05 Geloofsleven van de Rest
EEN TWEEVOUDIG LEVEN
In deze tijd, vlak voor de tweede komst van Christus op de wolken van de hemel, moeten wij een werk als dat van Johannes [de Doper] doen. God roept mensen die een volk willen voorbereiden, om staande te kunnen blijven op de grote dag van de Heer... Om een boodschap als die van Johannes te kunnen brengen, moeten we een geestelijk leven als het zijne hebben. Het zelfde werk moet in ons volbracht worden als bij hem. Wij moeten op God zien, en daardoor niet meer op onszelf letten. – 8T 332, 333, (1904)
Gemeenschap met God veredelt ons karakter en ons leven. Mensen gaan aan ons merken, dat we met Jezus zijn geweest, net als de eerste discipelen. Dat geeft een werker een kracht die niets anders hem kan geven. Hij mag niet toestaan, dat hij van deze kracht wordt beroofd. Wij moeten een tweevoudig leven leiden – een leven van denken en van doen, van stil gebed en van serieus werken. – MH 512 (1905)
Bidden en werken, werken en bidden, dat is jullie levenstaak. Jullie moeten bidden, alsof het resultaat en de eer alleen aan God toekomen, en werken alsof het alleen van jullie afhangt. – 4T 538 (1881)
Niemand is ook maar een dag of een uur veilig zonder gebed. – GC 530 (1911)
Hij die niets anders doet dan bidden, zal gauw ophouden met bidden. – SC 101 (1892)
VAST GEWORTELD IN CHRISTUS
De storm komt, de storm die de werkelijke aard van ieders geloof zal toetsen. Gelovigen moeten nu vast geworteld in Christus zijn, want anders vallen ze af door de één of andere vorm van dwaalleer. – Ev 361, 362 (1905) Het zou goed voor ons zijn, elke dag een stil uur te hebben om het leven van Christus te overdenken. We zouden het punt voor punt moeten doornemen en elke gebeurtenis in onze verbeelding oproepen, vooral die aan het einde Zijn leven. – DA 83 (1898)
De enige bescherming tegen het kwaad is, dat Christus in ons hart woont door in Zijn gerechtigheid te geloven. We kunnen nooit weerstand bieden aan de onheiligende gevolgen van eigenliefde, genotzucht en verleiding tot zonde, tenzij we een levende verbinding met God hebben. We kunnen veel slechte gewoontes afl eren, we kunnen voor een tijd het gezelschap van de satan mijden. Maar zonder levende verbinding met God, doordat we ons van moment tot moment aan Hem overgeven, worden we verslagen. Zonder Christus persoonlijk te kennen, en zonder voortdurende gemeenschap met Hem, zijn we aan de genade van de vijand overgeleverd, en doen we uiteindelijk wat hij wil. – DA 324 (1898)
Christus en Die gekruisigd (I Korinthe 2: 2) moet het onderwerp van onze overdenkingen zijn, van onze gesprekken, en van onze diepste vreugde. – SC 103, 104 (1892)
GEVORMD DOOR DE HEILIGE GEEST
Het hart van de mens kent geen geluk, zolang het niet door de Geest van God gevormd wordt. De Geest vormt onze vernieuwde ziel naar het voorbeeld, Jezus Christus. Door Zijn invloed verandert vijandschap tegen God in geloof en liefde, en trots verandert in nederigheid. Onze ziel ziet hoe mooi de waarheid is. En dan groeit een uitmuntend en volmaakt karakter, tot eer van Christus. – OHC 152 (1896)
Elke natuurlijke drang, elk onderdeel van onze geest, en elke neiging van ons hart, moet van moment tot moment onder leiding staan van de Geest van God. – PP 421 (1890)
De Geest verlicht onze duisternis, neemt door kennis onze onwetendheid weg, en helpt ons in onze vele noden. Maar onze geest moet voortdurend naar God uitgaan. Als wereldsgezindheid binnen mag komen, als we geen verlangen hebben tot bidden, geen verlangen om gemeenschap te hebben met Hem die de bron van kracht en wijsheid is, dan blijft de Geest niet bij ons. – OHC 154 (1904)
DE NOODZAAK VAN BIJBELSTUDIE
Geen enkel vernieuwd hart kan vrolijk blijven, zonder dat het dagelijks het zout van het Woord tot zich neemt. We moeten dagelijks Gods genade ontvangen, anders blijft niemand een bekeerd mens. – OHC 215 (1897)
Laat je geloof door het Woord van God staven. Neem het levend getuigenis van de waarheid gretig in je op. Geloof in Christus als jouw persoonlijke Heiland. Hij is de Rots der eeuwen en zal dit altijd blijven. (I Korinthe 10:4) – Ev 362 (1905)
Christenen moeten zich voorbereiden op wat zich spoedig als een geweldige verrassing over de wereld zal uitstorten. En die voorbereiding is: ijverig het Woord van God bestuderen en ernaar streven om je leven naar haar voorschriften te veranderen. – PK 626 (c. 1914)
Niemand, dan alleen zij die hun geest versterkt hebben met de waarheden van de Bijbel, zal staande blijven in de laatste grote strijd. – GC 593, 594 (1911)
Alleen zij die de Schriften ijverig bestuderen, en die liefde voor de waarheid hebben, zijn beschermd tegen de machtige misleiding die de wereld gevangen zal nemen. – GC 625 (1911)
Ons volk moet de profetische uitspraken van God begrijpen. Het moet systematisch de beginselen van de geopenbaarde waarheid kennen. Dat maakt hen geschikt voor wat over de aarde komt. En het zorgt ervoor, dat ze niet met elke wind van leer worden meegesleurd. (Efeziërs 4: 14) – 5T 273 (1885)
LEER BIJBELTEKSTEN UIT HET HOOFD
We moeten meerdere keren per dag kostbare, gouden ogenblikken doorbrengen met gebed en Bijbelstudie. Al is het maar het uit het hoofd leren van een Bijbeltekst. Dan heeft onze ziel geestelijk leven. – 4T 459 (1880)
Gods kostbare Woord is de maatstaf voor jongeren die trouw willen zijn aan de Koning van de hemel. Bestudeer de Schriften. Leer tekst voor tekst uit het hoofd en verwerf je kennis over wat de Heer heeft gezegd. – ML 315 (1887) Bouw een muur van Bijbelteksten om je heen. Je zult ontdekken, dat de wereld die niet omver kan halen. Leer de Bijbel uit je hoofd. En als de satan met zijn verzoekingen komt, dien hem dan van repliek met “Er staat geschreven” (Mattheüs 4: 4, 7, 10) Zo reageerde onze Heer op de verzoekingen van de satan, en weerstond ze. – RH 10 april 1888.
Hang de kostbare woorden van Jezus op in de zaal van je geheugen. Ze zijn veel meer waard dan zilver en goud. – 6T 81 (1900)
Neem een zakbijbel mee naar je werk. En benut elke gelegenheid om haar kostbare beloftes uit het hoofd te leren. – RH 27 april 1905
Er zal een tijd komen, waarin veel mensen het zonder het geschreven Woord moeten doen. Maar als dit Woord in ons geheugen staat gegrift, dan kan niemand het ons afnemen. – 20MR 64 (1906)
Bestudeer het Woord van God. Leer haar kostbare beloften uit het hoofd. Wanneer we het zonder onze Bijbel moeten stellen, zijn we toch nog in het bezit van Gods Woord. – 10MR 298 (1909)
OPENBARING 14 EEN ANKER VOOR HET VOLK VAN GOD
In deze eindtijd is het onze plicht, om de betekenis van de boodschappen van de Eerste, de Tweede en de Derde Engel volledig te begrijpen. Al ons handelen moet in overeenstemming zijn met het Woord van God. De boodschappen van de Eerste, de Tweede en de Derde Engel zijn met elkaar verbonden en staan in Openbaring 14: 6 – 20. – 13 MR 68 (1896)
Veel mensen die de boodschap van de Derde Engel omarmen, hebben de twee eerdere boodschappen niet meegemaakt. De satan had dit door en hij richtte zijn boze oog op hen, om hen ten val te brengen. Maar de Derde Engel wees hen op het heilige der heiligen. En de mensen die de voorgaande boodschappen hadden meegemaakt wezen hen de weg naar het hemels heiligdom. Veel mensen begrepen de volmaakte ontvouwing van waarheid in de boodschappen van de engelen en namen die blij in volgorde aan. Ze volgden Jezus gelovig in het hemels heiligdom. Deze boodschappen werden mij getoond als anker voor het volk van God. Mensen die ze begrijpen en aannemen, worden ervoor bewaard, dat ze meegesleept worden door de vele misleidingen van de satan. – EW 256 (1858)
VOEDT UW VERSTAND OP OM IN GODS WOORD TE GELOVEN
Mensen die de vrijheid nemen om het Woord van God ter discussie te stellen, en aan alles te twijfelen, waar maar een kans is voor ongeloof, zullen ontdekken, dat het een enorme worsteling zal kosten, om te blijven geloven wanneer benauwdheid komt. Het zal bijna onmogelijk zijn om de invloed weg te nemen, die een geest, die geleerd heeft ongelovig te zijn, gebonden houdt. Want hierdoor is de ziel in de valstrik van satan gevangen en verliest haar kracht om het web te scheuren, dat steeds nauwer om de ziel wordt gesponnen. Door voor twijfel te kiezen, roept de mens de helpers van satan te hulp. De enige hoop voor iemand, die ongelovig is opgevoed, is, zich totaal hulpeloos aan de Heiland vast te klampen. Je moet als een kind je wil en je weg aan Christus onderwerpen, zodat je uit de duisternis in Zijn wonderbaar licht mag worden geleid. De mens heeft niet de kracht om zichzelf uit de valstrikken van satan los te trekken. Hij die zichzelf leert om alles ter discussie te stellen, te betwijfelen en te bekritiseren, sterkt zichzelf in ongeloof. – Ms 3 (1895)
VOORBEREIDING OP TOEKOMSTIGE BEPROEVINGEN
De dienaren van Christus moeten geen toespraak voorbereiden, wanneer zij voor hun geloof terecht moeten staan. Ze moeten zich elke dag voorbereiden, door in hun hart de kostbare waarheden van het Woord van God op te slaan. Ze moeten zich voeden met het onderwijs van Christus, en door gebed hun geloof versterken. Als ze dan terecht moeten staan, zal de Heilige Geest hen de waarheden in herinnering brengen, die de harten van degenen die toehoren kunnen bereiken. God zal de kennis, die ze kregen door het ijverig bestuderen van de Schriften, in hun herinnering laten oplichten, precies wanneer het nodig is. – CSW 40, 41 (1900)
Als er tijden van beproeving komen, zullen er mensen zijn die nu tot anderen preken. Maar dan ontdekken ze, dat als hun standpunten getoetst worden, er veel dingen zijn waarvoor ze geen bevredigende verklaring kunnen geven. Tot het moment, dat ze op die manier onderzocht worden, kennen ze hun eigen onwetendheid niet eens. Er zijn veel mensen in onze gemeente, die er genoegen mee nemen, dat ze geloven wat ze begrijpen. Maar ze kennen hun eigen zwakte niet, totdat er tegenstellingen ontstaan. Wanneer ze gescheiden zijn van mensen die hetzelfde geloven, en gedwongen om eenzaam en alleen hun geloof uit te leggen, dan komen ze er tot hun verrassing achter, hoe verward de ideeën zijn, die zij als waarheid hadden aangenomen. – 5T 707 (1889)
CONTROLEER UW ZEDELIJK PEIL
In staat zijn ons geloof te verdedigen is een goede zaak. Maar als de waarheid niet dieper gaat dan dat, wordt onze ziel nooit gered. Ons hart moet worden gereinigd van alle zedelijke onreinheid. – OHC 142 (1881)
Weinig mensen beseffen, dat het hun plicht is, hun gedachten en hun fantasie te beheersen. Het is moeilijk om een ongeoefende geest zich te laten concentreren op nuttige dingen. Maar als we ons denken niet goed gebruiken, kan het geloof in onze ziel nooit tot bloei komen. We moeten onze geest bezighouden met heilige en eeuwige dingen, anders gaat ze onbelangrijke en oppervlakkige gedachten koesteren. We moeten zowel ons verstand als onze zeden trainen. Dan worden ze door die oefening sterker en beter. – OHC 111 (1881)
We moeten zuivere en kuise gedachten fl ink aanmoedigen, en ons zedelijk peil opvijzelen. Dat liever dan onze lage en vleselijke kanten te versterken. God, help ons los te komen van onze genotzuchtige begeertes! – MM 278 (1896)
HET VOORBEELD VAN HENOCH
Henoch wandelde driehonderd jaar met God, voordat hij overging naar de hemel. De situatie in de wereld was toen niet gunstiger voor het vormen van een volmaakt christelijk karakter dan vandaag de dag. En hoe wandelde Henoch met God? Hij voedde zijn geest en zijn hart op, zich er steeds bewust van te zijn, dat God aanwezig is. En als hij in verwarring was, steeg zijn gebed op tot God om hem te helpen. Hij weigerde ook maar iets te doen, wat zijn God zou beledigen. Hij “stelde zich de HEERE voortdurend voor ogen.” (Psalm 16: 8) Hij bad geregeld: ‘Leer mij Uw weg, opdat ik niet afdwaal. Wat is uw wil voor mij? Wat kan ik doen tot eer van u, o God?’ Zo effende hij voortdurend zijn pad en zijn handelen in overeenstemming met de geboden van God. Hij had volmaakt vertrouwen en verliet zich helemaal op zijn hemelse Vader, dat Hij hem zou helpen. Hij had geen eigen wil of gedachten. Alles had hij overgegeven aan de wil van zijn Vader. Henoch was een voorbeeld van de mensen die op aarde zullen zijn, wanneer Christus komt. Ze zullen naar de hemel worden overgebracht, zonder de dood te zien. – 1SAT 32 (1886)
Henoch kende net zo goed verzoekingen als wij. Hij was omringd door een samenleving die niet vriendelijker tegenover gerechtigheid stond dan de maatschappij waar wij in leven. De atmosfeer die hij inademde was bevlekt met zonde en verdorvenheid, net als bij ons. Toch leefde hij een heilig leven. Hij was niet bezoedeld met de heersende zonde van de tijd waarin hij leefde. Zo kunnen wij ons ook zuiver en onbedorven houden. – 2T 122 (1868)
ONTHOUD GODS ZEGENINGEN UIT HET VERLEDEN
Als ik naar onze geschiedenis kijk, en alle verschillende stappen vooruit naga, die ons gebracht hebben waar we nu zijn, dan kan ik zeggen: Prijs God! Als ik zie wat de Heer tot stand heeft gebracht, ben ik vol verwondering en vol vertrouwen in de leiding van Christus. We hebben niets te vrezen voor de toekomst, behalve als we vergeten, hoe de Heer ons geleid heeft, en wat Hij ons in het verleden geleerd heeft. – LS 196 (1902)
EEN TIJD OM SERIEUS NA TE DENKEN
Als er ooit een tijd geweest is, waarin het voor iedereen die God vreest goed zou zijn, om eens serieus na te denken, dan is het wel nu, op het moment dat persoonlijke vroomheid essentieel is. We moeten ons afvragen: “Wie ben ik, en wat is mijn taak en opdracht voor deze tijd? Aan wiens kant sta ik eigenlijk: die van Christus of van de vijand?” Laat ieder zich nu voor God vernederen, want we leven nu zeker in de tijd van de Grote Verzoendag. Op ditzelfde moment wordt de zaak van veel mensen door God onderzocht. Zij hoeven nog maar korte tijd in hun graf te blijven.
Je geloofsbelijdenis is geen garantie voor die dag, maar waar jouw liefde naar uitgaat. Is de tempel van je ziel van vuil gereinigd? Heb ik mijn zonden beleden en heb ik er tegenover God berouw over, zodat ze uitgewist kunnen worden? Denk ik soms te gunstig over mezelf? Ben ik bereid werkelijk alles op te offeren voor het heerlijke feit dat ik Jezus Christus mag kennen? (Filippenzen 3: 8) Ben ik me er voortdurend van bewust, dat ik niet van mezelf ben, maar eigendom van Christus, en dat mijn dienst God toebehoort, wiens eigendom ik ben? (I Korinthe 6: 19, 20) – Ms 87 (1886)
We moeten onszelf afvragen: “Waarvoor leven en werken wij? En waar leidt het allemaal toe?” – ST 21 november 1892
LEVEN MET HET OOG OP DE DAG VAN HET OORDEEL
Toen ik de mensen in onze steden heen en weer zag haasten, op weg naar hun zaken, vroeg ik me in gedachten af, of ze ooit dachten aan de dag van God die dichtbij is. Ieder van ons moet leven met het oog op die grote dag, die spoedig over ons zal komen. – 1SAT 25 (1886)
We kunnen het ons niet veroorloven, dat we leven zonder te denken aan de dag van het oordeel. Want hoewel die lange tijd is uitgesteld, is hij nu nabij, vlak voor de deur, en hij komt haastig dichterbij. De bazuin van de aartsengel zal binnenkort de levenden opschrikken en de doden doen ontwaken. – GC 560, 561 (1892)
KLAAR VOOR DE WEDERKOMST VAN CHRISTUS
Als we het nu niet prettig vinden om hemelse onderwerpen te overdenken; als we geen belangstelling hebben om kennis van God te verwerven, niet genieten van het aanschouwen van het karakter van Christus; als heiligheid geen aantrekkingskracht op ons heeft – dan kunnen we er zeker van zijn, dat onze hoop op de eeuwigheid ijdel is. Volmaakte aanpassing aan de wil van God is het hoge doel, wat een christen voortdurend voor ogen moet houden. Hij praat graag over God, over Jezus, over de zuivere en schitterende woning die Christus bereid heeft voor wie Hem liefhebben. Het overdenken van deze thema’s: onze ziel die zich tegoed doet aan de gezegende beloften van God – dat noemt de apostel een voorproef van “de krachten van de komende wereld.” (Hebreeën 6: 5) – 5T 745 (1889)
Als het nu goed is tussen God en u, bent u er klaar voor, als Christus vandaag komt. – HP 227 (1891