03 Beheersing van de eetlust en de hartstochten
“Onthoudt u van vleselijke begeerten, welke strijd voeren tegen de ziel,”
luidt de raad van de apostel Petrus. (1 Petr.2:11). Velen beschouwen deze
tekst als een waarschuwing tegen losbandigheid alleen, maar ze heeft
een diepere strekking. Hier wordt elk schadelijk toegeven aan eetlust of
hartstocht verboden. Laat niemand, die belijdt godsdienstig te zijn, de gezondheid van het lichaam verwaarlozen, en zichzelf geruststellen met de
gedachte dat onmatigheid geen zonde is en niets met het geestelijk leven
te maken heeft. Er bestaat een nauwe band tussen de fysieke en morele
natuur. Een gewoonte die niet de gezondheid bevordert, verlaagt de edeler
eigenschappen. Verkeerde gewoonten in eten of drinken voeren tot dwaling in gedachten en daden. Het toegeven aan de eetlust versterkt de dierlijke eigenschappen, en maakt dat ze de mentale en geestelijke krachten
overheersen.
Iemand die zelfzuchtig en gulzig is, kan onmogelijk de zegen van heiligmaking ervaren. Velen gaan gebukt onder een last van kwalen door verkeerde gewoonten van eten en drinken, die de gezondheidswetten geweld
aandoen. Ze zijn verzwakt door het toegeven aan perverse eetlust. De
krachten van het menselijk gestel, om misbruik van het lichaam te weerstaan, zijn wonderbaar. Maar een constant verkeerde leefwijze op het gebied van overmatig gebruik van eten en drinken zal tenslotte elke functie
van het lichaam verzwakken. Door toe te geven aan een perverse eetlust
en hartstocht, hinderen zelfs belijdende christenen de natuur in haar werk,
en verzwakken de fysieke, verstandelijke en geestelijke krachten. Laten
deze zwakke mensen er eens aan denken wat ze hadden kunnen zijn, wanneer ze matig hadden geleefd en hun gezondheid hadden beschermd in plaats van deze te verwoesten.