De invloed van de opwekkende middelen
"Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke.” 1 Kor. 9:24,25.
Hier zijn de goede gevolgen van zelfbeheersing en een matige levenswijze aangetoond. De apostel Paulus herinnert aan de verschillende spelen van de oude Grieken ter ere van hun goden; om de geestelijke strijd en haar beloning daardoor duidelijk te maken. Wie aan deze spelen deelnam, werd onder de strengste tucht gehouden. Iedere bevrediging die het verzwakken van de lichamelijke krachten tot gevolg kon hebben, werd verboden. Wijn en alle lekkernijen werden verboden, om lichaamskracht, moed en standvastigheid te bewaren. Het gold voor de hoogste eer, de prijs, - een krans van vergankelijke bloemen, die de overwinnaar onder de bijvalsbetuigingen van de menigte werd aangeboden - te winnen.
Wanneer men zich zoveel ontzeggen en zich zelf verloochenen kon, om zo een waardeloze prijs te verkrijgen, hoeveel groter zal het offer en de zelfverloochening van hen zijn, die naar een onvergankelijke kroon en een eeuwig leven streven!
Er is een ernstige, plechtige arbeid te verrichten. Onze smaak en al onze gewoonten en neigingen moeten met de wetten van de gezondheidsleer overeenstemmen. Hierdoor zullen wij de beste gezondheid verkrijgen en een helder geestelijk inzicht ontvangen, om het kwade van het goede te onderscheiden.
Om de matigheidsvragen goed te kunnen begrijpen, moeten wij ze van uit een bijbels standpunt beschouwen. Nergens toch vinden wij zulk een treffend voorbeeld van ware matigheid en de daaraan verbonden zegen, als in de geschiedenis van Daniël en zijn He¬breeuwse vrienden aan het Babylonische hof.
Toen deze jongelingen gekozen werden om de boeken en de spraak der Chaldeeën te leren, om “te staan in het paleis van de koning”, zou hen dagelijks hun kost van de koningstafel gegeven worden, zowel van zijn spijzen als van zijn wijn. “Maar Daniël nam in zijn hart voor, dat hij zich niet zou verontreinigen met de spijzen van de koning, noch met de wijn die hij dronk.” Daniël 1:8.
De voor hen bestemde kost bevatte zulke spijzen, die in de Mozaïsche wetten als onrein waren verklaard. Zij verzochten daarom aan de overste van de kamerlingen, onder wiens bescherming zij zich bevonden, hen eenvoudiger kost te geven; maar deze draalde, daar hij vreesde, dat zulke strenge onthouding, als zij voorstelden, op hun uiterlijk ongunstig zou werken en hij daardoor bij de koning in ongenade kon vallen. Maar Daniël smeekte, dat hij het toch tien dagen met hen zou proberen. Dit geschiedde dan ook, en na die tien dagen was hun uiterlijk veel schoner en beter, dan van al de jongelingen, die het voedsel van de koning aten. Voortaan voedden Daniël en zijn vrienden zich met plantenkost en water, zoals zij eerst verlangd hadden.
Het was noch trots, noch eerzucht van deze jongelieden, die hen aan het hof van de koning en in het gezelschap gebracht had met diegenen, die de ware God nooit gekend, noch gevreesd hadden. Zij waren gevangenen in een vreemd land en Gods oneindige wijsheid had hen daar gebracht. Toen hun trouw op deze wijze beproefd werd, overwogen zij hun toestand met de vele gevaren en moeilijkheden en kwamen toen in de vreze Gods tot dit besluit. Ondanks dat zij gevaar liepen, in ongenade van de koning te vallen, besloten zij toch de godsdienst van hun vaderen trouw te blijven. Zij gehoorzaamden Gods geboden zowel met betrekking tot de gezondheid als tot de zedelijkheid, en Gods zegen gaf hun lichamelijke sterkte en grote geestvermogens.
Deze jongelingen hadden een stipte opvoeding in hun jeugd genoten, en daar zij nu van de heiligende invloed van de familie gescheiden waren, hielden zij de lessen van hun ouders in ere. Terwijl zij zich in de zelfverloochening oefenden, waren zij ernstig, vlijtig en van grote volharding. Zij werden niet door trots of dwaze eerzucht aangespoord, maar de beweegredenen van hun handelingen waren de eer van hun verstoten volk en de roem van hun God.
Toen deze jongelingen na verloop van drie jaren door de koning over hun bekwaamheden beproefd werden, was niemand zo verstandig als Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Hun helder begrip, hun juiste en voortreffelijke spraak, hun ver uitgebreide en veelzijdige kennis, was een bewijs voor hun onverzwakte geestkracht en sterkte: “In elke zaak, waarbij het aankwam op wijs inzicht en waarover de koning hen ondervroeg, bevond hij hen tienmaal voortreffelijker, dan al de bezweerders in zijn ganse rijk.” Dan 1:20. Uit alle landen die de grote veroveraar overwonnen had, waren de meest belovende jongelingen in Babylon verzameld. Onder hen allen was er geen, die met de Hebreeërs konden vergeleken worden. Hun goed voorkomen, de zekere stevige gang, de fijne gelaatstrek¬ken, het heldere verstand, de zuivere adem, dit alles was een duidelijk bewijs van een goede levenswijze en toont hoe de natuur diegenen eert, die haar gehoorzamen. De geschiedenis van Daniël en zijn vrienden werd in de Heilige Schrift vermeld, opdat zij voor de jeugd van alle eeuwen ten zegen zij. Wat die mannen gedaan hebben, kunnen ook anderen doen. Gelijk die jeugdige Hebreeërs de grote verzoekingen weerstonden en een goed getuigenis ten gunste van ware matigheid aflegden, zo kan ook onze hedendaagse jeugd een gelijk getuigenis afleggen.
Wij moeten de les, die ons hier wordt gegeven, wel overwegen. Het gevaar te sober te leven is niet zo groot, maar de verzoeking om aan de zucht naar weelde toe te geven, komt zeer dikwijls bij ons op. Wij worden voortdurend tot overdaad aangespoord. Zij die hun krachten voor het werk Gods onverzwakt willen behouden, moeten streng jegens zich zelf zijn en slechts matig van hetgeen God gegeven heeft genieten. Zij moeten iedere schadelijke en vernederende bevredi-ging nalaten.
Het opkomende geslacht wordt op alle mogelijke wijzen tot genotzucht gelokt en geprikkeld. Vooral in onze grote steden kan men zich op elke wijze bevredigen en alles wordt aangewend om het aantrekkelijk te maken.
Zij die zich nu evenals Daniël niet willen laten verleiden, zullen de beloning van hun matige levenswijze ontvangen. Door hun grotere lichamelijke kracht en volharding verkrijgen zij een overvloed aan kracht, waaraan zij op zekere tijd dringend behoefte kunnen hebben.
Een natuurlijke levenswijze bevordert de ontwikkeling van het verstand. Geestelijke bekwaamheid, lichamelijke kracht en een hoge ouderdom hangen van onveranderlijke wetten af. Er bestaat hieromtrent geen toeval. God maakt geen inbreuk op de natuurwet, om de mensen voor de gevolgen van de overtreding te bewaren. Het spreekwoord: “Ieder is de bewerker van zijn eigen geluk”, bevat veel waarheid. Hoewel de ouders voor de opvoeding en het karakter van hun kinderen verantwoordelijk zijn, is het niettemin waar, dat onze plaatsing en bruikbaarheid in de wereld, grotendeels van onze eigen handelwijze afhangt. Daniël en zijn metgezellen hadden in hun jeugd een goede opvoeding genoten, maar alleen door deze voortreffelijkheden waren zij nooit geworden, wat zij waren.
De tijd kwam dat zij voor zich zelf moesten handelen en hun toekomst van hun handelwij¬ze afhing. Toen namen zij zich voor, de leringen van hun jeugd trouw te blijven. De vreze Gods, die het beginsel van alle wijsheid is, was de grondslag van de roemrijke plaats die zij aan het Babylonische hof innamen. De Heilige Geest sterkt ieder goed besluit en ieder edel voornemen.
De onmatigheid was vanaf het begin de vloek der wereld. De zoon van Noach was door het overmatig gebruik van wijn zo diep gezonken, dat hij het schaamtegevoel geheel verloor en de vloek, die op zijn zonde volgde, hebben zijn nakomelingen ontvangen.
Nadab en Abihu bekleedden een heilig ambt, maar door het gebruik van wijn werd hun verstand zo beneveld, dat zij heilige dingen niet van onheilige konden onderscheiden. Terwijl zij “vreemd vuur” voor het aangezicht des Heren brachten, onteerden zij Gods geboden en werden op Zijn bevel gedood.
Koning Alexander van Griekenland vond het veel gemakkelijker, koninkrijken te onderwerpen dan zichzelf te beheersen. Nadat deze zogenaamde grote man natiën bedwongen had, werd hij, terwijl hij aan de genotzucht toegaf, een offer der onmatigheid.
Ondanks de ervaringen en de vooruitgang van duizenden jaren, blijkt dezelfde donkere vlek die de eerste bladzijden van de wereldgeschiedenis bezoedelde, ook vandaag de dag in onze mo-derne beschaving. Overal waar wij ons heen wenden, ontmoeten wij drankzucht met haar vreselijke gevolgen.
Hoewel edele pogingen beproefd zijn, om de matigheid te bevorderen, heeft het kwaad toch steeds meer om zich heen gegrepen. Staten hebben door hoge belastingen en verschillende beperkingen de drankzucht getracht te stuiten, maar op enige uitzonderingen na is de wetgeving onmachtig tegenover dit kwaad. Inrichtingen om dronkaards te verbeteren zijn in verschillende plaatsen gevestigd, om het voor de onmatigen mogelijk te maken dit kwaad te overwinnen. Hoe edel ook de bedoeling is, het zal slechts weinig helpen, zolang de slachtoffers van de drankzucht overal aan het gevaar zijn blootgesteld, om opnieuw voor de verzoeking te bezwijken.
Zij kunnen niet altijd in de inrichtingen blijven, maar moeten mettertijd hun plaatsen in de maatschappij innemen, waarna zij overal aan de verzoeking blootgesteld zijn. De oorzaak van de drankzucht weg te ruimen zou wenselijk zijn. Het beste echter van alles zou zijn, het verlangen naar geestrijke dranken weg te nemen. Dan hield de verkoop vanzelf op.
Ook nu hebben wij nog mannen nodig zoals Daniël met een rein hart, die onbevreesd optreden met vaste voornemens. God verlangde dat de mensheid vooruit zou gaan en een hogere trap van ontwikke-ling zou bereiken. God wil ons helpen, als wij maar trachten ons zelf te helpen. Het is de plicht van elke christen, zijn voorbeeld en zijn invloed te richten naar de wil Gods. De predikers van het Evangelie moeten hun stemmen als bazuinen verheffen, om de volken hun overtredingen en het huis van Israël hun zonden te tonen. De jeugd moet onderwezen worden. Het geluk van dit en het toekomstige leven hangt af van het gebruik dat wij maken van ons tegenwoordig leven. Wij moeten oppassen voor de eerste stappen van onmatigheid. Wanneer wij onze kinderen voor overtreding willen bewaren, moeten wij hen zelf een goed voorbeeld geven en ze leren God te vrezen en Hem tot wijsheid en sterkte te hebben.
Het gebruik van bedwelmende dranken verzwakt het verstand en sluit het hart voor elke reine en heiligende invloed. De levenloze rotsen horen veel eerder naar waarheid en gerechtigheid dan zulke mensen, wier verstand en gevoel door onmatigheid verstompt is. Zij die het wagen het verboden pad te betreden, worden steeds, zonder het te weten, verder gevoerd tot zij eindelijk geheel afgedwaald ten gronde worden gericht en hun verstand verliezen. En terwijl de christenen slapen, wint dit kwaad aan kracht en vangt nieuwe offers. Als het geweten van de christenen wakker geroepen zou zijn om in alle dingen matig te zijn, en zij bedachten dat het toekomstige leven van de gewoonten, die een ieder zichzelf eigen maakt, afhangt, zo konden zij door een goed voorbeeld, diegenen die zich niet gemakkelijk kunnen beheersen, helpen om de genotzucht te bestrijden.
Er wordt wel veel moeite besteed om de onmatigheid te bestrijden, maar het is een lastige taak een volwassen leeuw te temmen. Er zal met half zoveel moeite veel meer goeds gekweekt worden, wanneer de inspanning die aangewend is om dit grote kwaad te bestrijden, tevoren gebruikt werd door de ouders het karakter van hun kinderen te vormen en te onderwijzen. De onnatuurlijke lust naar geestrijke dranken wordt vaak in het huisgezin sterk aangekweekt en nog wel aan de tafels van hen die zelf naar matigheid streven. Wij wensen allen die voor deze zaak werken Gods zegen, maar wij bidden hen, nog grondiger het kwaad te bestuderen waartegen zij strijden en nauwkeuriger te zijn in de bestrijding ervan.
Door de reeds in het huisgezin begonnen onmatigheid worden de spijsverteringsorganen verzwakt en daardoor bevredigen gewone spijzen de eetlust niet meer. Er ontstaat een ongezonde toestand en een verlangen naar sterkere prikkels. Thee en koffie hebben zo’n werking. Door het zich daarin bevindend gif zal het zenuwstelsel geprikkeld worden en in sommige gevallen schijnt het verstand aanmerkelijk gescherpt, en de verbeelding levendiger. Daar dit prikkelmiddel zulke aangename gewaarwordingen veroorzaakt, konkluderen velen, dat zij dit werkelijk nodig hebben, maar er vindt steeds een terugslag plaats. Omdat het zenuwstelsel, zoals men zegt, een voorschot op de toekomst heeft genomen, zo moet op deze ogenblikkelijke opwekking een daarmee overeenkomstige afmatting volgen. De zo plotselinge verlichting, die door de thee en de koffie wordt veroorzaakt, is het beste bewijs ervoor, dat wat kracht scheen te zijn slechts opwinding van de zenuwen was en moet daarom voor het gehele lichaam nadelig zijn.
Terwijl het verlangen naar prikkelende middelen zo opgewekt is, wil men deze aangename opwekking vermeerderen. Hoe meer het zenuwstelsel verzwakt wordt en hoe minder het zonder onnatuurlijke prikkeling bekwaam wordt, des te meer neemt het verlangen naar deze dingen toe, totdat men eindelijk noch de wil, noch de kracht bezit zulke onnatuurlijke pepmiddelen vaarwel te zeggen. Zodra men eenmaal het rechte pad heeft verlaten, is het moeilijk weer terug te keren. De hekken zijn verhangen en men is niet meer op zijn hoede. Eén schrede op de slechte weg, maakt ruimte voor de tweede. De geringste afwijking van zuivere grondwetten voert tot verwijdering van God en kan met het verderf eindigen. Wat wij éénmaal doen, zijn wij ook bereid tweemaal te doen en op datzelfde pad door te gaan, hetzij het goede of verkeerde, is altijd gemakkelijker, dan een begin te maken. Het ontwikkelen van een oprecht en waarachtig karakter in al onze gewoonten, vraagt tijd en geduld.
Er zijn velen, die, terwijl zij er bezwaar in zien hun gasten sterke drank voor te zetten toch hun eigen appel- of bessenwijn maken. Op deze wijze werken zij zelf de onthouding tegen. Ik begrijp niet hoe christenen in het licht van de Goddelijke geboden dit met een goed geweten kunnen doen. Reeds dikwijls heb ik mensen horen zeggen: “O, dat is maar lichte wijn. Het is geheel onschadelijk en zelfs gezond.” Men haalt enige flessen en soms nog grotere hoeveelheden in huis. Enige dagen blijft hij wel zoet; maar dan begint hij te gisten. De scherpe smaak schijnt menig gehemelte des te aangenamer en de liefhebber van lichte wijn zal met moeite toegeven, dat zijn lievelingsdrank een keer scherp en zuur wordt.
Wijn en bier maken de mens even goed dronken als sterke dranken en het is bijna de ergste wijze van bedwelming. De hartstochten zijn heviger, de verandering van het karakter is groter, zekerder en hardnekkiger. Een paar glazen bier of wijn kunnen de neiging naar sterkere dranken opwekken en in veel gevallen is op deze manier de basis voor drankzucht gelegd, waardoor zij later echte dronkaards worden.
Juist het matig drinken is de school, waarin de mensen tot dronkaards worden opgeleid. Zo zachtjes aan voert satan ze van het sterke toevluchtsoord van matigheid af; wijn en bier werken zo bedriegelijk op de smaak, dat men zonder erg op de weg van de dronkaards komt. De trek naar sterke drank wordt groter; het zenuwstelsel wordt in de war gebracht; satan houdt het gemoed in koortsachtige onrust en het offer, dat zich volkomen veilig waant, gaat steeds verder, tot alle perken overschreden en alle zedelijke beginselen verlaten zijn. De sterkste voornemens worden ondermijnd en zelfs de hoop op een eeuwig leven is te zwak, om de opgewekte hartstochten onder de macht van het verstand te brengen.
Velen zijn nooit bepaald dronken, maar zijn voortdurend onder de invloed van geestrijke dranken. Zij zijn koortsachtig, wankelmoedig, niet goed bij het verstand, en uit hun evenwicht, want hun edele zin is bedorven.
Waar wij ook gaan, overal vinden wij het tabaksgebruik. Geest en lichaam worden ook door deze zo zeer geliefde gewoonte verzwakt. Hebben wij recht, onze Schepper en de wereld diensten te onthouden die van ons verwacht kunnen worden? Tabak is een langzaam werkend vergift. Het is veel moeilijker ons van de gevolgen van de tabak te reinigen, dan van die van de alcohol. De tabak maakt haar offer veel meer tot slaaf dan het bedwelmende glas. Het gebruik van tabak is een slechte gewoonte, die de gebruikers schade toebrengt en voor anderen zeer onaangenaam is. Zelden bevindt men zich in een omgeving zonder door de vergiftige uitade-ming van rokers gekweld te worden. Het is onaangenaam, zo niet gevaarlijk, in een kamer of in een treincoupé te verblijven, waar de lucht door sterke drank en tabak vergiftigd is. Doet men goed als men de lucht, die anderen moeten inademen, vergiftigt?
Over welke macht beschikt de roker om de voortgang van de onmatigheid tegen te houden? Er moet een gehele omkering plaats hebben, eer de bijl aan de wortel van de boom gelegd kan worden. Thee, koffie en tabak evenals alcoholische dranken nemen slechts verschillende rangen in onder de kunstmatige pepmiddelen. De werking van koffie en thee, zoals reeds vroeger is aangetoond, is dezelfde als die van wijn, bier, jenever en tabak. Thee is een pepmiddel, dat in geringe mate dronken maakt en langzamerhand de kracht van het lichaam en van de geest verzwakt. Eerst wekt zij de levensgeesten op, daarom gelooft de theedrinker, dat zij zeer nuttig is. Maar hij vergist zich, want zodra haar werking voorbij is, neemt de onnatuurlijke kracht af, en in plaats van de vroeger kunstmatig ontstane opgewektheid treden slechts in gelijke verhouding zwakte en matheid op. De verdere gevolgen van theedrinken zijn hoofdpijn, slapeloosheid, hartkloppingen, zwakke spijsvertering, beven en vele andere. Ook het koffiedrinken is een schadelijke gewoonte; aanvankelijk wekt het de geest op, maar daarna volgt verslapping, neerslachtigheid en verlamming van de geestelijke, lichamelijke en zedelijke krachten. Wanneer men deze gewoonte niet volkomen overwint, wordt de werkzaamheid van de hersenen voortdurend verminderd en verzwakt.
Al deze zenuwprikkelingen verminderen de levenskrachten, en de onrust die door het bedorven zenuwstelsel wordt veroorzaakt, het ongeduld en de geestelijke zwakheid verhinderen de geestelijke vooruitgang. Moeten daarom niet zij die de matigheid verdedigen, wakker zijn en het kwaad van deze schadelijke dranken tegengaan? Menigmaal is het even moeilijk het gebruik van thee en koffie te laten als het voor de dronkaard is alcoholische dranken te mijden. Het geld, dat voor thee en koffie wordt uitgegeven is meer dan verkwist, want deze dranken schaden hen die ze gebruiken. Zij die thee, koffie, opium en alcohol gebruiken, mogen misschien een hoge leeftijd bereiken, maar dit is geen bewijs ten gunste van deze pepmiddelen. Op de grote dag des Heren zal het bekend worden wat deze mensen hadden kunnen doen maar tengevolge van hun schadelijke levens-wijze tekort zijn gekomen.
Zij, die hun toevlucht tot thee en koffie nemen om beter te kunnen werken zullen de gevolgen aan hun verwoeste zenuwen en van het gebrek aan zelfbeheersing bemerken. Afgematte zenuwen hebben rust nodig. Het gestel heeft tijd nodig om zijn verloren kracht terug te krijgen. Maar wanneer deze door pepmiddelen aangespoord wordt, neemt de werkelijke levenskracht gestadig af. Een poosje mag door de onnatuurlijke pepmiddelen meer gedaan worden, maar langzamerhand valt het steeds zwaarder, de krachten tot het gewenste doel op te wekken, en eindelijk, geheel afgemat, is alle arbeid onmogelijk.
De gewoonte om thee en koffie te drinken, is een veel groter kwaad, dan men denkt. Velen, die zich aan het gebruik van pepmiddelen gewend hebben, lijden aan hoofdpijn en zenuwzwakte en verliezen veel tijd met ziekten. Zij verbeelden zich, niet zonder pepmiddelen te kunnen leven en zijn onbekend met de werking daarvan op de gezondheid. En het ergste daarbij is dat deze slechte gevolgen zo dikwijls aan andere oorzaken worden toegeschreven.
Door het gebruik van pepmiddelen lijdt het gehele lichaam. De zenuwen worden verzwakt, de lever verslapt in haar werking, op de toestand van de bloedsomloop wordt een ongunstige invloed uitgeoefend en de huid wordt werkloos en ongeschikt. De hersenen worden er evenzo door aangedaan. Verder bestaat de werking van deze pepmiddelen hierin, de hersenen tot een ongewone werkzaamheid aan te sporen; dit wordt echter daarna slechts des te zwakker en minder geschikt voor zijn arbeid. De nawerking is niet slechts geestelijke en lichamelijke zwakte, maar ook zedelijke. Daardoor zien wij zenuwachtige mannen en vrouwen, die het aan oordeel, inzicht en rust ontbreekt; zij handelen dikwijls haastig en ongeduldig, beschuldigen anderen, terwijl zelfs wanneer zij hun fouten door een vergrootglas zien, volkomen ongeschikt zijn hun eigen gebreken op te merken.
Wanneer de mensen, die thee en koffie gebruiken in gezelschap samenkomen, ziet men de invloed van hun verkeerde gewoonte. Allen nemen overvloedig van hun lievelingskost en als de opwekkende invloed zich doet gelden, worden hun tongen los en er wordt over de gebreken van anderen gesproken. Hun woorden zijn overvloedig en niet overdacht. Alle kleinigheden over deze en gene worden uitgekraamd en te vaak ook het gif van verdachtmaking. De gedachteloze zwetsers vergeten, dat zij een getuige hebben. Een onzichtbare hoorder schrijft hun woorden in de boeken des Hemels. Deze harteloze veroordeling, deze overdreven berichten, deze gevoelens van afgunst, welke meestal tengevolge van de opwekking door het kopje thee tot uiting komen, vermeldt Jezus als tegen Hemzelf gericht: “Voorwaar Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.” Matt. 25:40.
Wij moeten nu voor de verkeerde gewoonten van onze vaderen lijden en toch maken zovelen het nog veel erger, dan deze het gedaan hebben. Opium, thee, koffie, tabak en sterke dranken verstoren met reuzenschreden de nog overgebleven levenskracht van de mensheid. Ieder jaar worden miljoenen vaten bedwelmende dranken geledigd en miljoenen guldens worden voor tabak verspild. De slaven van hun hartstochten beroven hun kinderen voedsel, kleding en gelegenheid tot beschaving, terwijl zij hun inkomen in zinnelijke bevredigingen verkwisten. Zolang dit kwaad nog bestaat, wordt de toestand van de wereld nooit beter.
Wanneer het verlangen naar geestrijke dranken bevredigd wordt, en de mens, die toch naar Gods beeld geschapen werd, vrijwillig de drank aan de mond zet, verlaagt hij zich beneden het vee. Het oordeel wordt verlamd en het verstand verstompt, de laagste hartstochten worden opgewekt en overtredingen van de gemeenste soort zijn daarvan het gevolg. Hoe kan iemand, die jenever en tabak gebruikt, de Here zijn ganse hart wijden? Het is onmogelijk. Ook kan hij zijn naasten niet beminnen als zichzelf. Zijn lievelingsbevrediging neemt al zijn neigingen in beslag. Opdat hij zijn verlangen naar sterke dranken kan bevredigen, verkoopt hij oordeel en zelfbeheersing. Hij zet aan de mond, wat het brein afstompt, het verstand verzwakt en hem een schande en een vloek voor zijn familie en een schrik voor allen om zich heen maakt. Als de mensen in alle dingen matig waren, dan zouden zij thee, koffie, tabak, wijn, bier, opium of geestrijke dranken niet aannemen, niet proeven en niet aanroeren. Het verstand zou de besturing opnieuw overnemen en de genotzucht evenals alle andere hartstochten bedwingen.
Door de genotzucht beheerst de satan de gehele mens. Duizenden die nog hadden kunnen leven zijn in het graf neergedaald, omdat zij al hun krachten aan de bevrediging van hun smaak opgeofferd en zich daardoor lichamelijk, geestelijk en zedelijk ten gronde gericht hebben. De noodzakelijkheid, dat de mensen van onze tijd de door Gods genade gesterkte wilskracht te hulp roepen om zich tegen de beproevingen van de satan te stellen en de geringste bevrediging van een bedorven smaak te weerstaan, is groter dan ten tijde van de vroegere geslachten. Maar het tegenwoordige geslacht heeft minder zelfbeheersing dan het vroegere. Omdat zij, die in vroegere tijden deze neiging tot pepmiddelen bevredigden, hun bedorven genotzucht en hartstocht op hun kinderen overdroegen, is nu een grotere zedelijke kracht nodig om de onmatigheid op elk gebied tegen te staan. De enige juiste weg is standvastigheid en strenge matigheid in alle dingen in acht te nemen en zich nooit op verkeerde paden te begeven.
Vaders en moeders moeten de ernstige plichten, die juist in deze tijden op hen rusten, erkennen. Wij voeden kinderen op, die door de macht van de satan of door die van de Christus beheerst worden. Onze enige zekerheid tegen de macht van de onmatigheid is een gehele onthouding van wijn, bier of dergelijke alcoholische dranken. Wij moeten onze kinderen leren, waarin ware mannelijkheid bestaat, want God heeft ons getoond dat hij die overwint, geëerd en zijn naam niet uit het boek des levens zal gedelgd worden.
Toen de Here Simson tot bevrijder van zijn volk wilde verwekken moest zijn moeder zich voor de geboorte van haar kind een juiste levenswandel eigenmaken. En dezelfde onthouding moest van kindsbeen af ook bij het kind betracht worden, want hij zou van zijn geboorte af de Here geheiligd zijn. De engel des Heren verscheen aan de vrouw van Manoach en verkondigde haar de geboorte van een zoon. Hiervoor gaf Hij haar echter bepaalde aanwijzingen: “Zij mag niets eten, dat van de wijn-stok afkomstig is; wijn of bedwelmende drank mag zij niet drinken en niets onreins eten.” Richteren 13:14. God had het beloofde kind van Manoach een belangrijk werk aangewezen en om de bekwaamheden, die voor dit werk nodig waren, hem eigen te maken, moest zorgvuldig over de gewoonten van de moeder en van het kind gewaakt worden. “Zij mocht geen wijn of sterke drank drinken,” zei de engel tot Manoach ten opzichte van zijn vrouw, “en niets onreins eten”; “al, wat Ik haar geboden heb zal zij onderhouden.” Het kind wordt door de gewoonten van de moeder ten goede of ten kwade geneigd. Wanneer de moeder voor het kind het beste wil, moet zij zichzelf beheersen, in alles matig zijn en zichzelf kunnen verloochenen.
In het Nieuwe Testament vinden wij een niet minder goed voorbeeld voor de waarde van een matige levenswijze. Johannes de Doper was een hervormer. Hem was een groot werk voor het volk van zijn tijd opgedragen. Om echter voor dit werk geschikt te zijn, moest zijn levenswijze van zijn geboorte af matig zijn. De engel Gabriël was gezonden, om de ouders van Johannes over de grondregels van de gezondheidsleer te onderrichten. “Wijn en sterke drank zal hij niet drinken,” zei de hemelse bode en “hij zal vervuld zijn met de Heilige Geest.” Luc. 1:15.
Johannes scheidde zich van zijn vrienden en van de weelde van het leven af, trok in de woestijn en leefde uitsluitend van plantenkost. Zijn eenvoudige kleding, die uit een gewaad van kamelenhaar en een leren gordel om zijn lendenen bestond, was een protest tegen de verkwisting en weelde van het toen bestaande geslacht, vooral tegen de Joodse priesters. Ook zijn dagelijks voedsel, dat uit sprinkhanen en wilde honing bestond, was een protest tegen de zwelgerij die overal heerste.
Het werk van Johannes was door de profeet Maleachi voorzegd: “Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.” Mal. 4:5,6. Johannes de Doper werkte in de geest en in de kracht van Elia, om de Here de weg te bereiden en de ongelovigen tot het goede te bekeren. Hij was een voorbeeld voor hen, die in de laatste dagen leven, aan wie God heilige waarheden toevertrouwd heeft die zij het volk zullen brengen om de weg voor de tweede komst des Heren te bereiden. En dezelfde grondregels der matigheid, die Johannes opvolgde, moesten door ieder beoefend worden, die daartoe geroepen zijn om in de laatste dagen de komst van de Zoon des mensen aan de wereld te verkondigen.
God heeft de mens naar Zijn beeld geschapen en verwacht van hem, dat hij de krachten, die hem voor de dienst van zijn schepper gegeven worden, zal bewaren. Moesten wij dan niet naar Zijn waarschuwingen luisteren en er naar streven, onze levenskrachten in de beste toestand te behouden? Alles, wat wij de Here geven, al is het ook het beste, is slechts zeer gering.
Waarom heerst vandaag de dag zoveel ellende in de wereld? Is het, omdat God graag ziet, dat Zijn schepsels lijden? O nee! De oorzaak is deze, dat de mensen door onzedelijke gewoonten zijn verzwakt. Wij klagen over de zonde van Adam en denken, dat onze eerste ouders grote zwakheid getoond hebben, door zich aan de verzoeking over te geven; maar was de overtreding van Adam het enige kwaad dat wij moesten tegenstaan, dan was de toestand van de wereld lang zo erg niet. Sedert Adam leefde, is de mens steeds dieper gevallen.
Het genot van geestrijke dranken veroorzaakt veel ellende in de wereld. Ofschoon het de drinkers steeds opnieuw wordt gezegd, dat zij door deze gewoonte hun leven verkorten, volharden zij toch in deze zonde. Waarom wilt u nog langer de geboden Gods overtreden? Waarom tracht u niet uw gezondheid te behouden? God verlangt dit van ons. Als christenen hun begeerten en hartstochten door een wakker geschud geweten beheersen en dat voor een plicht houden, die zij God en hun naasten verschuldigd zijn, en zouden zij de geboden gehoorzamen die over hun leven en hun gezondheid heersen, zo zouden zij de zegen van de lichamelijke en geestelijke opgewektheid ondervinden. Zij zouden dan meer kracht hebben, om tegen de satan te strijden, en in de naam van Hem, die voor hen de overwinning verworven heeft, konden zij zeker overwinnen.
Overal om ons heen bevinden zich slachtoffers van verkeerde lusten, en wat kunnen wij voor hen doen? Zullen wij hen niet door ons voorbeeld helpen, om op het goede pad te geraken? Hebben wij een begrip van de verleidingen, die zich aan de jeugd voordoen, en zullen wij ze niet waarschuwen en redden? Wie wil aan de kant van de Heer staan? Wie wil de hand aan de ploeg slaan, om deze zedeloosheid en deze ellende, waarmee de gehele wereld vervuld is, te onderdrukken? Wij bidden U, uw opmerkzaamheid op het werk der overwinning te richten. Slechts zij, die de geboden Gods houden, zullen recht op de boom des levens hebben.
Het is niet gemakkelijk de lust naar bedwelmende en geestrijke, prikkelende dranken meester te worden. Maar in de naam van Jezus Christus kan deze grote overwinning behaald worden. Zijn liefde voor de gevallen mensheid was zo groot, dat Hij een oneindig offer bracht, om haar in haar ellende te hulp te komen en haar eindelijk door Zijn goddelijke kracht tot Zijn troon te brengen. Maar het is de zaak van de mens of hij Christus dat voor zich laat doen, waartoe Hij volkomen in staat is. God doet niets tegen de wil van de mensen om hen uit de hand van de satan te redden. Wij moeten ten koste van alles onze eigen kracht aanwenden om te overwinnen. Wij moeten met Christus samenwerken, door dit voorrecht kunnen wij in de naam van Jezus Christus overwinnen, erfgenamen van God en deelgenoten in de heerlijkheid van Christus worden. Geen dronkaard zal ooit het rijk van God ingaan, maar “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met Mijn Vader op Zijn troon!” Openb. 3:21.