01 Een erfenis van verval

[C.T.B.H. 7-11] (1890) C.H. 19-23
194.
De mens kwam volmaakt in bouw en schoon van gestalte uitde hand van zijn Schepper. Het feit dat hij zesduizend jaar lang het steedstoenemend gewicht van ziekte en misdaad heeft doorstaan, vormt hetsluitend bewijs van het uithoudingsvermogen dat hij in het begin hadontvangen. En hoewel de mensen van vóór de zondvloed zich algemeenzonder enige remming overgaven aan de zonde, duurde het meer dantweeduizend jaar voordat deze schending van de wet van de natuurvoelbaar werd. Indien Adam oorspronkelijk geen grotere lichaamskrachtbezeten had dan mensen nu hebben, dan zou ons geslacht al voordien zijnuitgestorven.





Gedurende de opeenvolgende generaties sinds de zondeval, is ervoortdurend een neerwaartse beweging geweest. Ziekte is van ouders opkinderen overgedragen, van geslacht op geslacht. Zelfs zuigelingen heb-ben in de wieg te lijden van aandoeningen die door de zonden van hunouders zijn veroorzaakt.

Mozes, de eerste historicus, geeft een heel duidelijk verslag vanhet sociale en persoonlijke leven in de vroegste tijd van de wereld-geschiedenis. We vinden geen vermelding van een kind dat blind, doof,gehandicapt of achterlijk ter wereld kwam. Geen enkel geval wordtvermeld van een kind dat in de vroege kindertijd, jeugd of jongvolwas-senheid een natuurlijke dood sterft. Overlijdensberichten in het boekGenesis luiden als volgt: “Zo waren al de dagen van Adam, die hijgeleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf.” “Zo waren al dedagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf.” (Gen. 5:5,8) Tenaanzien van anderen wordt vermeld: “En Abraham gaf de geest en stierfin hoge ouderdom, oud en van het leven verzadigd.” (Gen. 25:8) Hetkwam zó zelden voor dat een zoon vóór zijn vader stierf, dat zo°ngebeurtenis het vermelden waard was: “En Haran stierf bij het leven vanzijn vader Terach.” (Gen. 11:28) De aartsvaders van Adam tot Noachleefden met enkele uitzonderingen bijna duizend jaar. Sindsdien is degemiddelde leeftijd afgenomen.





In de tijd van Christus” eerste advent, was ons geslacht al zovervallen, dat niet alleen ouden van dagen, maar ook mensen vanmiddelbare leeftijd en jongeren uit alle steden naar de Heiland gebrachtwerden, om van hun ziekte genezen te worden. Velen gingen onder eenonuitsprekelijke last van ellende gebukt.





, De schending van de wet voor ons lichaam, samen met het lijdenen de voortijdige dood die daar het gevolg van zijn, heeft zolang geheerstdat die gevolgen worden beschouwd als het de mens toegewezen lot. Godheeft echter de mens niet in zo”n zwakke conditie geschapen. Dezetoestand is niet het werk van de Voorzienigheid, maar van de mens zelf.Zij is door verkeerde gewoontes tot stand gekomen - door het schendenvan de wetten die God heeft ingesteld om het bestaan van de mens teregeren. Een voortdurende overtreding van de wetten van de natuur vormteen voortdurende overtreding van de wet van God. Indien de mens steedsgehoorzaam zou zijn geweest aan de Tien Geboden, en de beginselen vandie voorschriften in zijn leven in praktijk zou hebben gebracht, dan zoude vloek van ziekte die nu de wereld overspoelt, niet bestaan.





“Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de HeiligeGeest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij van uzelf niet zijt?Want gij zijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en inuw geest, die van God zijn.” (I Kor. 6:19-20)





Toch, ondanks de belediging die de mens Hem heeft aangedaan,strekt Gods liefde zich nog steeds uit naar ons geslacht. En Hij laat lichtschijnen, zodat de mens kan inzien, dat om een volmaakt leven te leidenhij de wetten van de natuur, die zijn leven regeren, moet gehoorzamen.Hoe belangrijk is het dan, dat de mens in dit licht wandelt en al zijnkrachten, van lichaam en geest, aanwendt tot eer van God!Wij staan in een wereld die zich gekeerd heeft tegen gerechtigheid, of zuiverheid van karakter, en vooral tegen groei in genade. Waarwe ook kijken, we zien verontreiniging en verderf, misvorming en zonde.Hoe tegengesteld is dit alles aan het werk dat in ons volbracht moetworden, vlak voordat wij de gave van onsterfelijkheid zullen ontvangen!(lods uitverkorenen moeten onbevlekt staan temidden van het verderf datrondom hen tiert in deze eindtijd. Hun lichamen moeten geheiligd wordencn hun geesten gezuiverd. Als dit werk volbracht dient te worden, danmoet men er meteen mee beginnen, met inzicht en vol ernst. De Geestvan God moet de volledige controle hebben en elke handeling beïn-vloeden. Mensen hebben de tempel van hun ziel verontreinigd en Godroept hen op om te ontwaken en met al hun kracht emaar te streven omhun door God gegeven mens zijn terug te winnen. Niets dan de genadevan God kan het hart overtuigen en bekeren. Van Hem alleen kunnengewoonteslaven de kracht ontvangen om de ketenen te verbreken die hengebonden houden. Het is voor de mens onmogelijk om zijn lichaam toteen heilig, Gode welgevallig offer te stellen (Rom. 12:1), zolang hijdoorgaat met het koesteren van gewoontes die hem van zijn lichamelijke,geestelijke en zedelijke krachten beroven. Daarover zegt de apostel: “Enwordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door devemieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil vanGod is, het goede, welgevallige en volkomene.” (Rom. 12:2)