00 Waarom verhult de Bijbel profetieèn in symbolen
Lucas 8:10 - "En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen."
Vele van de apocaplyptische profetieen waren gegeven door propeten die zich bevonden in een vijandig buitenlands land. Een reden dat God de profetieen in symbolen verhult was om de boodschappen te beschermen
Dieren en hun delen
Paard= Sterkte en kracht in strijd, Job 39:19, psalmen 147:10, spreuken 21:30
Draak= satan of zijn werken, Jesaja 27:1; 30:6, Psalm 74:13-14; Opb 12:7-9; Ezechiel 29:3; Jeremia 51:34
Beest= Koninkrijk/ overheid/ politieke macht Daniel 7:17,23
Lam= Jezus/ offer, Johannes 1:29; 1 Korinthiers 5:7
Leeuw= Jezus/ Krachtige koning i.e. Babylon Op . 5:4-9, Jer. 50:43-44, Dan. 7:4,17,23
Beer= Destrucitieve kracht/ Medie Perzie, spreuken 28:15, 2 Koningen 2:23-24, Daniel 7:5
Luipaard= Griekenland, Daniel 7:6
Slang= Satan, Openbaring 12:9, 20:2
Tong= Taal/ spraak, Exodus 4:10
Wolf= vermomde vijanden die jagen in tijden van duisternis, Matt 7:15
Duif= Heilige Geest, Marcus 1:10
Ram= Medio Perzie, Daniel 8:20
Geit= Griekenland, Daniel 8:21
Hoorn= Koning of Koninkrijk , Daniel 7:24. 8:5, 21,22; Zacharia 1:18-19, Openbaring 17:12
Vleugelen= Snelheid, bescherming/ Bevrijding, Deutornium 28:49, Matt 23:37
Kleuren
Wit= Reinheid – Openbaring 12:9; 20:2
Blauw= Wet, Numers 15:38-39
Paars= Royaliteit, Marcus 15:17, Richteren 8:26
Rood/ Scharlaken= Zonde, corruptie Jesaja 1:18; Nahum 2:3, Openbaring 17:1-4
Metalen, Elementen en Natuurlijke objecten
Goud= Puur Karakter, Dierbaar en zeldzaam Jesaja 13:12
Zilver- Pure woorden *& begrip – Spreuken 2:4, 3:13-14; 10:20, 25:11, Psalm 12:6
Brons, Koper, Ijzer, Lood, Zilveren – Niet rein karakter, Ezechiel 22:20-21
Water= Heilige Geest/ Eeuwig Leven, Johannes 7:39, 4:14, Openbaring 22:17, Efeze 5:26
Wateren (zeeen)= een bevolkt gebied/ mensen, naties. Openbaring 17:15
Vuur= Heilige geest, Lucas 3:16
Boom= Kruis, volken/ natie deut. 21:22-23, Psalm 92:12, 37:35
Zaad= nakomelingen/ Jezus Romeinen 9:8, Galaten 3;16
Fruit= Werken/ Handelen, Galanten 5:22
Vijgeboom= Ee natie die vrucht zou moeten dragen Lucas 13:6-9
Wijngaard= Een kerk die vrucht zou moeten dragen Lucas 20:9-16
Veld= Wereld, Matt 13:38 , Johannes 4:35
Oogst= Eind van de wereld Matteus 13:39
Oogsters= engelen, Mattues 13:39
Doornen/ slechte greond- Zorgen van dit leven, Marcus 4:18-19
Sterren = Engelen/ boodschappers – Openbaring 1:16, 20l 12:4, 7-9; job 29:7
Jordaan= Dood, Romeinen 6:4, Deuteronomium 4:22
Bergen = Politiek of religeus-politieke machten – Jesaja 2:2-3, Jeremia 17:3, 31:23, 51:24-25; Ezekiel 17:22, 23, Daniel 2:35, 44, 45/
Rots = Jezus/ waarheid 1 Korinthiers 10:4, Jesaja 8:13, 14, Romeinen 9:33.. Matt 7:24
Zon= Jezus/ het evangelie – Psalm 84:11l Malachie 4:2, Matteus 17:2, Johannes 8:12; 9:5
Winden= Strijd/ commotie/ “winden van oorlog” Jeremia 25:31-33; 49:36-37, 4:11-13, Zacheria 7:14
Diverse objecten
Lamp= Woord van God, Psalm 119:105
Olie= Heilige Geest, Zacharie 4:2-6; Openbaring 4:5
Zwaard= Woord van God, Efeze 6:17, Hebreeuwen 4:12
Brood= Woord van God, Johannes 6:35, 51, 52, 63
Wijn= bloed/ verbond/ doctrines Lucas 5:37
Honing= gelukkig leven, Ezekiel 20:6 Deut. 8:8-9
Kleding= Karakter Jesaja 64:6, Jesaja 59:6
Kroon= Een glorierijke regeerder, of regentschap, spreuken 16:31, Jesaja 2*:5, Jesaja 62:3
Ring, - Autoriteit, Genesis 41:42-43, Esther 3:10-11
Engel= Boodschapper, Daniel 8:16, 9:21, Lucas 1:19, 26; Hebreeuwen 1:14
Babylon= verval/ verwarring/ rebelie – Genesis10:8-10; 11:6-9, Openbaring 18:2-3, 17:1-5
Merk(teken)= Teken of zegel van goedkeuring of afwijzing, Ezekiel 9:4, Romeinen 4:11, Openbaring 13:17; 14:9-11; 7:2-3
Zegel= Teken of merkteken van goedkeuring of afwijzing, Romeinen 4;11, Openbaring 7:2-3
Witte gewaden – Overwinning – rechtvaardigheid, Openbarin 19:8, 3:5, ; 7:14
Pot= Jeremia 19:1-4, 2 Korinthiers 4:7
Tijd= 360 dagen, Daniel 4:16, 23, 25, 32; 7:25; Daniel 11:13
Tijden= 720 dagen Daniel 7:25, openbaring 12:6,14, 13:5
Trompet= Luide waarschuwing van Gods aantocht, Exodus 19:16-17, Jozua 6:4-5
Handelingen, Activiteiten en fysiek status
Genezing= redding Lucas 5:23-24
Lepra / ziekte= zonde Lucas 5:23-24
Hongersnood= tekort aan de waarheid – Amos 8:11
Mensen en delen van lichamen
Vrouw, puur= ware kerk , Jeremia 6:2, 2 korinthiers 11:2, Efeze 5:23-27
Vrouw , corrupt= Afgedwaalde kerk, Ezk. 16:15-58; 23:2-21; Hos. 2:5; 3:1; Opb. 14:4
Dief= de ‘on’verwachtheid van Jezus komst, 1 Thes. 5:2-4, 2 petrus 3:10
Hand(en)= Daden/ werken/ handelingen, Prediker 9:10, Jesaja 59:6
Voorhoof= Gedachten, Deut, 6:6-8, Romeinen 7:25, Ezekiel 3:8-9
Voeten= Je wandel/ je richting – Genesis 19:2, Psalm 119:105
Ogen= Spiritueel onderscheidingsvermogen, Matt 13:10-17, 1 john 2:11
Huid= Christus rechtvaardigheid – Exodus 12:5, 1 petrus 1:19, Jesaja 1:4-6
Hoer= Afgedwaalde kerk/ religie – Jesaja 1:21-27, Jeremia 3:1-3