09-B de stem van de natuur
De apostel zag in alles om zich heen de getuigenis van de Zondvloed, die
de aarde bedolf omdat haar inwoners de wet van God overtreden hadden.
De rotsen, die door de kracht van de wateren uit de diepte omhoog geworpen
waren, herinnerden hem aan de verschrikkingen van de uitstorting van
Gods toorn. Maar waar alles rond hem woest en verlaten scheen, waren de
blauwe luchten boven de apostel op het eenzame Patmos even helder als
de hemel boven zijn geliefd Jeruzalem. Als de mens in de nacht omhoog
ziet naar de schoonheid van het uitspansel en Gods macht ontdekt in de
talloze sterren, leert hij een les omtrent de grootheid van de Schepper, in
tegenstelling tot zijn eigen kleinheid. Als iemand trots en verwaand is
vanwege zijn rijkdom, talenten of persoonlijke eigenschappen, moet hij
op een heldere sterrennacht eens naar buiten gaan en omhoog kijken, en
leren zijn trotse geest te vernederen in tegenwoordigheid van de Oneindige.
In het geluid van vele wateren hoorde de profeet de stem van de Schepper.
De zee, opgezweept door de stormen, deed hem denken aan de toorn
van een gekrenkte God. De machtige golven, die ondanks hun woestheid
als door een onzichtbare hand binnen hun grenzen bleven, vertelden Johannes
van de oneindige macht, die de diepten in bedwang hield. En in
tegenstelling hiermee zag hij de dwaasheid van zwakke stervelingen, als
wormen in het stof, die trots waren op hun wijsheid en kracht, en hun
hart verhieven tegen de Bestuurder van het heelal, alsof God hun gelijke
was. Hoe blind en onnadenkend is de menselijke trots! Een uur van Gods
zegen in het geven van zonneschijn en regen op aarde, doet meer om het
aangezicht van de natuur te veranderen, dan de mens met al zijn kennis en
volharding gedurende zijn leven tot stand kan brengen.
In zijn omgeving las de verbannen profeet de openbaringen van goddelijke
macht, en in de werken der natuur hield hij gemeenschap met zijn
God. Het diepste verlangen van de ziel naar God, de vurigste gebeden
stegen op naar de hemel vanaf het rotsachtige Patmos. Steeds wanneer
Johannes de rotsen zag, dacht hij aan Christus, de rots zijner sterkte, in
wiens schuilplaats hij zich onbevreesd kon verbergen.