18 - 19 Openbaring
Openbaring 18
vers 1 (Openb. 14:9-12; Hab. 2:14; zie EGW over Hand. 2:1-4). De Engel uit Openbaring 18.— De profetieën uit Openbaring 18 zullen spoedig in vervulling gaan. Tijdens de verkondiging van de boodschap van de derde engel kwam “een andere engel, die grote macht had, uit de hemel en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht.” De Geest des Heren zal zo rijkelijk toegewijde menselijke werktuigen zegenen, dat mannen, vrouwen en kinderen hun mond met lof en dank zullen openen en de aarde zullen vullen met de kennis van God en met Zijn onovertroffen heerlijkheid, zoals de wateren de zee bedekken.
Zij die van het begin af hun vertrouwen hebben bewaard tot het einde toe, zullen klaar wakker zijn in de tijd waarin de boodschap van de derde engel met grote kracht wordt verkondigd (RH 13 okt. 1904).
(2 Tim. 2:14-16; zie EGW over Openb. 16:14-17). Een boodschap maakt gereed voor de opneming.— Temidden van de verwarde kreten: “Zie, hier is de Christus! Zie, daar is de Christus!” zal een bijzonder getuigenis worden gebracht, een speciale waarheidsboodschap juist voor deze tijd, welke boodschap aanvaard, geloofd en beleefd moet worden. De waarheid en geen fantastische denkbeelden, is doeltreffend. De eeuwige waarheid van het Woord staat vrij van alle verleidende dwalingen en spiritistische verklaringen, Vrij van alle fantastische, meeslepende beelden. De aandacht van Gods volk zal sterk op leugens worden gericht, maar de waarheid moet standhouden, bekleed met haar prachtige, zuivere gewaden. Het Woord, dat kostbaar is door zijn Heilige, verheffende invloed mag niet omlaag gehaald worden naar het vlak van gewone zaken van alledag. Het moet altijd vrij blijven van leugens, waardoor het Satan als het mogelijk zou zijn, zelfs de uitverkorenen zou kunnen verleiden.
De verkondiging van het evangelie is het enige middel waarbij God mensen als Zijn helpers kan gebruiken bij het redden van zielen. Wanneer mannen, vrouwen en kinderen het evangelie verkondigen, zal de Here de ogen der blinden openen zodat zij Zijn inzettingen zien en Hij zal in de harten van de oprecht boetvaardigen Zijn wet schrijven. De bezielende Geest van God, die voor mensen werkt, brengt de gelovigen ertoe één van geest en ziel te worden, om samen God lief te hebben en Zijn geboden te bewaren - om ze hier gereed te maken voor de opname (RH 13 okt. 1904).
(Jer. 30:7; Hosea 6:3; Joel 2:23; Zach. 10:1; Ef. 4:13-15). Verkoeling van de Late Regen.-- Wanneer de leden van het lichaam van Christus de periode van hun laatste strijd naderen - de tijd van Jacobs benauwdheid - zullen zij opwassen in Christus en rijkelijk deel hebben aan Zijn Geest. Wanneer de derde boodschap aanzwelt tot een luide roep en het afsluitingswerk gepaard gaat met grote kracht en heerlijkheid, zal Gods getrouwe volk deel hebben aan die heerlijkheid. Het is de late regen die hen doet opleven en hen kracht geeft om de tijd van benauwdheid te doorstaan.
Het gelaat zal stralen door de heerlijkheid van dat licht dat de derde engel vergezelt (RH 27 mei, 1862).
(Jes. 61:11). Niet wachten op de Late Regen.-- Wij moeten niet wachten op de late regen. Deze komt op allen die de dauw en de stromen van genade, die op ons komen, erkennen en waarderen. Als wij de fragmenten van licht benutten, als wij de duidelijke barmhartigheden van God, die graag wil dat wij Hem vertrouwen, op prijs stellen, zal elke belofte in vervulling gaan (Jes. 61:11 aangehaald). De gehele aarde zal verlicht worden door Gods heerlijkheid (Brief 151, 1897).
Openbaring van de gerechtigheid van Christus.-- De tijd van toetsing is over ons gekomen, want de luide roep van de derde engel is reeds begonnen in de openbaring van de gerechtigheid van Christus, de zonden – vergevende Verlosser. Dit is het begin van het licht van de engel wiens heerlijkheid de gehele aarde zal vervullen (RH 22 nov. 1892).
Geen tijd aangegeven voor de uitstorting.-- Ik kan geen speciale tijd noemen wanneer de uitstorting van de Heilige Geest zal plaats vinden - wanneer de machtige engel van de hemel zal neerdalen, en zich zal verenigen met de derde engel in de afsluiting van het werk voor deze wereld; mijn boodschap luidt, dat onze enige veiligheid schuilt in het feit, gereed te zijn voor de hemelse verkoeling, terwijl onze lampen gereed en brandende zijn (RH 29 maart, 1892).
1-5 (Openb. 13:11-17; 14:6-12; Dan. 7:25; 2 Tess. 2:3, 4; zie EGW over Openb. 6:9: 17:1-5). Alle machten van het kwaad zullen werken.-- Zoals God de kinderen Israëls uit Egypte heeft geroepen zodat zij Zijn Sabbat zouden kunnen houden, roept Hij Zijn volk uit Babylon, opdat zij niet het beest of zijn beeld zullen aanbidden. De mens der zonde, die meende tijden en wetten te veranderen, heeft zich boven God verheven door aan de wereld een valse sabbat aan te bieden; de christelijke wereld heeft dit product van het pausdom aanvaard, het gekoesterd en gevoed en op deze wijze God uitgedaagd door Zijn gedenkteken weg te nemen en een concurrerende sabbat in te stellen.
Nadat de waarheid als getuigenis is verkondigd aan alle volken, zal elke denkbare macht van het kwaad in werking worden gezet en het denken zal worden verward door vele stemmen die roepen: “Zie, hier is de Christus; zie, Hij is daar. Dit is de waarheid. Ik heb een boodschap van God; Hij heeft mij een groot licht gezonden.” Dan zullen de landpalen worden weggenomen en zal getracht worden de zuilen van ons geloof neer te halen. Er zal een besliste poging worden gedaan om de valse sabbat te verheffen en verachting te tonen jegens God zelf door het vervangen van de dag die Hij gezegend en geheiligd heeft. Deze valse sabbat zal door een verdrukkende wet worden bekrachtigd.
Satan en zijn engelen zijn op hun hoede en intens actief bezig, terwijl zij energiek en volhardend werken door mensen om hun doel te bereiken - de kennis van God weg te nemen uit het denken van de mensen. Maar terwijl Satan door bedrieglijke wonderen werkt, zal de tijd in vervulling gaan voorzegd in de Openbaring en de machtige engel die de aarde zal verlichten met zijn heerlijkheid, zal de val van Babylon aankondigen en Gods volk oproepen haar te verlaten (RH 13 dec. 1892).
(Openb. 14:8). Een deel van een reeks gebeurtenissen.-- De boodschap met betrekking tot de val van Babylon moet gebracht worden. Gods volk moet weten wat de engel betekent die de hele wereld met zijn heerlijkheid verlicht, terwijl hij machtig met sterke stem roept: “Gevallen, gevallen is de grote stad Babylon.” De ernstige gebeurtenissen die nu plaats vinden maken deel uit van een reeks gebeurtenissen in de keten der geschiedenis, waarvan de eerste schakel is verbonden met het paradijs. Laat Gods volk op aarde zich gereedmaken voor wat op de aarde zal gebeuren. Buitensporigheid in het gebruik van middelen, zelf zucht, ketterijen, hebben de wereld gevangen genomen. Eeuwenlang hebben satanische helpers hier hun werk gedaan. Zullen zij het nu zonder strijd opgeven? (MS 172, 1899).
(Mat. 15:9; 21:11, 12; Joh. 2:13-16; zie EGW over Openb. 6:9). Twee Oproepen tot de Kerken. -- Openb. 18:1, 2 aangehaald). Dit is dezelfde boodschap die door de tweede engel is gegeven. Babylon is gevallen, “omdat het van de wijn harer hartstocht allen volken heeft doen drinken.” Wat is die wijn? - haar valse leerstellingen. Zij heeft aan de wereld een valse sabbat gegeven in plaats van de Sabbat van het vierde gebod en heeft de leugen herhaald die Satan voor het eerst in het paradijs aan Eva had verteld - de natuurlijke onsterfelijkheid van de ziel. Allerlei dwalingen heeft ze algemeen verbreid, “door als leerstellingen de geboden van mensen te leren.”
Toen Jezus Zijn openbaar optreden begon, reinigde Hij de tempel van haar heiligschennend laster. Tot de laatste daden van Zijn werk behoorde de tweede reiniging van de tempel. Zo worden, in het laatste werk om de wereld te waarschuwen, twee duidelijke oproepen tot de kerken gericht. De boodschap van de tweede engel luidt: “Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken heeft doen drinken.” En in de luide roep van de boodschap van de derde engel wordt uit de hemel een stem gehoord die zegt: “Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij ge gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht.” (RH 6 dec. 1892).
Drie boodschappen die samen moeten gaan. -- De boodschappen van de drie engelen moeten samengaan en hun drievoudig licht aan de wereld brengen. In de Openbaring zegt Johannes: “Ik zag een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht.” (Openb. 18:2-5 aangehaald). Dit stelt het brengen van de laatste en drievoudige waarschuwingsboodschap aan de wereld voor (MS 52, 1900).
1-8 (zie EGW over Openb. 14:9-12). Gevaar van wereldse verbondenheid. -- (Openb. 18:1-8 aangehaald). Dit verschrikkelijke beeld, door Johannes geschilderd om te laten zien hoe volledig de aardse machten zich aan het kwaad zullen overgeven, met hen, die de waarheid hebben ontvangen, laat zien hoe gevaarlijk het is om zich te verbinden met geheime genootschappen of zich op welke wijze ook te voegen bij hen, die Gods geboden niet bewaren (MS 135, 1902).
3-7. Zie EGW over 1 Joh. 2:18.
Openbaring 19
7-9 (Ef. 5:23-25; zie EGW over Openb. 7:9). God de Bruidegom van Zijn gemeente.-- God is de bruidegom van Zijn gemeente. De gemeente is de bruid, de vrouw van het Lam. Elke ware gelovige maakt deel uit van het lichaam van Christus. Christus beschouwt ontrouw die Hem door zijn volk wordt betoond, als de ontrouw van een vrouw aan haar man. Wij moeten bedenken dat wij leden zijn van het lichaam van Christus (Brief 39, 1902).
Gedrag dat betamelijk is voor de Bruid van een Koning. -- De gemeente is de bruid, de vrouw van het Lam. Zij moet zich zuiver, geheiligd en heilig bewaren. Nooit mag ze toegeven aan dwaasheid, want zij is de bruid van een Koning. Toch beseft zij de verhevenheid van haar positie niet. Als ze dat zou doen, zou ze innerlijk verheerlijkt zijn (Brief 177, 1901).
(Openb. 3:4; 7:14; 16:15). Reine Gewaden. -- De gemeente is de bruid van Christus en haar leden moeten het juk van hun Leider dragen. God waarschuwt ons om onze gewaden niet te verontreinigen (Brief 123k, 1898).
11-16. Zie EGW over Openb. 16:13-16.