18 - OORSPRONG VAN DE WERELD DOOR SCHEPPING
OORSPRONG VAN DE WERELD DOOR SCHEPPING
"Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare." Hebreeën 11:3
Alleen het Woord van God geeft ons een echt verslag van de schepping van onze wereld.
De theorie dat God geen 'materie' schiep toen Hij de wereld het bestaan schonk, is ongegrond. Toen God onze wereld vormde was Hij niet afhankelijk van reeds bestaande materie. Integendeel, alle dingen, hetzij stoffelijk of geestelijk, verrezen voor de Here Jehova op Zijn stem en waren geschapen volgens Zijn eigen doel. De hemelen en hun hele heir, de aarde en al wat daarop was, zijn niet alleen het werk van Zijn hand; zij kwamen te voorschijn door de adem van Zijn mond.
Hoewel er in de natuur afzonderlijk leven en daarin verscheidenheid wordt geopenbaard, bestaat er toch eenheid in hun veelheid: want alle dingen ontvangen hun nut en hun schoonheid uit dezelfde bron. De Grote Meester Kunstenaar schrijft Zijn Naam op alle werken die Hij schept, van de hoogste ceder van de Libanon tot aan het hysopkruid groeiend in de voegen van de muur. Dit alles verklaart dat zij het handwerk van God zijn; van de hoogste berg en de grote oceaan tot aan de kleinste schelp op het strand.
Hij schiep de nacht en ordende de lichtende sterren aan het uitspansel. Hij noemt ze allen bij name. De hemelen verkondigen Gods eer, en het uitspansel toont het 'werk Zijner handen'. Zij bewijzen de mens dat deze kleine wereld een druppel is in Gods schepping.
De geleerden die diep in de wetenschap graven zijn gedwongen te erkennen, dat er in de natuur een oneindige kracht werkzaam is. Maar voor het onbeholpen verstand van de mens moet de natuur tegenstrijdigheid en teleurstelling bieden. Het is slechts in het licht van de Bijbelse openbaring dat men de natuur op de juiste wijze verstaan kan. "Door het geloof verstaan wij".
"In den beginne schiep God..." (Genesis 1:1). In dit woord alleen kan de menselijke geest rust vinden, zoals de duif die terugvloog naar de ark van Noach. Daarboven, daaronder, kortom overal is de oneindige Liefde tegenwoordig. Deze liefde vervult alle dingen naar "al het welbehagen Zijner goedheid" (2 Thessalonisenzen 1:11).