Enige uitspraken van zondag vierende Christenen

Ds. A. de Voogd schrijft in De Delftsche Kerkbode van 9 october 1948 in het hoofdartikel „Sabbath op Zondag", een titel die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: „Wij christenen zijn gewoon de Zondag te vieren en niet de Sabbath. Is dat juist? Staat er niet duidelijk in het gebod, dat we de Sabbathdag hebben te heiligen, en dat die Sabbath is de 7de dag? ..."
„Zoals ik zeide, er staat duidelijk in het vierde gebod, dat de Sabbath de zevende dag is. En er wordt duidelijk geboden : gedenkt de Sabbathdag, dat gij die heiligt. Oppervlakkig gezien, zouden we moeten zeggen, daar is geen speld tussen te krijgen : we moeten terugkeren tot de Sabbath."
Als enig commentaar op bovenstaande verklaring willen wij slechts de goede raad geven aan iedere oprechte gelovige die daarmee kan instemmen : Als Gods Geest u van deze waarheid overtuigt en u de weg des Heren wijst ook in het houden van Zijn heilige rustdag, doe dan ook wat Hij zegt in Zijn Woord.

Dr. de Bondt, een vurig voorstander van de zondagviering, moet erkennen : „Het vierde gebod is, evenals alle andere geboden van de Decaloog (Wet der Tien Geboden) van blijvende, onvergankelijke betekenis." - Kerkblad van de Gereformeerde kerken van 's-Gravenhage, art. „Sabbat en Zondag" III. Editie van 20 juni 1948. In het tweede artikel horen we deze theoloog zeggen : „Als werkelijk God iets eist, moet alles wijken." - Editie van 13 juni 1948.

In het dagblad Trouw d.d. 29 febr. 1960 verscheen onder de titel „Zondag en zondagsrust" het artikel „Sedert de schepping", dat een dier dagen gepubliceerd was door het Friesch Dagblad. Wij citeren het volgende: „Het valt op, dat al te dikwijls een verwijzing ontbreekt
naar Genesis 2. Daar moest men toch mee beginnen. Lang voordat er sprake is van een volk Israël, afgezonderd van de volken, met een eigen eredienst, een dienst der schaduwen, die heenwijst naar Christus, is de sabbat er. Niet als een joodse instelling, maar als een gave van de Schepper aan de mensheid.
,Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust had van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.' Met die tekst uit Genesis 2 kan men slechts tweeërlei doen. Men kan zeggen, dat hij een verdichtsel is van Mozes om het vierde gebod - gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt - een basis te geven in het scheppingsverhaal, of men aanvaardt, dat we hier te maken hebben met goddelijke openbaring en in de betekenis van de week met haar zes werkdagen en haar ene rustdag, de geheiligde dag. Een betekenis die gefundeerd is sedert de schepping en vóór de val in het werken en rusten Gods.
Wij menen dat het laatste onvoorwaardelijk moet worden aanvaard. De sabbat was er in het paradijs.
Het is de dag des Heren, allereerst omdat Hijzelf op die dag heeft gerust en die dag voor Zich heeft geheiligd.
... Wij moeten beginnen te spreken over de dag des Heren, waarop Hij recht heeft, omdat het Zijn dag is. En Zijn recht krijgt gestalte in Zijn gebod, het vierde gebod. Die ene rustdag in de week is er sedert de schepping en hij is daarin des Heren dag, dat hij een rustdag is. Deze dag moet van de andere dagen worden afgezonderd dóór de rust. Hij is tot een zegen voor de mensen gegeven, maar via het gebod om te rusten. Daarom bevallen oriënterende en inleidende beschouwingen over sabbat en zondag ons niet, als zij beginnen over gevariëerde betekenissen en functies van de dag des Heren. Zij moeten beginnen, wij herhalen het nog eens, bij het gebod. En dat gebod is gefundeerd in de geschiedenis van Gods rusten na de schepping."

De kerkelijke medewerker die verbonden is aan De Volkskrant schrijft in de editie van 14 juni 1957 over het probleem dat in de

kerkelijke wereld is met betrekking tot de Hemelvaartsdag : hoe krijgt men op die dag, die zo uitermate geschikt is voor uitstapjes en regionale bijeenkomsten, de mensen naar de kerk? Dr. Weiland, die zich met dit probleem heeft beziggehouden, stelt een verschuiven voor naar de vrijdag. Op deze wijze zou een lang weekend worden gecreëerd en zou men tijd hebben voor allerlei bijeenkomsten. De medewerker van voornoemde courant meldt verder met betrekking tot dr. Weiland: „Hij geeft toe dat dit een ingrijpend voorstel is; maar hij betoogt dat deze bijeenkomsten hun waarde hebben en men daarvoor tijd moet vinden. En hebben de oude christenen het niet aangedurfd de dag des Heren op zondag te gaan vieren in plaats van de traditionele zaterdag?"

In de Encyclopedie van het Christendom, art. „Sabbat", zegt Dr. M. A. Beek, hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit te Amsterdam : „De oudste christelijke gemeente heeft op joodse wijze de sabbat gevierd ... Langzamerhand wordt hier echter de sabbat verdrongen door de zondag."

In een forum dat handelde over de Betekenis van de dag des Heren, en dat gepubliceerd werd in de Nieuwe Haagsche Courant van vrijdag 6 januari 1961, waren de predikanten die als forumleden optraden, eenparig van mening : „Zondag is geen gebod van God." Voor de christen-sabbatvierder is er haast geen treffender uitspraak. Indiende zondag niet gesteund wordt door een beveldes Heren, hoe zal men zich dan voor de zondagviering kunnen beroepen op het Woord? Welke betekenis men dan ook moge geven aan de heiliging van een dag die door de Here nimmer is geheiligd, het blijft een menselijke vinding die zich tegen het klare en uitdrukkelijke Woord Gods stelt.
Ds. Visser, die ook zitting had in bovengenoemd forum, zei o.a.: „De zondag is als een werkloze, gedwongen dag ontstaan onder het caesaropapisme van Constantijn de Grote en daarna."

In een radiorede gehouden op 1 nov. 1947 geeft Pater H. de Greeve zijn mening te kennen over zondagsviering en zondagsheiliging. Deze
rede verscheen in Lichtflitsen van 1 nov. 1947. Als inleidende tekst werd gebruikt Ezechiël 20 : 12: „Ook gaf ik hun Mijn Sabbatten: het teken tussen Mij en hen, waaraan zij zouden erkennen, dat Ik, Jahweh, het ben, Die hen heilig maak." In de loop van het artikel schrijft deze geestelijke : „De kerk heeft de Sabbat - de zevende dag der week - veranderd in de éérste dag der week, de Zondag. Hoe dat proces van Sabbat naar Zondag in zijn werk is gegaan, doet hier weinig ter zake. Het gaat om een feit. De kerk heeft aan de Zondag haar sanctie gehecht." Alweer een getuigenis, dat niet de Schepper verandering bracht in de scheppingsordinantie, maar de mens.

In De Hervormde Kerk, weekblad voor Hervormd Nederland, van 10 september 1949 schrijft Ds. H. v. d. Loos in een artikel getiteld „Bijbels tekstenmateriaal onvoldoende. Argumenten pro Zondagsviering":

1. „De Sabbatvierders hebben gelijk wanneer zij zeggen dat de Zondag in het Nieuwe Testament niet uitdrukkelijk is ingesteld.

2. Zij hebben gelijk wanneer zij zich verzetten tegen een uitleg die met alle mogelijke middelen probeert, de Zondag aannemelijk te maken. Als bij voorbeeld gezegd wordt, dat in Psalm 118 vs 24 (,Dit is de dag, die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen') een dichterlijke profetie schuilt, waarin de verwisseling van Sabbat in Zondag wordt geproclameerd, dan kan zulk een uitlegging terecht naar het rijk der fantasie verwezen worden. Evenals het beroep op Hand. 1 vs 3, nl. Christus' gesprekken met Zijn apostelen : over al wat het Koninkrijk Gods betreft' niet opgaat. Het is zuiver speculatie te willen veronderstellen dat Jezus met de zijnen ook over de Zondagsviering zou hebben gesproken en dus met deze tekst de Zondag te willen verdedigen. Zo zijn er nog meer plaatsen waarvan de ,Zondag'-uitlegging zeker niet opgaat."

In zijn samenvatting over zijn betoog ten gunste van de zondag schrijft deze theoloog



I. „Het Bijbelse tekstenmateriaal is onvoldoende om de verlegging van de Sabbat naar de Zondag afdoende vast te stellen - anders bestond dit probleem niet !

II. Op welke wijze de christen-sabbatvierende groepen hun rustdag doorbrengen weet ik niet precies, maar hun wijze van sabbat vieren zal m.i. wel verschillen van de joodse."

Ds. Spier schrijft in het Dordtsch Dagblad van vrijdag 29 juli 1955 een artikel getiteld: „Kan de ouderwets-Hollandse Zondag nog gehandhaafd worden?" : „De grote zonde van het Christendom is volgens hen (nl. de Zevende-Dags Adventisten ; schr.), dat het Gods Wet heeft willen veranderen.
De Here spreekt in Zijn Wet immers van de zevende dag als rustdag. De Kerk heeft daar de eerste dag van de week van gemaakt ...
Het kan niet ontkend worden, dat de Zevende-Dags Adventisten zich hierbij op de letter van het vierde gebod beroepen kunnen. Ook andere Bijbelplaatsen schijnen sterk in hun voordeel te pleiten."