Vrienschappen

1. SLecht gezelschap zorgt dat goed moraal vervalt.
1 Kor. 15:33 Maar vergis u niet: slecht gezelschap bederft goede zeden.

2. Vrienden kunnen ons voor het goede als het slechte beïnvloeden
Spr 13:20 Wie met wijzen omgaat, wordt zelf wijs, wie met dwazen verkeert, is er ellendig aan toe.

3.. Een echte vriend vindt het niet erg op liefdevol terechtgewezen te worden
Spr 28:23 - Wie een ander terechtwijst, zal uiteindelijk waardering krijgen,
meer dan iemand die een ander vleit.

4. Blijf weg van dwaze mensen
Spr 14:7 - Blijf uit de buurt van een dwaas,
er komt geen verstandig woord over zijn lippen.

5. Maak geen vrienden met iemand die heet-geblakkerd is
Spr 22:24 - Ga niet om met een heethoofd,
houd je niet op met een driftkop,

6. Een echter vriend is iemand die je pijn mag doen, terwille van jou geestelijke gezondheid
Spr 25:11-12 - Het juiste woord op de juiste tijd is als een gouden appel op een zilveren schaal. Een wijze vermaning voor een luisterend oor is als een gouden ring, een sieraad van het zuiverste goud.
Spr 27:6 - Het verwijt van een vriend is oprecht, de kus van een vijand al te hartelijk.

7. Een Godvrezend persoon kan je tot hulp wezen
Spr 27:9 - De geur van balsem en wierook maakt gelukkig,
maar zoeter voor het hart is ware vriendschap.
Spr. 27:17 - Zoals men ijzer scherpt met ijzer,
zo scherpt een mens zijn medemens.

8. Jonathan en David hadden de ideale vriendschap
1 Sam. 20
1 Sam. 20:17 - Vervolgens liet hij David dit bekrachtigen met een eed op hun vriendschap, want hij had David lief als zijn eigen leven
1 Sam 23:16 - Sauls zoon Jonatan zocht David in Choresa op om hem te zeggen dat hij op God moest blijven vertrouwen.

9. Vriendschap met de wereld is vijandschap tegenover God.
Jakobus 4:4 - Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God.

1 Johannes 2:15-17 - Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is – zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.