25 Hoe en wanneer het vierde gebod gebruikt werd v
Hoe en wanneer het vierde gebod gebruikt werd voor de zondag
Het licht van de Reformatie heeft vele van de beste argumenten ten gunste van zondag uit de voorafgaande Duistere Middeleeuwen vernietigd - De strijd tussen de Presbyterianen en Episcopalen in Engeland plaatst de heiligheid van de zondag voor een toets - De eersten ontdekken de betekenis van het bekrachtigen van de zondag voor het vierde gebod - Hoe dit mogelijk is - Gevolgen van deze buitengewone ontdekking - Geschiedenis van de zondagsviering besloten.
Vele van de beste argumenten, waardoor de zondagsviering tijdens de Duistere Middeleeuwen was opgebouwd, losten door het licht van de Reformatie onvermijdelijk op in het niet. De boekrol die uit de hemel was gevallen, de verschijning van St. Petrus, de strafverlichting van de zielen in het vagevuur en zelfs van de vervloekten in de hel en vele wonderen met vreeswekkende draagkracht, - geen van deze konden naar het scheen nog langer de heiligheid van de eerbiedwaardige dag ondersteunen, zelfs niet als ze gecombineerd werden. Wel bleven na de verdwijning van al deze zaken de canons van de concilies, de edicten van koningen en keizers, de decreten van heilige godgeleerden uit de kerk en bovenal de gebiedende mandaten van de paus van Rome over. Deze konden echter ook worden gebruikt ten behoeve van de ontelbare feesten, ingesteld door dezelfde grote afvallige kerk. Een dergelijk gezag kon wel gelden voor de Episcopaal, die op vrome wijze al deze feesten aanvaardde omdat de kerk dit gebood; maar bij hen, die de Bijbel als enige geloofsregel erkenden, lag de zaak anders. In het laatste deel van de zestiende eeuw raakten de Presbyterianen en de Episcopalen in Engeland verwikkeld in een strijd, die een zaak als deze, maakte tot een strijdpunt. De Episcopalen eisten dat de mensen alle feestdagen van de kerk zouden vieren; de Presbyterianen vierden de zondag en verwierpen de rest. De Episcopalen toonden de onbestaanbaarheid van dit onderscheid, gezien hetzelfde kerkgezag ze alle had geboden. Omdat de Presbyterianen het gezag van de kerk verwierpen, wilden zij niet op grond daarvan de zondag vieren, vooral omdat dit zou inhouden dat zij dan ook alle andere feestdagen moesten waarnemen. Zij moesten daarom kiezen tussen het volledig prijsgeven van de zondag of de verdediging van de viering ervan door de Bijbel. Ze hadden echter een andere en edeler keuze kunnen doen, en wel de sabbat des Heren aanvaarden; maar ze vonden het een te grote vernedering om zich te verenigen met hen, die vasthielden aan die oude en geheiligde inzetting. Dit strijdpunt wordt als volgt vermeld door een vooraanstaande Duitse theoloog, Hengstenberg:
“De mening, dat de sabbat was overgebracht naar de zondag, werd eerst in haar volmaakte vorm en met alle daaraan verbonden consequenties ter sprake gebracht in de strijd die in Engeland werd gevoerd tussen de Episcopalen en de Presbyterianen. De laatsten voerden het beginsel, dat elke inzetting van de kerk zijn grond in de Schriften moet hebben, tot het uiterste door; zij wilden niet erkennen dat God in dit opzicht aan de kerk van het Nieuwe Testament, door zijn Geest tot groter wasdom gebracht, grotere vrijheid had geschonken dan aan die uit het Oude Testament, en beschuldigden de Episcopalen van het brengen van paaps zuurdesem en bijgeloof, en een zich onderwerpen aan menselijke inzettingen, omdat zij vasthielden aan de christelijke feestdagen. De Episcopalen anderzijds deden, als bewijs dat aan de Nieuw Testamentische kerk in dergelijke zaken een grotere vrijheid was toegestaan, een beroep op het feit dat ook de viering van de zondag alleen maar een instelling van de kerk was. De Presbyterianen verkeerden nu in een positie die hen dwong de viering van de zondag prijs te geven, of te handhaven dat een goddelijk gebod deze dag afzonderde van de andere feestdagen. Het eerste konden zij niet doen, want hun christelijk leven was te diep geworteld om niet te beseffen hoezeer de zwakheid van de menselijke natuur behoefte heeft aan regelmatig terugkerende perioden, gewijd aan de dienst van God. Daarom kozen zij voor het laatste.” (1)
Zover wat betreft de omstandigheden rond die wondere ontdekking, waardoor de Schriften gebruikt werden om het goddelijk gebod voor de zondag als de christelijke sabbat te ondersteunen. Het tijdstip van deze ontdekking, de naam van de ontdekker en de wijze waarop hij het aanlegde om de eerste dag der week te bekrachtigen door het gezag van het vierde gebod, worden als volgt naar voren gebracht door een eerlijke zondagvierende geschiedschrijver, Lyman Coleman:
“De ware leer van de christelijke sabbat werd voor het eerst naar voren gebracht door een Engelse Afgescheidene, Rev.Nicholas Bound, D.D. uit Norton in Suffolk. Omstreeks het jaar 1595 publiceerde hij een befaamd boek, getiteld: “Sabbathum Veteris et Novi Testamenti”, of De Ware Leer van de Sabbat. In dit boek handhaafde hij “dat het zevende deel van onze tijd aan God gewijd moet worden - dat christenen evenzeer verplicht zijn te rusten op de dag des Heren als de Joden dat moesten op de Mozaïsche Sabbat, gezien het gebod omtrent de rust zedelijk en eeuwig was; en dat het niet gewettigd was dat mensen hun studies of wereldse zaken op die dag deden, noch vermaken en ontspanning zochten die op andere dagen wel waren toegestaan.”
Dit boek verspreidde zich razend snel. De leer die het voorstelde, ontlokte aan menig hart een spontane reactie, en het resultaat was een uiterst verblijdende hervorming in vele delen van het koninkrijk. “Het is haast niet te geloven,” zegt Fuller, “hoe aanvaardbaar deze leer was, ten dele door haar eigen zuiverheid, en ten dele door de uitnemende godsvrucht van hen, die ze handhaafden; met als gevolg dat de dag des Heren, vooral in corporaties, heel nauwgezet werd gehouden; mensen werden zichzelf een wet en lieten bepaalde sporten, door de wet alsnog toegestaan, na; ja, velen verheugden zich in dit opzicht in hun eigen restricties.” De wet van de sabbat was inderdaad een godsdienstig beginsel waarnaar de christelijke kerk eeuwenlang had gestreefd. Godvruchtige mannen uit alle tijden hadden de noodzaak van goddelijk gezag voor de heiliging van de dag gevoeld. Hun geweten was hun verstand reeds voorgegaan. Zij hadden de sabbat praktisch beter gevierd dan hun beginselen eisten.
“De publieke gevoelens waren echter nog onzeker wat betreft deze nieuwe leer over de sabbat, hoewel enkelen er in het begin fel tegen waren. Geleerde mannen waren erg verdeeld in hun opvatting over deze sabbatistische leerstellingen; sommigen aanvaardden ze als oude waarheden, gelijkluidend met de Schrift, die lang verwaarloosd en in onbruik waren geweest, en die nu gepast tot leven kwamen om de godsvrucht te doen toenemen. Anderen beschouwden ze als op onjuiste gronden gebaseerd; maar omdat ze de neiging hadden een vooruitgang in de godsdienst te openbaren, was het jammer er tegenin te gaan; dit, gezien het feit, dat niemand een gerechtvaardigde reden tot klagen had, aangezien zij voor hun eigen bestwil misleid werden. Maar een derde soort struikelde over deze voorstellen en vond het een Joods juk dat de mensen werd opgelegd in strijd met de vrijheid van de christen; Christus had, als Heer van de sabbat, de strakheid daarvan weggenomen en aan de mensen toegestaan zich op gewettigde wijze te ontspannen; deze leer legde een onterechte glans op de zondag met het duidelijke doel alle andere heilige dagen te verduisteren, waardoor afbreuk werd gedaan aan het gezag van de kerk; deze strikte viering kwam voort uit partijgeest, om door het verschil van karakter allen, die zich er niet aan hielden, te brandmerken als Libertijnen.” In het begin werd echter geen openbare tegenstand getoond jegens de gevoelens van dr. Bound. Verschillende jaren lang werd niet gepoogd er een antwoord op te geven, en `er werd geen woord van bezwaar tegen hem ingebracht.’
“Zijn werk werd al spoedig gevolgd door verschillende andere verhandelingen om dezelfde gevoelens te verdedigen. `Alle Puriteinen stemden in met deze leer, en onderscheidden zich door dat deel van geheiligde tijd door te brengen in openbare, gezins- en persoonlijke wijdingen.’ Zelfs dr. Heylyn betuigde de triomfantelijke verbreiding van deze Puriteinse gevoelens betreffende de sabbat....
“`Deze leer’, zegt hij, `heeft een eerlijk vertoon van godsvrucht, tenminste naar de mening van het gewone volk, en zij die niet de ware grond ervan onderzochten, brachten velen ertoe deze leer te aanvaarden en te verdedigen. In heel korte tijd werd het de meest betoverende dwaling en de meest populaire bedwelming die het Engelse volk ooit heeft omhelsd.’” (2)
Dr. Bound was niet uitsluitend de uitvinder van de theorie van een zevende deel van de tijd, maar men kan van hem zeggen dat hij de hier en daar verspreide opmerkingen van zijn voorgangers heeft samengebracht en gecombineerd, en daar iets van hemzelf aan heeft toegevoegd. Zijn redenen om de zondag te stellen tot de sabbat van het vierde gebod zijn als volgt:
“Datgene wat natuurlijk is, namelijk dat elke zevende dag voor de Here geheiligd moet worden, blijft bestaan: datgene wat positief is, namelijk die dag die van de schepping af de sabbat of rustdag was, is nu in Gods kerk veranderd.” (3)
Hij zegt dat de betekenis van de verklaring, `De zevende dag is de sabbat van de Here uw God’ de volgende is:
“Er moet één (dag) zijn van de zeven, niet (één) van de acht.” (4)
Maar de speciale sleutel voor de hele theorie is te vinden in de uitspraak, dat de zevende dag van het gebod “genus” was, dat wil zeggen, dat het een soort zevende dag was die verschillende soorten van zevende dagen bevatte, tenminste twee. Zo zegt hij:
“Zo maakt hij de zevende dag als “genus” in dit gebod, om eeuwig te zijn: en om daarin, uit hoofde van het gebod, deze beide soorten te omvatten: de sabbat van de Joden en van de heidenen, van de wet en van het evangelie: zodat beiden werden omvat in het gebod, zoals “genus” beide soorten bevat.” (5)
Hij bekrachtigt de eerste dag door het vierde gebod als volgt:
“Wij hebben dus in het evangelie geen nieuw gebod voor de sabbat, wat verschilt van dat in de wet; maar er wordt een andere tijd bepaald, en dat is niet de zevende dag van de schepping, maar de dag van Christus’ opstanding, en daarvan de zevende: beide zijn op verschillende tijden in het vierde gebod omvat.” (6)
Hij bedoelt hiermee dat het vierde gebod vanaf de schepping tot de opstanding van Christus, doelde op de zevende dag, en dat het van die tijd af een andere zevende dag heeft bekrachtigd, en wel de zevende van de opstanding van Christus. Zodanig is de perverse vindingrijkheid waardoor de mensen Gods wet kunnen omzeilen, terwijl zij toch doen voorkomen, alsof zij deze getrouw waarnemen.
Dusdanig was de oorsprong van de theorie van een zevende deel van de tijd, waardoor de zevende dag uit het vierde gebod verdween, om te worden vervangen door één dag van de zeven, - een leerstelling die uiterst opportuun werd gevormd in de periode, waarin de eerbiedwaardige dag der zon door niets anders meer kon worden gered. Met behulp van deze theorie was de zondag van “paus en heiden” rustig in staat zich te hullen in het vierde gebod, om dan als een goddelijke inzetting gehoorzaamheid te eisen van alle bijbelse christenen. Nu kon het de andere bedriegerijen, waarvan het voor zijn bestaan afhankelijk was geweest, allen buitenwerpen en kon het zijn gezag enkel en alleen baseren op die ene theorie. In de dagen van Constantijn besteeg deze dag de troon van het Romeinse rijk, en gedurende de gehele periode van de Duistere Middeleeuwen handhaafde hij zijn oppergezag vanuit de stoel van Petrus; maar nu had hij de troon van de Allerhoogste beklommen. En zo werd een dag, welke God niet had geboden noch waarvan Hij had gesproken, en die zelfs niet in Hem was opgekomen, aan de mensheid opgelegd met alle gezag van zijn heilige wet. Het onmiddellijke gevolg van dr. Bounds werk op de bestaande strijd wordt als volgt beschreven door een Episcopaals ooggetuige, dr. Heylyn:
“Want door de mensen deze nieuwe sabbatsspeculaties in te prenten (betreffende de zondag), door hen te leren dat alleen die dag “door God werd vastgesteld, terwijl de rest die gevierd werd in de kerk van Engeland, slechts een overblijfsel was van de door mensen bepaalde aanbidding in de kerk van Rome,” werden de andere heilige dagen, die in deze kerk geworteld waren, zo sluw aan het wankelen gebracht, dat tot op deze dag ze zich nog steeds niet hebben hersteld van de toen ontvangen slag. Dit gebeurde ook niet als iets bijkomstigs, maar als iets dat vanaf het begin zo was bedoeld.” (7)
In een eerder hoofdstuk hebben wij de aandacht gevestigd op het feit, dat de zondag alleen maar als een goddelijke instelling gehandhaafd kon worden door het aanvaarden van de geloofsregel, gehuldigd in de kerk van Rome, en wel de Bijbel met daaraan toegevoegd de overleveringen van de kerk. Wij hebben gezien dat in de zestiende eeuw de Presbyterianen in Engeland de keus moesten maken tussen het opgeven van de zondag als een kerkelijke feestdag, of deze te handhaven als een goddelijke inzetting aan de hand van de Bijbel. Zij kozen de laatste gedragslijn. Terwijl zij ogenschijnlijk de aanklacht, dat zij een katholieke feestdag vierden, trachtten te vermijden door te beweren alles uit de Schrift te kunnen bewijzen, moesten ze toch door de onbevredigende aard van de verschillende gevolgtrekkingen, ontleend aan de Bijbel, hun toevlucht nemen tot de overleveringen van de kerk, om deze te voegen bij hun zogenoemde bijbelse bewijzen.
Het zou niet erger zijn de zondag te vieren, terwijl openlijk wordt erkend dat het een feestdag is van de Katholieke kerk, die nergens in de Bijbel wordt geboden, dan te belijden deze te vieren als een goddelijke inzetting, en dit aan te tonen door de geloofsregel van de Roomsen te aanvaarden. Johannes Perrone, een uitnemend Italiaans katholiek theoloog, doet in een belangrijk leerstellig werk, getiteld “Theologische lessen” een heel indrukwekkende uitspraak betreffende de erkenning van de overlevering door protestantse zondagsvierders. In zijn hoofdstuk `Aangaande de noodzaak en het bestaan van de Traditie’ stelt hij dat het noodzakelijk is om leerstellingen toe te staan die alleen door de traditie kunnen worden bewezen, en die geen steun vinden in de Heilige Schriften. Dan zegt hij:
“Het is inderdaad onmogelijk, als dergelijke tradities worden verworpen, dat verschillende leerstellingen, die de Protestanten met ons huldigden sedert zij zich van de Katholieke kerk hebben afgescheiden, op enig mogelijke wijze worden bevestigd. Dit feit is zonder enige twijfel, want zelf houden zij zich aan de geldigheid van de doop, toebediend door ketters of ongelovigen, tevens houden zij zich aan de geldigheid van de kinderdoop, de ware vorm van de doop (besprenkeling); zij leren ook dat de wet, om zich te onthouden van bloed en van wat verstikt is, niet meer van kracht is; zo ook betreffende de instelling van de dag des Heren in plaats van de sabbat; behalve de dingen die ik al eerder heb genoemd, en nog verschillende andere zaken.” (8)
Dr. Bounds theorie over het zevende deel van de tijd wordt algemeen aanvaard in alle kerken die hun oorsprong vinden in de kerk van Rome. De oude Gotton Mather merkt uiterst duidelijk op:
“De hervormde kerken namen bij hun vlucht uit Rome alle in min of meerdere mate iets van Rome met zich mee.” (9)
Een geheiligde schat, die zij allen hebben ontnomen van de eerbiedwaardige moeder der hoeren is het oude feest van de zon. Zij heeft de sabbat des Heren verpletterd, en na het aanvaarden van de eerbiedwaardige dag der zon, heeft ze deze veranderd in de dag des Heren van de christelijke kerk. Toen de hervormden haar gemeenschap ontvluchtten, en deze oude feestdag met zich meenamen, vonden zij zich in staat om de viering ervan te rechtvaardigen als zijnde de waarachtige sabbat des Heren! Zoals de mantel zonder zoom aan Jezus, de Here van de sabbat, werd ontrukt alvorens Hij aan het kruis werd genageld, zo is ook het vierde gebod losgerukt van de rustdag des Heren, waarin het door de grote Wetgever was geplaatst, en werd het aan deze pauselijke dag des Heren gegeven; en deze Barnabas, de moordenaar, heeft van die tijd af, gehuld in het gestolen vierde gebod, tot nu toe de gehoorzaamheid van de wereld met verbazingwekkend succes opgeëist, als de door God bepaalde sabbat van de Allerhoogste God. Hier eindigen wij de geschiedenis van de zondagsviering, die nu volledig veranderd is in de christelijke sabbat. Een vluchtig overzicht van de geschiedenis van Engelse en Amerikaanse sabbatsvierders zal dit boek besluiten.
Voetnoten
Verwijzingen:
(1) Hengstenberg: Lord’s Day, p.66.
(2) Coleman’s Ancient Christianity Exemplified, ch.26, sec.2; Heylyn’s His. Sab. part 2, ch.8, sec.7; Neal’s Hist. Puritans, part 1, ch.8.
(3) Sabbathum Veteris et Novi Testamenti; of the True Doctrine of the Sabbath, door Nicholas Bound, D.D. 2e ed. Londen, 1606, p.51.
(4) Id. p.66.
(5) Id. p.71.
(6) Id. p.72
(7) Hist. Sab. part 2, ch.8, sec.8.
(8) Praelectiones Theologicae, vol.1, part 2, sec.2, cap.1, p.194. “Propositio. Praeter sacram Scripturam admitti necessario debent Traditiones divinae dogmaticae ab illa prorsus distinctae.” “Non posse praeterea, rejectis ejusmodi traditionibus, plura dogmata, quae nobiscum retinuerunt protestantes cum ab Ecclesia catholica recesserunt, ullo modo adstruis, res est citra omnis dubitationis aleam posita. Etemin ipsi nobiscum retinuerunt valorem batismi ab haerericis aut infidelibus administrati, valorem item paedobaptismi, germanam baptismi forman, cessationem legis de abstinentia a sanguine et suffocato, de die dominico Sabbatis suffecto, praeter ea quae suerius commemoravimus aliaque haud pauca.”
(9) Backus’ Hist. of the Baptists in New England, p.63, ed.1777.