17 Vrucht van de Geest: Goedheid
17 Vrucht van de Geest – Goedheid
3 Johannes 11
Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Wie goed doet, is uit God, (maar) wie kwaad doet, heeft God niet gezien.
1 Petrus 3:10-11
Want: wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na.
Jakobus 3:17
Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd.
Hebreeën 13:21
God bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Jakobus 1:17
Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer.
Titus 2:11-14
Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken.
Niemand kan zijn eigen fouten begrijpen.
“Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?” Jeremia 17:9. De lippen kunnen een armoede van geest verkondigen, die niet door het hart erkend wordt. Terwijl we spreken tot God over onze armoede in de geest, kan het hart opgezwollen zijn van hoogmoed over een eigen superioriteitsgevoel en zelfverheven gerechtigheid. Een ware kennis over zelf kan maar op één manier verkregen worden. We moeten vasthouden aan Christus. Het is onwetendheid over Hem dat maakt dan de mens zichzelf verheft in eigengerechtigheid.
Wanneer we Zijn reinheid en verhevenheid overdenken, zullen we onze eigen zwakheid en armoede en fouten zien zoals ze echt zijn. We zullen onszelf zien als hopeloos en verloren, gekleed in kleden van eigengerechtigheid, net als elke andere zondaar. We zullen zien dat als wij gered moeten worden, het niet zal zijn door onze
eigen goedheid, maar door de oneindige genade van God. {COL 159.1}