Heeft de Wet des Heren afgedaan ?
Heeft de Wet des Heren afgedaan ?
Genade is, behalve onverdiende gunst, ook een kracht Gods, een kracht die ons leven vernieuwt en de gelovigen tot gehoorzame en toegewijde navolgers van Jezus maakt. Wet en genade zijn niet met elkander in strijd en heffen elkander ook niet op. In het Oude Verbond, bij alle wetten die de joden hadden, bleef de genade, daarover spraken we immers in onze vorige onderwerpen, en in het Nieuwe Verbond sluit de genade het voldoen aan de voorschriften van 's Heren wet niet uit, maar Gods genade geeft juist de kracht om naar die voorschriften te leven. In deze bespreking willen we stilstaan bij de vraag of onder de Nieuwtestamentische Bedeling de Tien Geboden nog bindend zijn. Er zullen wel niet vele gelovigen zijn die pertinent willen beweren, dat de voorschriften van de Wet des Heren thans niet meer geldend zijn. Integendeel, de wet der Tien Geboden is in de Christelijke kerken in hoog aanzien. In talloze kerken wordt iedere zondag de Wet des Heren voorgelezen en van de 52 CatechismusZondagen handelen er zelfs elf over de Tien Geboden. Prof. Bavinck schrijft in het tweede deel van zijn toelichting op de Heidelbergse Catechismus : „De zedelijke wet is een onveranderlijke regel van ons zedelijk-godsdienstig zijn en van onze zedelijk-godsdienstige daden. Zij bevatten plichten die wij jegens God, jegens onszelf en jegens onze naaste hebben te vervullen." De verschillende kerken zijn het er dus wel over eens, dat de Tien Geboden - de Wet des Heren - nog wel degelijk bindend zijn voor de Nieuwtestamentische Bedeling. Men kan toch niet verwachten, dat men zo inconsequent zou zijn om wekelijks de gemeente een wet voor te lezen die uitsluitend bestemd was voor de joden. We zouden dan ook geen Psalmen meer moeten zingen waarin de wet verheerlijkt wordt. En zingen we niet menigmaal en gaarne bijv. Ps. 25 :2: „Heer, ai, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend"? En dan luidt het verder in dit vers : „Leer ijv'rig mij Uw wet betrachten." Dit is een gebed, vrienden, en indien de Wet des Heren niet meer bindend is, hoe kan men dan gaan zingen : „Leer ijv'rig mij Uw wet betrachten"?
Maar zegt Paulus dan niet, dat we niet onder de wet, maar onder de genade leven? En lezen we niet in Hand. 15, dat er reeds ten tijde van Paulus sommigen waren opgestaan die leerden, dat men zich moest laten besnijden en de wet onderhouden en dat de apostelen het hiermede niet eens waren? Dan denk ik nog aan andere nieuwtestamentische teksten, bijv. in de Galatenbrief, die spreken over de vrijheid in Christus en die bevestigen, dat we niet meer staan onder de wet. Maar dezelfde Paulus die deze teksten over de wetsvrijheid schreef, zegt in Rom. 7 : 12 en 22, dat hij een vermaak heeft in de wet Gods. En Jezus getuigt in de Bergrede, dat Hij niet gekomen is om de wet te ontbinden, maar om aan te vullen, zoals de Leidse Vertaling zegt. En dan vervolgt de Meester, dat eerder hemel en aarde zullen voorbijgaan, dan een tittel of jota van de wet. En elders verklaart Jezus, dat het bewijs van het discipelschap van Zijn navolgers juist gelegen is in een leven overeenkomstig Zijn geboden. Woordelijk zegt de Heiland : „Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden." Hoe is het dan nu? zult u zeggen. Is de Bijbel dan met zichzelf in tegenspraak? Leert Paulus nu eens, dat we vrij zijn van de wet en dan weer, dat de wedergeboren mens er een behagen in schept om overeenkomstig Gods wet te leven? Neen, vrienden, de Bijbel is niet met zichzelf in tegenspraak, en Paulus in zijn brieven evenmin. Helaas begaan echter vele Christenen, juist in dit verband, een vergissing, doordat zij niet onderscheiden welke wet alléén voor het Oude Verbond gold en welke wet ook tijdens de Nieuwtestamentische Bedeling de maatstaf bleef voor het leven der gelovigen. De Bijbel spreekt over meer dan één wet. De Tien Geboden, de zedenwet, werd door God op de Sinaï gegeven en staat opgetekend in Exod. 20. Maar we lezen in Lev. 7 : 37, 38, dat er op de berg Sinaï nog verschillende andere wetten zijn afgekondigd. Laat mij u die teksten even voorlezen : „Dit is de wet des brandoffers, des spijsoffers, des zoenoffers, des schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers, die de Here Mozes op de berg Sinaï geboden heeft, ten dage dat Hij de kinderen Israëls gebood, dat zij hun offeranden aan de Here in de woestijn Sinaï zouden offeren." Er bestonden onder het Oude Verbond dus behalve de lex moralis - de zedenwet - of de Wet des Heren, nog andere wetten, o.a. de lex ceremonialis (de ceremoniële wet) en de lex judicialis (de burgerlijke wet). Deze wetten worden in het Oude Testament in twee groepen ondergebracht, die onderling scherp van elkander gescheiden waren. Leest u maar 2 Kon. 21 : 8, waar de Here zegt, dat zij moesten houden hetgeen Hij - de Here - hen geboden had en naar de ganse wet die Zijn knecht Mozes geboden had. Wie deze onderscheiding der verschillende wetten niet maakt en wie gelooft, dat de Tien Geboden alleen maar voor het Oude Verbond bestemd waren, die vervalt in velerlei dwaling. Wie daarentegen deze onderscheiding wel maakt, die vindt ook in het Nieuwe Testament een heerlijke harmonie. Immers wanneer Paulus spreekt over de wet die door Christus' kruisdood vervallen is, dan bedoelt hij de schaduwachtige wetten - de specifiek Joodse ceremoniële wetten. En wanneer hij zegt, dat hij een vermaak heeft in de wet Gods, dan spreekt hij over de Wet des Heren, over de Tien Geboden. - In onze volgende toespraak zal ik aan de hand van Gods Woord u dit nog nader toelichten en u enkele duidelijke verschilpunten noemen tussen de onveranderlijke wet der Tien Geboden en de schaduwachtige joodse wetten van het Oude Verbond.
GEBED
Onze Vader Die in de hemel zit. In de Naam van Uw geliefde Zoon, Jezus Christus, naderen wij in deze stille ogenblikken tot U om Uw zegen te ontvangen. Wij danken U voor Uw Goddelijk Woord, dat zo'n veilige kompas op de woelige levenszee en zo'n betrouwbare vraagbaak is voor de gelovigen. Schenk ons bij de bespreking van Uw
Woord steeds de voorlichting van Uw Heilige Geest en geef ons allen
gewillige harten om overeenkomstig Uw Woord te leven. Wij bidden U dit uit genade. Amen.