.
Wanneer het oordeel over de goddelozen afgesloten wordt, zullen de heiligen, de engelen en het hele heelal het volkomen eens zijn over de genomen beslissingen. Aan het eind van de duizend jaar, als vuur uit de hemel de goddelozen verslindt “als een dorre stoppel” (Nahum 1:9–10), zal het hele heelal zeggen: “Ja Heere, almachtige God! Waarachtig en rechtvaardig zijn Uw oordelen” (Openbaring 16:7).
DE DRIE BOEKEN VAN HET OORDEEL
1. Het Boek des Levens
Lukas 10:20:
De namen staan in de hemel opgeschreven.
Lukas 10:19–20:
De hoogste eer die stervelingen kunnen ontvangen is te worden opgeschreven in het Boek des Levens.
Filippenzen 4:3:
De namen van trouwe medewerkers staan opgeschreven.
Exodus 32:33:
De namen van de mensen die aan de zonde vasthouden, zullen geschrapt worden.
Openbaring 3:5:
De namen van de mensen die trouw blijven, worden niet geschrapt.
Openbaring 13:8; 17:8:
De goddelozen worden niet opgeschreven.
Openbaring 20:15:
Niemand zal gered worden, van wie de naam niet in het Boek des Levens staat.
Jesaja 4:3:
De overgeblevenen in Sion / Jeruzalem, zijn ten leven opgeschreven.
Psalm 69:29:
Boek des Levens
Ezechiël 13:9:
Boek van het huis van Israël
Hebreeën 12:23:
“die in de hemelen opgeschreven staan”
Daniël 12:1:“In die tijd zal uw volk ontkomen, ieder die gevonden wordt, opgeschreven in het boek”
2. Gedenkboek
Maleachi 3:16:
“Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten”
Mattheüs 12: 36–37:
Rekenschap geven van elk nutteloos woord. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig verklaard worden …
Psalm 56:9:
U hebt mijn omzwervingen geteld; doe mijn tranen in Uw kruik: staan zij niet in Uw register?
Psalm 87:4–6:
God schrijft de volken op: Hij rekent hen als in Sion geboren.
Prediker 12:13–14:
“God zal … elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad”
I Korinthe 4:5:
“Hij zal … de overleggingen van het hart openbaar maken”
3. Boek van de Dood
Jeremia 17:13:
“Wie afwijken zullen in de aarde geschreven worden”
Jeremia 2:22:
“Ja, al waste u zich … dan blijft toch uw ongerechtigheid als een onuitwisbare vlek voor mijn oog”
Job 14:17:
Overtredingen worden vastgelegd en bezegeld.
Deuteronomium 32:32–36:
Zijn de overtredingen “niet bij Mij opgeborgen,
verzegeld in Mijn schatkamers?”
Hosea 13:12:
“De ongerechtigheid van Efraïm is gebundeld, zijn zonde is opgeborgen”