08 Het dienstwerk van Johannes
De apostel Johannes bracht zijn jeugdjaren door onder eenvoudige vissers
in Galilea. Hij had geen schoolopleiding. Door zijn omgang met Christus,
de grote Leraar, kreeg hij evenwel de hoogste opleiding die een sterfelijk
mens kan ontvangen. Hij dronk begerig van de bron van wijsheid en
trachtte daarna anderen te leiden tot die “fontein van water, springende tot
in het eeuwige leven.” (Joh.4:14). De eenvoud van zijn woorden, de geweldige
kracht van de waarheden die hij sprak, en het geestelijke vuur dat
zijn leer kenmerkte, verschaften hem toegang tot alle klassen. Toch waren
zelfs gelovigen niet in staat ten volle de geheiligde verborgenheden van
de goddelijke waarheid, die in zijn gesprekken naar voren kwamen, volledig
te verstaan. Hij scheen voortdurend door de Heilige Geest bezield te
zijn. Hij probeerde de gedachten van mensen te verheffen door ze inzicht
te geven in de onzichtbare dingen. De wijsheid waarmee hij sprak, maakte
dat zijn woorden waren als dauw, welke de ziel verzacht en tot bedaren
brengt.
Na de hemelvaart van Christus treedt Johannes naar voren als een getrouw
en vurig arbeider voor de Meester. Met anderen had hij deel aan de uitstorting
van de Geest op de dag van het Pinksterfeest. Met hernieuwde ijver
en kracht ging hij voort de woorden des levens tot de mensen te spreken.
Men bedreigde hem met gevangenisstraf en dood, maar hij liet zich geen
vrees aanjagen.
Een veelheid van mensen uit allerlei klassen kwamen luisteren naar de
prediking van de apostelen en werden genezen van hun ziekten in de naam
van Jezus - de naam die zo gehaat werd door de Joden. De priesters en
oversten waren razend toen ze zagen dat de zieken genezen werden en dat
Jezus als de Vorst des levens werd verheven. Ze vreesden dat spoedig heel
de wereld in Hem zou geloven en dat zij dan beschuldigd zouden worden
de machtige Heelmeester te hebben gedood. Maar hoe meer ze hun best
deden om deze beweging te stoppen, des te meer mensen geloofden in
Hem en keerden zich af van de leer van de schriftgeleerden en Farizeeën.
Vol afgunst grepen zij Petrus en Johannes en wierpen hen in de gevangenis.
‘s Nachts opende de Engel des Heren echter de deuren der gevangenis,
voerde hen naar buiten en sprak, “Gaat heen, gaat in de tempel staan
en spreekt tot het volk al deze woorden des levens.” (Hand.5:20).
Ernstig en getrouw getuigde Johannes van zijn Meester bij elke gelegenheid
die zich voordeed. Hij zag dat voor de gemeente gevaarlijke tijden
aanbraken. Satanische misleidingen verschenen overal. De geest van de
mensen werd misleid door twijfel en bedrieglijke leerstellingen. Sommigen
die voorgaven trouw te zijn aan het werk van God waren bedriegers.
Ze loochenden Christus en Zijn evangelie. Zij brachten verderfelijke ketterijen
in de gemeente en leefden in overtreding van de goddelijke wet.