|
|
Gij zijt de mateloze goedheid, Die met veel zorg mij overmant. En ondersteunt bij elke broosheid Gij zorgt dat mijn ziel niet strand.
Gij hebt u zelf voor mij gegeven Uw bittere dood schonk mij Gena Geef Heer, dat ik in dit leven Uw kind wil zijn waar ik ook ga.
Gij hebt als Herder naar mij gezocht Gevonden, maar, behoorlijk gewond Dank dat Gij mij hebt vrijgekocht Door Uw Bloed in het Nieuw Verbond.
|
|