08 - 11 Openbaring
Openbaring 8
Verzen 3, 4 (Jes. 1:18; Hebr. 9:13, 14; zie EGW over Rom. 8:26, 34; Hebr. 7:25). Gebeden welriekend door de verdiensten van Christus.-- Zoals de priester het warme bloed op het verzoendeksel sprenkelde, terwijl de welriekende wolk van wierook naar God opsteeg, moeten onze gebeden, terwijl wij onze zonden belijden en pleiten op de verdienste van Christus’ verzoenend bloed, opstijgen naar de hemel, welriekend door de verdiensten van het karakter van onze Heiland. Ondanks onze onwaardigheid moeten wij bedenken dat er Iemand is die de zonde kan wegnemen en die maar al te zeer bereid is om de zondaar te redden. Hij heeft met Zijn eigen bloed de straf voor alle boosdoeners betaald. Elke zonde, die met een berouwvol hart aan God is beleden, zal Hij wegdoen (Jes. 1:18; Hebr. 9:13, 14 aangehaald) (RH 29 sept. 1896).
(Openb. 5:8; Ps. 141:2; Joh. 1:29; Ef. 5:2). De wierook stelt het bloed der verzoening voor.-- (Openb. 8:3, 4 aangehaald). Laten de gezinnen, de afzonderlijke christenen en de gemeente voor ogen houden dat zij nauw met de hemel verbonden zijn. De Here heeft bijzondere belangstelling voor Zijn strijdende gemeente hier op aarde. De engelen die de wolk van welriekende wierook aanbieden, zijn er voor de biddende heiligen. Laten daarom de avondgebeden in elk gezin geregeld naar de hemel opstijgen in het koele avonduur, terwijl ze voor Gods aangezicht ten onzen behoeve spreken van de verdiensten van het bloed van een gekruisigde en opgestane Heiland.
Dat bloed alleen heeft daadwerkelijke kracht. Dat alleen kan verzoening bewerken voor onze zonden. Het bloed van de eniggeboren Zoon van God heeft waarde voor ons, zodat wij tot God kunnen naderen; alleen Zijn bloed ‘neemt de zonden der wereld weg’. Elke morgen en avond let het hemels universum op elk gezin dat bidt en de engel met wierook, wat het bloed der verzoening voorstelt, heeft toegang tot God (MS 15, 1897).
Openbaring 10
Verzen 1-11 (Openb. 14:6-12;, Dan. 12:4-13). Niemand minder dan Christus. -- De machtige engel die Johannes onderrichtte, was niemand minder dan Christus. Het feit dat Hij Zijn rechtervoet op de zee en Zijn linkervoet op de aarde zette, laat zien welk aandeel Hij heeft in de slottonelen van de grote strijd tegen Satan. Deze positie geeft Zijn oppermacht en gezag over de gehele aarde te kennen. De strijd was van eeuw tot eeuw feller geworden en dat gaat zo door tot de slottonelen, als het meesterwerk van de machten der duisternis het hoogtepunt bereikt. Satan zal samen met de goddeloze mensen de hele wereld, ook de kerken die de liefde tot de waarheid niet bezitten, verleiden. Maar de machtige engel vraagt de aandacht. Hij roept met luider stem. Hij zal de macht en het gezag van Zijn stem tonen aan hen, die zich met Satan hebben verenigd om de waarheid tegen te staan. Nadat de zeven donderslagen gesproken hadden, kreeg Johannes, net als eertijds Daniël, bevel met betrekking tot het boekje:
“Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op.” dit heeft betrekking op latere gebeurtenissen, die te zijner tijd ontsloten zullen worden. Daniël zal opstaan in zijn bestemming aan het einde der dagen. Johannes ziet hoe het boekje ontsloten wordt. Dan hebben de profetieën van Daniël hun juiste plaats in de boodschappen van de drie engelen, die aan de wereld gegeven zullen worden. Het openen van het boekje was de boodschap met betrekking tot de tijd.
De boeken van Daniël en de Openbaring vormen één geheel. het eerste is een profetie, het tweede een openbaring; het ene is een verzegeld boek, het andere boek is geopend. Johannes hoorde de verborgenheden die de zeven donderslagen spraken, maar hem werd gezegd dit niet op te schrijven.
Het bijzondere licht dat Johannes kreeg en dat tot uiting kwam in de zeven donderslagen, was de schildering van gebeurtenissen, die zich zouden afspelen tijdens de boodschappen van de beide eerste engelen. Het was voor de mensen het beste om deze dingen niet te weten, want hun geloof moest beproefd worden. In opdracht van God moesten wondere en nieuwe waarheden verkondigd worden.
De boodschappen van de eerste en de tweede engel moesten worden verkondigd, maar er werd geen verder licht gegeven eer deze boodschappen hun bijzonder werk hadden gedaan. Dit wordt voorgesteld door de engel, die met één voet op de zee staat, terwijl Hij onder het uiten van een plechtige eed verkondigde dat er geen tijd meer zou zijn.
Deze tijd, die de engel onder het uiten van een plechtige eed aankondigt, is niet het einde van deze wereldgeschiedenis, of van de genadetijd, maar van de profetische tijd, die aan de wederkomst van onze Here zou voorafgaan. Dat wil zeggen dat de mensen geen andere boodschap over een bepaalde tijd zullen krijgen. Na deze tijdsperiode, die van 1842 tot 1844 zou duren, is er geen bepaalde profetische tijd meer aangegeven. De langste tijdrekening reikt tot de herfst van 1844.
De positie van de engel, met de ene voet op de zee en de andere op de aarde, duidt de verbreiding aan van de verkondiging van de boodschap. Deze zal grote zeeën oversteken en zal verkondigd worden in andere landen, ja, aan de gehele wereld. Het begrijpen van de waarheid, de blijde aanvaarding van de boodschap wordt voorgesteld door het eten van het boekje. De waarheid met betrekking tot de tijd van de wederkomst van onze Heer was voor ons een kostbare boodschap (MS 59, 1900).
7 (Openb. 22:10-12). De laatste periode van de genadetijd.--De bedeling van het evangelie is de laatste periode van de genadetijd die ooit aan de mensen zal worden gegeven. Zij die in deze bedeling van toets en beproeving leven en die er toch niet toe worden gebracht zich te bekeren en te gehoorzamen, zullen met de ongelovigen omkomen. Er is geen tweede proeftijd. Het evangelie dat gepredikt zal worden aan alle naties, geslachten, talen en volken brengt de waarheid op duidelijke wijze en laat zien dat gehoorzaamheid de voorwaarde is om eeuwig leven te verkrijgen. Christus rekent Zijn gerechtigheid hen toe, die ermee instemmen dat Hij hun zonden wegneemt. Wij zijn schuldenaars van Christus door de genade die ons in Hem volkomen maakt (MS 40, 1900).
Openbaring 11
Vers 1 (Openb. 20:12, 13; 1 Petr. 4:17; 2 Petr. 1:10, 11). Het meten van Gods gemeente.-- Het grote oordeel vindt plaats en is reeds enige tijd aan de gang. Nu zegt de Here: Meet de tempel en hen die daarin aanbidden. Denk er aan wanneer u bezig bent met uw werk, dat God u meet; als u uw huishoudelijke plichten doet, als u in gesprek bent, dat God u meet. Bedenk dat uw woorden en daden in de hemelse boeken worden vastgelegd, zoals het gelaat door de fotograaf op de gevoelige plaat wordt vastgelegd....
Hier vindt een werk plaats, het meten van de tempel en van de aanbidders daarin om te zien wie in de laatste dagen kan bestaan. Zij die standvastig zijn, hebben overvloedig toegang in het koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Als wij ons werk doen, moeten wij er aan denken dat er Eén is Die let op de geest waarin wij het werk doen. Zullen wij onze Heiland niet in ons werk van alledag doen leven, in onze bezigheden en huishoudelijke plichten? Dan zullen wij in Gods naam alles wat onnodig is achter ons laten, alle roddelpraat en zinloze bezoeken en ons voorstellen als dienaars van de levende God (MS 4, 1888).
19 (Zie EGW over Ex. 31:18; Jes. 6:1-7; 58:12-14). De stenen tafelen een overtuigend getuigenis.-- Wat een triomfantelijke tijd zal het zijn voor allen die waarachtig en getrouw zijn geweest, als Gods tempel in de hemel wordt geopend! In die tempel zal de ark van Zijn verbond zichtbaar zijn, waarin de twee stenen tafelen waarop Gods wet geschreven staat. Deze stenen tafelen zullen tevoorschijn worden gebracht uit de plaats waar zij verborgen zijn geweest en de Tien Geboden, door Gods vinger daarin gegrift, zullen gezien worden. Deze stenen tafelen, die nu in de ark van het verbond liggen, zullen een overtuigend bewijs vormen van de waarheid en bindende eisen van Gods wet (Brief 47, 1902).
De ark in de Hemel bevat de geboden.-- Heiligschennende geesten en harten hebben gemeend dat zij machtig genoeg waren om de tijden en de wetten van de Here te veranderen; maar, veilig geborgen in de hemelse archieven in de ark van God zijn de oorspronkelijke geboden, geschreven op de twee stenen tafelen. Geen aardse potentaat heeft de macht om deze tafelen uit hun heilige bergplaats onder het verzoendeksel weg te halen (ST 28 feb. 1878).