17 De zeven laatste plagen en de goddelozen
(DE GROTE TIJD VAN BENAUWDHEID, DEEL 1)
DE SCHALEN VAN GODS TOORN WORDEN UITGEGOTEN
Er zullen zich in de toekomst plechtige gebeurtenissen afspelen. De ene bazuin na de andere zal geblazen worden. De ene schaal na de andere zal over de bewoners van de aarde worden uitgegoten. – 3SM 426 (1890)
De wereld zal door de engel met de genadeboodschap (Openbaring 18: 1) spoedig worden verlaten. De zeven laatste plagen worden uitgegoten... De pijlen van Gods toorn komen binnenkort neer. En als Hij begint met het straffen van de overtreders, dan zal er tot aan het einde geen verademing meer zijn. – TM 182 (1894)
STRIJD TUSSEN DE VOLKEN
Vier machtige engelen houden de machten van de aarde tegen, totdat de dienaren van God aan hun voorhoofd zijn verzegeld. De volken van deze wereld willen graag strijd, maar ze worden door de engelen in bedwang gehouden. Als deze beschermende macht wordt weggenomen, breekt er een tijd van angst en benauwdheid aan. Er zal dodelijk oorlogstuig worden uitgevonden. Schepen zullen met hun levende lading in de grote diepte worden begraven. Ieder die de geest van de waarheid niet heeft, zal zich onder leiding van helpers van de satan scharen. Maar ze zullen in bedwang worden gehouden tot de grote slag van Armageddon. – 7BC 967 (1900)
DE HELE WERELD WORDT IN DE VERWOESTING MEEGESLEURD
Engelen houden nu nog de winden van de strijd tegen, zodat de wereld gewaarschuwd kan worden voor het komende oordeel. Maar een storm pakt zich samen, klaar om over de aarde uit te barsten. En als God Zijn engelen beveelt om die winden los te laten, dan zal er een strijd zijn, die met geen pen te beschrijven is. – Ed 179, 180 (1903)
De profetie van onze Heiland over de oordelen die Jeruzalem zouden treffen, zal opnieuw in vervulling gaan. De verschrikkelijke verwoesting van toen is slechts een zwakke afschaduwing van wat ons te wachten staat. In het lot van de uitverkoren stad kunnen wij het oordeel zien over een wereld, die Gods genade afwijst en Zijn wet met voeten treedt. – GC 36 (1911)
De satan zal de bewoners van de aarde dan in één grote, uiteindelijke Benauwdheid storten. Wanneer Gods engelen de woeste stormen van menselijke hartstocht niet langer in bedwang houden, dan breekt alle strijd los. De hele wereld wordt in de verwoesting meegesleurd, een verwoesting die erger zal zijn dan bij het vroegere Jeruzalem. – GC 614 (1911)
GOD IS ZOWEL RECHTVAARDIG ALS GENADIG
Het is Gods heerlijkheid, dat Hij genadig is, vol verdraagzaamheid, vriendelijkheid, goedheid en waarheid. Maar de rechtvaardigheid die Hij toont in het straffen van zondaren behoort net zo bij de heerlijkheid van de Heer als het laten zien van Zijn genade. – RH, 10 maart 1904 De Here God van Israël gaat de goden van deze wereld net zo oordelen als de goden van Egypte. Met branden en overstromingen, plagen en aardbevingen. Hij zal het hele land verwoesten. Dan zal het volk van Zijn verlosten Zijn naam verhogen en die verheerlijken over de hele aarde. Moeten mensen die in het laatste restje van onze wereldgeschiedenis leven Gods lessen niet leren begrijpen? – 10MR 240, 241 (1899)
Die Ene die onze Middelaar is, die alle berouwvolle gebeden en schuldbelijdenissen verhoort, die met een regenboog om Zijn hoofd wordt voorgesteld: het symbool van liefde en genade – Hij zal Zijn werk in het hemels heiligdom binnenkort beëindigen. Dan zullen genade en vergeving van de troon afdalen, en rechtvaardigheid neemt dan hun plaats in. Hij, naar wie Zijn volk heeft uitgekeken, zal dan Zijn ambt als Hoogste Rechter gaan bekleden. – RH, 1 januari 1889
De hele Bijbel schildert God niet alleen af als genadig en barmhartig Wezen, maar ook als een God van strikte en onpartijdige rechtvaardigheid. – ST, 24 maart 1881
GODS OORDELEN KOMEN ZEKER
In onze tijd wordt Gods liefde zó voorgesteld, dat Hij zondaren nooit zou kunnen vernietigen. Mensen redeneren vanuit hun eigen lage maatstaf van wat recht en rechtvaardigheid inhoudt. “U denkt dat Ik net zo ben als u.” (Psalm 50: 21) Zij meten God aan zichzelf af. Ze denken zich in hoe zij zouden handelen in die situatie. En ze besluiten, dat God net zo zou doen als zijzelf... In geen enkel koninkrijk en onder geen enkele regering wordt het aan de wetsovertreders overgelaten, te zeggen, wat voor straf moet worden voltrokken aan mensen die de wet hebben verbroken. Alles wat we hebben, alle schatten van Zijn genade die wij bezitten, hebben we aan God te danken. Het belastende karakter van zonde tegen zó’n God kan net zo min overschat worden, als de hemelen met een meetstok gemeten kunnen worden. God is zowel bewaarder van de moraal als Vader. Hij is Wetgever. Hij maakt Zijn wetten en voert die uit. Een wet zonder straf is krachteloos. Men kan als pleidooi aanvoeren, dat een liefhebbende Vader het niet kan aanzien, dat Zijn kinderen Gods straf in het vuur ondergaan, terwijl Hij de macht heeft om hen te bevrijden. Maar God straft de overtreder, voor het welzijn en de veiligheid van Zijn onderdanen. God werkt niet volgens een menselijk plan. God kan oneindig rechtvaardig zijn. De ene mens heeft niet het recht om tegenover zijn medemens zo te handelen. Noach zou God hebben mishaagd, als hij ook maar één van de spotters, die hem uitscholden en lastig vielen, had verdronken. Maar God verdronk de hele wijde wereld. Lot had het recht niet om zijn schoonzoons te straffen, maar God heeft dit in Zijn strikte rechtvaardigheid gedaan. Wie waagt te beweren, dat God niet zal doen, wat Hij zegt te zullen doen? – 12MR 207-209; 10MR 265 (1876)
DE OORDELEN KOMEN, WANNEER GOD ZIJN BESCHERMING WEGNEEMT
Mij werd getoond, dat de oordelen van God niet direct van God over hen zouden komen, maar op deze manier: Zij stellen zich buiten Zijn bescherming. Hij waarschuwt, corrigeert, vermaant en wijst op de enig veilige weg. Als de mensen, die onder Zijn speciale zorg hebben gestaan, vervolgens hun eigen weg kiezen, dan geeft Hij Zijn engelen geen opdracht om de gerichte aanvallen van de satan op hen te voorkomen. De macht van satan werkt op zee en op het land. Die brengt rampen en wanhoop en vaagt massa’s mensen weg, zodat zijn prooi hem niet kan ontgaan. – 14MR 3 (1883)
God gebruikt Zijn vijanden als instrument om mensen te straffen, die hun eigen schadelijke weg gegaan zijn, waarbij de waarheid van God scheef is voorgesteld, verkeerd is beoordeeld en is onteerd. – PC 136 (1894) De Geest van God, die beledigd, afgewezen en onheus behandeld is, wordt al van de aarde teruggetrokken. Even snel als Gods Geest wordt weggenomen, zal het wrede werk van de satan ter land en ter zee ten uitvoer komen. – Ms 134, 1898
De goddelozen hebben de grens van hun Genadetijd overschreden. De Geest van God, waartegen men zich onbuigzaam heeft verzet, is tenslotte teruggetrokken. Zonder de bescherming van Gods genade zijn ze weerloos tegen de boze. – GC 614 (1911)
OP BEPAALDE MOMENTEN OEFENEN HEILIGE ENGELEN VERWOESTENDE MACHT UIT
Gods oordelen werden over Jericho afgeroepen. Het was een versterkte vesting. Maar de Aanvoerder van het leger van de Heer Zelf kwam neer uit de hemel, om de hemelse strijdkrachten de stad te laten aanvallen. Gods engelen pakten de massieve muren beet en braken die tot de grond af. – 3T 264 (1873) Onder het bevel van God zijn engelen almachtig. Bij gelegenheid sloegen zij op bevel van Christus in één nacht honderdvijfentachtigduizend man van het Assyrische leger. – DA 700 (1898) Dezelfde engel die uit de hemel was neergedaald om Petrus te bevrijden, was de boodschapper die toorn en oordeel over Herodes bracht. De engel stootte Petrus aan om hem uit de slaap te wekken. Met een andere stoot raakte hij de goddeloze koning aan. Hij haalde zijn trots neer en gaf hem de straf van de Almachtige. Herodes stierf onder groot geestelijk en lichamelijk lijden, door het vergeldende oordeel van God. – AA 152 (1911)
Één enkele engel doodde alle eerstgeborenen van de Egyptenaren en vervulde het land met rouw. Toen David tegen God zondigde door een volkstelling, zorgde één engel voor die verschrikkelijke verwoesting, waarmee zijn zonde werd gestraft. Diezelfde verwoestende macht op Gods bevel van heilige engelen, zal ook door boze engelen worden uitgeoefend, als Hij dat toelaat. Die krachten staan nu al klaar en wachten alleen op Gods toestemming om overal verwoesting te brengen. – GC 614 (1911)
DE EERSTE TWEE PLAGEN
Als Christus Zijn voorbeden in het hemels heiligdom beëindigt, zal de onvermengde toorn, die dreigt over de mensen te komen, die het beest en zijn beeld aanbidden, en die zijn merkteken ontvangen (Openbaring 14: 9, 10), uitgegoten worden. De plagen die over Egypte kwamen, toen God op het punt stond om Israël te bevrijden, hebben hetzelfde karakter als de nog verschrikkelijker en diep ingrijpender oordelen, die over de wereld zullen komen, vlak voor de uiteindelijke bevrijding van Gods volk. Johannes beschrijft in de Openbaring deze enorme slagen: “De mensen die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden, kregen kwaadaardige en schadelijke zweren.” De zee “werd bloed als van een dode. En elk levend wezen in de zee stierf.” (Openbaring 16: 2, 3) – GC 627, 628 (1911) De plagen kwamen over de bewoners van de aarde. Sommigen klaagden God aan en vervloekten Hem. Anderen haastten zich tot het volk van God en smeekten, hoe zij aan Zijn oordelen konden ontkomen. Maar de heiligen konden niets voor hen doen. De laatste traan voor zondaren was vergoten. Het laatste hartgrondige gebed was opgezonden, de laatste last was gedragen, de laatste waarschuwing was gegeven. – EW 281 (1858)
DE DERDE PLAAG
Ik zag, dat vier engelen de vier winden vasthouden, totdat Jezus’ werk in het heiligdom klaar is. Dan komen de zeven plagen. Deze plagen maken de goddelozen woedend op de rechtvaardigen. Ze zullen denken, dat wij de oordelen van God over hen hebben gebracht. Ze denken, dat als ze ons van de aardbodem kunnen wegvagen, de plagen zullen stoppen. Een decreet wordt uitgevaardigd om de rechtvaardigen te doden. Die roepen daarom dag en nacht om bevrijding. – EW 36, 37 (1851)
“En de derde engel goot zijn schaal uit in de rivieren en de waterbronnen, en het water werd bloed.” Hoe verschrikkelijk deze straffen ook zijn, Gods rechtvaardigheid blijft recht overeind. De engel van God zegt: “U bent rechtvaardig, Heere, … dat U dit oordeel geveld hebt. Aangezien zij het bloed van de heiligen en van de profeten vergoten hebben, hebt U hun ook bloed te drinken gegeven, want zij verdienen het.” (Openbaring 16: 4 – 6) Door Gods volk ter dood te veroordelen, hebben ze zich goed schuldig gemaakt aan hun bloed, alsof ze dit met eigen handen vergoten hadden. – GC 628 (1911)
DE VIERDE PLAAG
In de plaag die hierop volgt, wordt de zon macht gegeven “de mensen te verteren door vuur. En de mensen werden verteerd door grote hitte.”(Openbaring 16: 8, 9) De profeten beschrijven de situatie op aarde in deze angstige tijd zo: “De aardbodem treurt, … want de oogst van het veld is verloren gegaan... alle bomen op het veld zijn verdord. Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht.” “Verschrompeld zijn de zaadkorrels onder haar aardkluiten; verwoest zijn de voorraadschuren; … Hoe kreunt het vee! De kudden dolen rond, want er is voor hen geen weide; … want de waterbeken zijn uitgedroogd en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd.” (Joël 1: 10 – 12; 17 – 20 NBG) “De tempelzangen worden tot weeklacht op die dag, luidt het woord van de Here HEERE. Talrijk zijn de lijken! Overal werpt Hij ze neer! Stil!” (Amos 8: 3 NBG)
Deze plagen zijn niet wereldwijd, anders zouden de bewoners op aarde volledig worden uitgeroeid. Toch zullen het de ergste plagen zijn die stervelingen ooit hebben meegemaakt. – GC 628, 629 (1911)
DE VIJFDE PLAAG
Groepen slechte mensen staan op het punt hun prooi juichend, spottend en vloekend te bespringen. Maar dan valt er plotseling een dichte zwarte damp, dieper dan de duisternis van de nacht, over de aarde. Dan verschijnt een regenboog, heerlijk als de troon van God, aan de hemel. En die lijkt elk groepje biddende mensen te omringen. Plotseling komt de boze menigte tot staan. Hun spotkreten sterven weg. Vergeten zijn de mensen, waar hun moordzuchtige woede zich op richtte. Met angstig voorgevoel kijken ze naar het teken van Gods verbond. Ze zouden willen, dat ze haar overweldigende helderheid niet zouden hoeven zien... Midden in de nacht toont God Zijn macht om Zijn volk te bevrijden. De zon verschijnt in volle kracht. Tekens en wonderen volgen elkaar in snel tempo op. De goddelozen kijken angstig en verbijsterd naar wat er gebeurt. Maar de rechtvaardigen kijken met plechtige vreugde naar deze tekens van hun verlossing. – GC 635, 636 (1911)
GODS WET VERSCHIJNT AAN DE HEMEL
Aan de lucht verschijnt een hand die twee samengevouwen stenen tafels vasthoudt. De profeet zegt: “De hemel verkondigt Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter.” (Psalm 50: 6) Die heilige wet, Gods gerechtigheid, die temidden van donder en bliksem vanaf de Sinaï werd afgekondigd als richtlijn voor ons leven, wordt nu aan mensen getoond als grondslag voor het oordeel. De hand opent de tafels: daar staan de voorschriften van de Tien Geboden, als met een pen van vuur geschreven. De woorden zijn zó duidelijk, dat iedereen ze kan lezen. Het geheugen wordt wakker. De duisternis van bijgeloof en ketterij wordt uit ieders gedachten gewist. Gods Tien Woorden worden beknopt, begrijpelijk en vol gezag aan alle bewoners op aarde getoond. – GC 639 (1911)
DE VERLORENEN VEROORDELEN HUN VALSE HERDERS
Gemeenteleden, die het licht hebben gezien en overtuigd zijn geraakt, maar die de redding van hun ziel hebben laten afhangen van hun predikant, zullen op de dag van God ontdekken, dat geen andere ziel de losprijs voor hun overtredingen kan betalen. Een vreselijk geschreeuw klinkt op: “Ik ben verloren, voor eeuwig verloren.” Mensen zouden de predikanten, die in hun preken dwalingen leerden en de waarheid veroordeelden, wel in stukken willen scheuren. – 4BC 1157 (1900)
Alle mensen storten de bitterste verwijten over de hoofden van de predikanten uit. Ontrouwe dominees profeteerden mooie dingen. Ze brachten hun toehoorders ertoe, de wet van God buiten werking te stellen, en de mensen te vervolgen die haar heilig wilden houden. Nu belijden deze leraren in hun wanhoop voor de wereld, hoe ze de mensen hebben misleid. De massa’s zijn razend. Ze schreeuwen: “Wij zijn verloren! En jullie zijn de schuld van onze ondergang.” En dan storten ze zich op de valse herders. De mensen die hen het meest bewonderden, zullen hen het meest verschrikkelijk vervloeken. De zelfde handen, die hen eens met lauweren kroonden, worden dan opgeheven om hen af te maken. De zwaarden die bestemd waren om Gods volk mee te doden, worden nu gebruikt om hun vijanden om te brengen. – GC 655, 656 (1911)
Hier zien we dat de gemeente – het heiligdom van de Heer – de eerste klap van Gods toorn te verduren kreeg. De oudsten (Ezechiël 9: 6), mensen die God groot licht had gegeven, die aangesteld waren als bewakers van de geestelijke belangen van het volk, hadden het in hen gestelde vertrouwen beschaamd. – 5T 211 (1882)
Gods Woord is door valse herders krachteloos gemaakt... Hun werk zal spoedig op hun eigen hoofd neerkomen. Dan spelen zich de taferelen af, die in Openbaring 18 genoemd worden, als de oordelen van God over het verborgen Babylon2 zullen komen. – Ms 60, 1900
DE ZESDE PLAAG
Geesten van demonen zullen uitgaan naar de koningen van de aarde en van de gehele bewoonde wereld, om hen in bedrog te vangen en hen aan te zetten om samen met de satan het laatste gevecht tegen de heerschappij van de hemel aan te gaan. – GC 624 (1911)
De Geest van God trekt zich langzaam uit de wereld terug. De satan mobiliseert zijn kwade machten. “Die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de gehele bewoonde wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog van die grote dag van de almachtige God.” (Openbaring 16: 14) – 7BC 983 (1890)
Na de beschrijving door Johannes van de macht in Openbaring 16 die tekens doet en de wereld zal verzamelen tot de laatste grote strijd, stopt de symbolische taal en geeft de stem die klinkt als een bazuin nog eens een duidelijk signaal: “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en op zijn kleren acht geeft, zodat hij niet naakt zal rondlopen, en men zijn schaamte niet zal zien.” (Openbaring 16: 15) Na de overtreding van Adam en Eva waren ze naakt, want hun lichtgewaad en hun bescherming waren van hen geweken. De wereld zal de vermaningen en waarschuwingen van God vergeten zijn, net als de bewoners van de wereld in de tijd van Noach en net als de inwoners van Sodom. Ze stonden op, vol onrechtvaardige plannen en ideeën.
Maar plotseling regende er vuur uit de hemel en verslond die goddelozen. “Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.” (Lukas 17: 30) – 14MR 96, 97 (1896)
DE LAATSTE GROTE VELDSLAG TUSSEN GOED EN KWAAD
Bij de laatste grote veldslag komen twee grootmachten naar voren. Aan de ene kant staat de Schepper van hemel en aarde. Iedereen die aan Zijn zijde staat, draagt Zijn zegel. Ze zijn gehoorzaam aan Zijn geboden. Aan de andere kant staat de vorst van de duisternis, samen met de mensen die gekozen hebben voor opstand en afvalligheid. – 7BC 982, 983 (1901)
Er staat ons een verschrikkelijke strijd te wachten. We naderen de veldslag op de grote dag van God de Almachtige. Wat tot nu toe nog in bedwang gehouden wordt, zal worden ontketend. De engel die de genadeboodschap verkondigt, slaat zijn vleugels uit en maakt zich klaar om de troon te verlaten en de wereld in handen van de satan achter te laten. De overheden en machten op aarde verzetten zich hevig tegen de God van de hemel. Ze zijn vol haat tegen de mensen die Hem dienen. En binnenkort, heel gauw, zal de laatste grote veldslag tussen goed en kwaad worden uitgevochten. De aarde zal het slagveld zijn – het laatste strijdtoneel en de plek voor de laatste overwinning. Hier, waar de satan zó lang de mensen tegen God heeft opgezet, zal de opstand voorgoed worden onderdrukt. – RH, 13 mei 1902
De veldslagen tussen deze twee legers zijn net zo reëel als die tussen legers in deze wereld. En van deze geestelijke strijd hangt onze eeuwige bestemming af. – PK 176 (c. 1914)
DE HELE WERELD ZAL ZICH ÓF AAN DE ENE ZIJDE ÓF AAN DE ANDERE SCHAREN
De hele wereld zal zich in dit confl ict óf aan de ene zijde, óf aan de andere scharen. De veldslag van Armageddon zal worden uitgevochten. Op die dag mag niemand van ons slapen. We moeten klaar wakker zijn, als wijze meisjes, die olie in onze kruik hebben bij onze lamp. De kracht van de Heilige Geest moet over ons zijn. De Aanvoerder van het leger van de Heer staat aan het hoofd van de engelen uit de hemel om de strijd te leiden. – 3SM 426 (1890)
De vijandigheid van de satan tegen het goede zal steeds meer aan het licht komen, doordat hij bij zijn laatste opstand zijn strijdkrachten inzet. Iedere ziel, die zich niet volledig aan God heeft overgegeven en door Gods kracht staande wordt gehouden, sluit een verbond met de satan tegen de hemel en bindt de strijd aan tegen de Heerser van het heelal. – TM 465 (1892)
Binnenkort hebben alle bewoners op aarde partij gekozen, óf vóór óf tegen de heerschappij van de hemel. – 7T 141 (1902)
DE ZEVENDE PLAAG
Wij moeten het uitgieten van de zevende schaal bestuderen. (Openbaring 16: 17 – 21) De machten van het kwaad zullen niet zonder slag of stoot het hoofd buigen. Maar de Voorzienigheid zal in de veldslag van Armageddon een rol spelen. Als de aarde verlicht is met de heerlijkheid van de engel uit Openbaring 18, zullen de godsdienstige elementen, goed en kwaad, uit hun sluimering ontwaken. De legers van de levende God zullen het strijdperk betreden. – 7BC 983 (1899)
De veldslag van Armageddon zal binnenkort worden uitgevochten. Hij, op wiens gewaad geschreven staat: “Koning van de koningen en HEERE van de heren”, voert de hemelse legers op witte paarden aan, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos. (Openbaring 19: 11 – 16) – 7BC 982 (1899)
De hele aarde deint op en neer als de golven van de zee. Haar oppervlak scheurt open. Haar grondvesten lijken te bezwijken. Bergketens zinken in de diepte weg. Bewoonde eilanden verdwijnen. De zeehavens, die wat verdorvenheid aangaat net zo slecht als Sodom zijn geworden, worden door de woeste wateren verzwolgen... De meest trotse steden ter wereld vallen in puin. De heerlijke paleizen, waarmee de grote mensen op aarde hun rijkdom hebben verkwist ter meerdere eer en glorie van zichzelf, storten voor hun ogen ineen. gevangenismuren scheuren. En Gods volk, dat vanwege hun geloof vastzat, wordt bevrijd. – GC 637 (1911