Geven van Giften en Gaven
1. Jezus was zeer dankbaar van het kleine geschenk van de weduwe
Luc 21:1-4 - Toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de offerkist werpen. Hij zag ook een behoeftige weduwe twee koperstukjes daarin werpen, en zeide: Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer dan allen daarin geworpen. Want deze allen hebben van hun overvloed iets bij de gaven geworpen, maar zij heeft van haar armoede haar ganse levensonderhoud erin geworpen.
2. De Heer wil dat wij vrijmoedig en blijmoedig geven.
2 Kor 8:1-9 (Het voorbeeld van de Macedonische Christenen)
2 Kor 8:1-5 - Wij maken u de genade Gods bekend, broeders, die aan de gemeenten van Macedonië geschonken is. Want, doordat zij beproefd zijn gebleken in veel verdrukking, hebben hun overvloedige blijdschap en diepe armoede nog overvloedig de rijkdom van hun mildheid bevorderd; want (zij deden), dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen, en zij gaven zich – zoals wij niet hadden durven verwachten – eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons;
2 Kor 8:11-12 - voltooit thans dan ook de uitvoering, opdat met de maat van uw bereidwilligheid ook de voltooiing uit hetgeen gij hebt overeenstemme. Want als de bereidvaardigheid aanwezig is, is zij welkom naar hetgeen zij heeft, niet naar hetgeen zij niet heeft.
2 Kor 9:6-7 - (Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. 7 En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.
3. Diegene die rijk zijn, moeten ook dienovereenkomstig geven.
1 Tim 6:17-19 - Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.
4. Elke Christen moeten geven zoals de Heer heeft gezegend
1 Kor 16:1-2 - Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden.
5. Steel niet van Gods, Zijn tienden en offers.
Mal 3:7-10 - Van de dagen uwer vaderen af zijt gij afgeweken van mijn inzettingen en hebt ze niet onderhouden. Keert terug tot Mij, dan zal Ik tot u terugkeren, zegt de HERE der heerscharen. En dan zegt gij: In welk opzicht moeten wij terugkeren? Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij. En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de tienden en de heffing. Met de vloek zijt gij vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn geheel. Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.
6. Zoek eerst het Koninkrijk van God
Mat 6:33 - Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.
7. Geef niet om gezien te worden door mensen.
Mat 6:1-4 - Ziet toe, dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is. Wanneer gij dan aalmoezen geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars doen in de synagogen en op de straten, om door de mensen geroemd te worden. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene zij, en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
8. God verlngt van ons om genadevol te zijn en te geven aan de armen
Spr 14:21-
Spr 19:17 -
Spr 22:9 -
Matt 5:7 -
Gal 6:9-10 -
9. Om te geven aan de kinderen van God is gelijk aan geven aan Christus.
Matt 24:34-46
Matt 25:35, 40 -
10. Wees genadvol en doe zelfs goed aan je vijanden. Volg Gods voorbeeld
Luc 6:27-36
Luc 6:27-28 -
11. Gewoon praten is niet voldoende
1 John 3:16-18 -
12. Wij zien een goed vorobeeld in het geven van giften als Koning David, de leiders van ht volk Israël en anderen die gewillig en vrijelijk gaven voor het bouwen van het Huis van God (Tempel)
1 Kron 29:1-9
1 Kron 29:3 (David heeft een voorbeeld) -
1 Kron 29:6 -
1 Kron 29:9 -
13. Een vrijmoedige gever zal gezegend worden, maar iemand die er in faalt om te geven zal er onder lijden
Spr 11:24-25 -
14. Het is meer een zegen om te geven dan om te ontvangen
Hand 20:35 -
16. Doe het belangrijkst eerst. Stop niet met geven, totdat je krijgt wat je wilt
Hag 1
Hag 1:2-4 -