36 Afval in Galatië
Terwijl Paulus in Corinthe verbleef, had hij reden tot ernstige bezorgdheid over enige van de reeds gevestigde gemeenten. Door de invloed van valse leraren die onder de gelovigen van Jeruzalem waren opgestaan, wonnen ketterij en materialisme spoedig veld onder de gelovigen in Galatië. Deze valse leraren vermengden Joodse overleveringen met de waarheden van het evangelie. Met voorbijzien van het besluit van de algemene vergadering te Jeruzalem, drongen zij de bekeerden uit de heidenen de naleving van de ceremoniële wet op.
De toestand was kritiek. De dingen die ten onrechte waren geïntroduceerd dreigden weldra de gemeenten in Galatië af te breken.
Het ging Paulus zeer ter harte en hij was verontrust door deze openlijke afval van een deel van hen aan wie hij getrouw de grondbeginselen van het evangelie had onderwezen. Onmiddellijk schreef hij aan de misleide gelovigen, belichtte de valse theorieën die ze hadden aanvaard, en berispte met grote gestrengheid allen die van het geloof waren afgeweken. Na de Galaten begroet te hebben met de woorden:
“Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus", richtte hij tot hen de volgende woorden van scherpe terechtwijzing:
„Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!"
Paulus' onderwijzingen waren in overeenstemming met de Schriften, en de Heilige Geest was van zijn werken getuige; daarom waarschuwde hij zijn broeders niet te luisteren naar iets dat in tegenspraak was met de waarheden die hij hun had onderwezen.
De apostel smeekte de gelovigen in Galatië hun eerste ervaring in het christelijk geloof nauwkeurig te overdenken. “O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? Dit alleen zou ik van u willen weten:
Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees? Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs! Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, (doet Hij dit) ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?"
Zo klaagde Paulus de gelovigen in Galatië aan voor het tribunaal van hun eigen geweten, en probeerde hen in de voortgang van hun dwaling te stuiten. Zich toevertrouwend aan Gods reddende macht, en weigerend de leringen van de afvallige leraren te erkennen, streefde Paulus ernaar de bekeerden te doen inzien dat zij grotelijks misleid waren, maar dat door terugkeer naar hun vroeger geloof in het evangelie, zij de opzet van satan nog konden verijdelen. Met vastberadenheid koos hij de zijde van waarheid en gerechtigheid. En zijn onwankelbaar geloof en vertrouwen in de boodschap die hij verkondigde, hielpen menigeen van wie het geloof had gewankeld, terug te keren tot hun trouw jegens de Heiland.
Hoe verschillend van de wijze waarop Paulus aan de gelovigen te Corinthe schreef, was de manier die hij ten opzichte van de Galaten volgde! Eerstgenoemden berispte hij met voorzichtigheid en tederheid; de laatsten met woorden van nietsontziende terechtwijzing. De Corinthiërs werden door aanvechting overmand. Misleid door de scherpzinnige drogredenen van leraren die dwalingen voorstelden onder het mom van waarheid, waren zij tot verwarring en verbijstering gebracht. Het vereiste voorzichtigheid en geduld om hun het valse van het ware te leren onderscheiden. Gestrengheid of onverstandige overhaasting van Paulus' kant zouden zijn invloed op velen die hij wilde helpen, hebben teniet gedaan.
In de gemeenten van Galatië vedrong openlijke, onverholen dwaling de evangelieboodschap. Christus, het ware fundament van het geloof, werd geheel verzaakt voor de verouderde ceremoniën van het Judaïsme. De apostel begreep dat de meest afdoende maatregelen moesten worden genomen en de ernstigste waarschuwingen gegeven moesten worden om de gelovigen van Galatië voor de gevaarlijke invloeden die hen bedreigden, te behoeden.
Een belangrijke les die iedere dienaar van Christus moet leren, is zijn werkzaamheden aan te passen aan de toestand van degenen voor wie hij zich nuttig wil maken. Bezorgdheid, geduld, doortastendheid en vastberadenheid zijn in gelijke mate vereist; maar dit alles moet met het juiste onderscheidingsvermogen worden aangewend. Wijselijk omgaan met mensen van verschillende geaardheid, onder gevarieerde omstandigheden en voorwaarden, is een werk dat inzicht en een door de Geest Gods verlicht en geheiligd oordeel vordert.
In zijn brief aan de gelovigen van Galatië gaf Paulus in het kort een overzicht van de voornaamste gebeurtenissen die met zijn persoonlijke bekering en eerste christelijke beleving verband hielden. Op deze wijze wilde hij aantonen dat hij alleen door een bijzondere openbaring van goddelijke kracht ertoe was gebracht de grote waarheden van het evangelie te zien en te begrijpen. Het was door voorlichting van God Zelf dat Paulus werd genoopt de Galaten op zo'n ernstige en afdoende manier te waarschuwen en te vermanen. Hij schreef zonder aarzeling of vertwijfeling, maar met de zekerheid van een gevestigde overtuiging en absolute kennis. Hij gaf duidelijk het verschil te kennen tussen door mensen onderwezen te zijn en rechtstreeks van Christus onderwijs te hebben ontvangen.
De apostel drong er bij de Galaten op aan de valse leraars, door wie zij waren misleid, te verlaten, en terug te keren tot het geloof dat met onmiskenbare bewijzen van goddelijke instemming was gepaard gegaan. De mannen die getracht hadden hen van het geloof in het evangelie af te brengen, waren huichelaars, goddeloos van hart en verdorven in levenswandel. Hun godsdienst bestond uit een reeks ceremoniën en door deze na te komen veronderstelden zij de gunst van God te verkrijgen. Zij kenden geen verlangen naar een evangelie dat gehoorzaamheid vereiste aan het woord:
“Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.” (1 Joh.3:3) Zij gevoelden dat een op zulk een leer gebaseerde godsdienst een al te groot offer vorderde, en zij klemden zich aan hun dwaling vast, daarmee zichzelf en anderen misleidend.
Uiterlijke religieuze vormen in de plaats te stellen van heiligheid van hart en leven is voor de onbekeerde natuur nog steeds even aangenaam als dit ten tijde van de Judaïstische leraars het geval was. Evenals toen zijn er ook heden ten dage onoprechte geestelijke leiders, aan wier leerstellingen velen gretig gehoor geven.
Het is satans opzettelijk streven om zielen aan de hoop op redding door het geloof in Christus en gehoorzaamheid aan Gods wet te onttrekken. In ieder tijdperk past de aartsvijand zijn verleidingen aan de vooroordelen of de neigingen aan van diegenen die hij poogt te misleiden. In apostolische tijden verleidde hij de Joden om de ceremoniële wet te verheerlijken en Christus te verwerpen; in de tegenwoordige tijd beweegt hij vele belijdende christenen ertoe, onder het voorwendsel Christus te eren, de zedenwet te minachten, en te beweren dat haar voorschriften ongestraft kunnen worden overtreden. Het is de plicht van iedere dienaar van God krachtig en vastberaden deze afvalligen van het geloof te weerstaan, en hun dwalingen door het Woord der waarheid onbevreesd aan de kaak te stellen.
In zijn pogen om het vertrouwen van zijn broeders in Galatië te herwinnen, handhaafde Paulus op bekwame wijze zijn bevoegdheid als een apostel van Christus. Hij verklaarde, dat hij een apostel was, “niet vanwege mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God, de Vader, die Hem opgewekt heeft uit de doden.”
Niet van mensen, maar van de hoogste autoriteit in de hemel had hij zijn opdracht ontvangen. En zijn ambt was erkend door een algemene vergadering te Jeruzalem; bij al zijn werkzaamheden onder de heidenen had Paulus zich aan de besluiten van deze vergadering gehouden. Niet om zichzelf te verhogen, maar om de genade van God te verheerlijken bewees Paulus op deze wijze aan hen die hem zijn apostelschap ontzegden, “volstrekt niet te hebben ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen.” (2 Cor.11:5)
Zij die zijn roeping en zijn werk probeerden te kleineren, streden tegen Christus. Want Zijn genade en kracht werden door Paulus geopenbaard. De apostel was door de tegenstand van zijn vijanden gedwongen stelling te nemen tot handhaving van zijn ambt en gezag.
Paulus smeekte degenen die eens in hun leven de kracht van God hadden ervaren, tot hun eerste liefde voor de evangeliewaarheden terug te keren. Met onweerlegbare argumenten schilderde hij hun het voorrecht om vrije mannen en vrouwen te worden in Christus, door wiens verzoenende genade allen die zich algeheel overgeven, bekleed worden met het kleed van Zijn gerechtigheid. Hij nam het standpunt in dat iedere ziel die gered wilde worden, een onvervalste, persoonlijke beleving van de dingen Gods moest hebben.
De ernstige waarschuwingen van de apostel waren niet tevergeefs. De Geest werkte met grote kracht, en velen wier voet had gewandeld op vreemde wegen, keerden tot hun eerste geloof in het evangelie terug. Voortaan bleven zij standvastig in de vrijheid waarmee Christus hen had vrijgemaakt. In hun leven openbaarden zich de vruchten van de Geest — “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing". Gods naam werd verheerlijkt, en velen uit die gehele streek werden aan het getal der gelovigen toegevoegd.
("Van Jeruzalem tot Rome" - E.G.White)