24 De Christen gaat het Heilige der Heiligen binne
Heiligmaking is ons paspoort tot het heilige der heiligen
Zoals “rechtvaardiging” plaatsvindt in de voorhof en het paspoort van de christen naar het heilige is, zo is “heiligmaking” een proces dat plaatsvindt in het heilige en is het paspoort naar het heilige der heiligen. Maar omdat heiligmaking niet voltooid wordt voordat het leven hier op aarde eindigt of in het geval van degenen die levend overblijven, voordat de genadetijd eindigt, gaat de gelovige het heilige der heiligen binnen, niet in eigen persoon maar door zijn levensverslag dat opgeschreven is in de boeken des hemels. Sinds het begin van het oordeel in 1844, zijn de gestorvenen van Adam af in het oordeel gekomen en daarna begint het oordeel over de levenden (GS 452; GC 490).
Het tweede voorhangsel en zijn betekenis
Voor de ingang van het heilige der heiligen was een “tweede voorhangsel.” Hebr.9:3. Dit voorhangsel was gelijk aan het voorhangsel dat voor de ingang van het heilige hing. God zei tegen Mozes: “Gij zult een voorhangsel maken van blauw purper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen; met kunstig geweven cherubs zult gij het maken. Gij zult het hangen aan vier pilaren van acaciahout, met goud overtrokken van gouden haken voorzien op de vier zilveren voetstukken. Gij zult het voorhangsel onder de haken hangen.” Ex.26:31-33. Dat dit gordijn en zijn pilaren Christus verzinnebeeldden wordt ons door verschillende details getoond: De koninklijke kleuren, blauw, purper en scharlaken en het getweernde fijne linnen, de vier pilaren en het hout, het goud en het zilver, zoals voorafgaand verklaard, verzinnebeelden onze Verlosser in de verschillende fasen van Zijn verlossingswerk.
Het voorhangsel, dat is Zijn vlees
Paulus verklaart duidelijk dat het voorhangsel het vlees van Christus verzinnebeeldde. Hij zegt: “Daar wij dan broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is Zijn vlees en wij een grote Priester over het huis Gods hebben, laten wij dan toetreden met een waarachtig hart, in volle zekerheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad en met een lichaam dat gewassen is met zuiver water.” Hebr.10:19-22.
Het voorhangsel verzinnebeeldde Christus in het vlees, voor ons tot zonde gemaakt. Dat het aan vier pilaren was gehangen duidt op de vier evangeliën die Zijn leven in het vlees beschrijven vanuit vier verschillende oogpunten. Zoals het voorhangsel de priester scheidde van het heilige der heiligen, waar de aanwezigheid van God gemanifesteerd werd in de Shekinah boven het verzoendeksel, zo heeft de zonde ons gescheiden van God. Maar Christus in het menselijk vlees nam de zonden van de mensen op zich. Hij nam onze plaats in opdat onze toegang tot God hersteld mocht worden. Door zijn goddelijkheid met menselijkheid te bedekken, werd Hij de middelaar tussen God en de mens, om het mogelijk te maken voor ons, om tenslotte Zijn aangezicht te zien. Wanneer de verlossing is geëindigd, «zal Gods volk het voorrecht genieten de Vader en de Zoon van aangezicht tot aangezicht te zien..., zonder de sluier die Hem aan ons gezicht onttrekt.» GS 622-623. Dan zal de profetie in vervulling gaan, waar zo lang naar uitgezien is: “Zie de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn.” Openb.21:3.
Toen Jezus aan het kruis stierf, scheurde het voorhangsel ‘van boven naar beneden’ (Matt.27:51), door de hand van God. Het gescheurde voorhangsel verzinnebeeldde het gescheurde vlees van Christus. Het was een teken, door de profeet Daniël gegeven, dat het slachtoffer en het spijsoffer zouden ophouden (Dan.9:27; Matt.27:50,51). Toen was het heilige der heiligen van het aardse heiligdom niet langer een heilige plaats en werd het voor het menselijk oog blootgesteld. De Shekinah was er niet meer. Op goddelijk bevel waren de heilige diensten in het aardse heiligdom tot een einde gekomen. Voortaan is Christus Zelf in de hemel en doet dienst in het hemelse heiligdom. Wat er van het voorhangsel overbleef zijn de symbolen van Zijn lijden; de littekens in Zijn handen en voeten en Zijn zijde; littekens, die voor eeuwig als lichtstralen schijnen. “Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan Zijn zijde en daar is het omhulsel Zijner kracht.” Hab.3:4.
Het voorhangsel; een verslag
In het schaduwbeeld werden alle beleden zonden op de een of andere wijze op het heiligdom overgedragen, maar niet altijd op dezelfde wijze. Wanneer de gezalfde priester zondigde, en wanneer de hele gemeente van Israël zondigde, doopte in beide gevallen de priester zijn vinger in het bloed van een zondoffer en sprenkelde het zevenmaal (volledige verzoening) “vóór het voorhangsel.” Lev4:6,17. Strong’s Hebrew Dictionary vertaalt de uitdrukking “vóór het voorhangsel” met: “op het oppervlak van het voorhangsel, op het voorfront” van het voorhangsel, wat er op wijst dat het voorhangsel werkelijk met het bloed van het slachtoffer werd besprenkeld. Dit illustreert het feit dat Jezus “onze zonden in Zijn lichaam op het hout heeft gebracht.” 1 Petr.2:24.
Deze bloedvlekken maakten van het voorhangsel een verslaggeving die aangaf dat de zonde was beleden en vergeven en op deze manier door berouw en geloof van te voren naar het oordeel was gegaan (1 Tim.5:24). Bij anderen die hun zonden niet belijden komen ze achteraan en dus te laat in het oordeel (1 Tim.5:24; Pred.8:13).
Deze verslagen van beleden zonden bleven op het voorhangsel tot de Grote Verzoendag, waarop het heiligdom werd gereinigd en alle beleden zonden zinnebeeldig werden uitgewist. Wanneer men bedenkt hoe mooi het voorhangsel was gemaakt zou men kunnen stellen: “Maar dit prachtige weefsel kon toch niet besmeurd worden met bloed?” Maar was niet het zondeloze leven van Jezus veel meer dan een koninklijk gekleurd gordijn, rijk met goud geborduurd? En toch werden de ongerechtigheden van ons allen op Hem gelegd en door Zijn striemen is ons genezing geworden (Jes.53:5,6). Zoals de hogepriester het voorhangsel besprenkelde met het bloed van het slachtoffer voor de hele gemeente van Israël (Lev.4:13,17), zo nam Christus onze zonde in Zijn eigen lichaam (1 Petr.2:24) en heeft de weg geopend naar de genadetroon van Zijn Vader en door Zijn bemiddeling kan het oprechte verlangen van allen die in geloof tot Hem komen aan God worden voorgelegd (GC 489; GS 451).
Het voorhangsel werd jaarlijks vernieuwd
Ellen White vertelt ons dat het voorhangsel jaarlijks werd vernieuwd (3 SP 166,167). Deze opmerking betekent klaarblijkelijk niet dat het voorhangsel eens per jaar eraf werd gehaald en door een nieuw vervangen. Het voorhangsel werd er nooit afgenomen, met uitzondering wanneer de legerplaats verhuisde naar een andere plaats, dan werd het met de meeste eerbied behandeld. Indien een nieuw voorhangsel werd opgehangen aan het einde van de jaarlijkse dienst, dan werden er dus ongeveer 500 gordijnen gemaakt waarvan veertig gedurende de tijd in de woestijn, voordat de permanente tempel in Jeruzalem werd gebouwd, en meer dan vijftienhonderd voor dat het voorhangsel werd gescheurd bij de dood van Christus.
Ieder ding, een huis, een kleed of iets anders, kan vernieuwd worden zonder dat het door een ander wordt vervangen. In feite betekent vernieuwing geen vervanging. Volgens Webster betekent het ‘herstel of renoveren’. Bovendien, het vervangen van het voorhangsel zou zeker de betekenis er van schaden, want het verzinnebeeldde het vlees van Christus, en dan zou Christus dikwijls zijn gestorven en een ander zou dan Zijn plaats hebben ingenomen (Hebr.9:25). Op welke wijze werd het voorhangsel dan vernieuwd? Dit is een goede vraag en het vereist een goed en bevredigend antwoord. Met dezelfde gepastheid mogen we vragen: “Hoe werden de bloedvlekken verwijderd van het verzoendeksel, van het gouden altaar en van de andere plaatsen waar de zonde in beeld werd overgedragen door bloed?” Iemand zou kunnen suggereren dat, daar de Levieten de zorg voor het heiligdom hadden (Num.1:53), het tot hun plicht behoorde om aan het einde van de jaarlijkse dienst alle bloedvlekken te verwijderen. Het is waar dat de Levieten speciaal waren afgezonderd om de priesters te assisteren (Num.8:5-24).
Maar de enige keer dat zij in één van de afdelingen van het heiligdom werden toegelaten was wanneer de legerplaats werd verhuisd. En zelfs niet eerder dan nadat de heilige gebruiksvoorwerpen door de priesters waren afgedekt gingen zij het heiligdom binnen om hun taak te vervullen met betrekking tot de tent der samenkomst (Num.4:15,20; 18.3). Sluiten dan deze schriftuurplaatsen de Levieten niet uit van enig aandeel in het reinigen van het heiligdom van deze bloedvlekken? Het geïnspireerde woord van Jeremia verklaart, dat zonde niet kan worden verwijderd, zelfs niet met loog en met veel zeep (Jer.2:22). De verwijdering van de zonde is een wonder van Gods genade. Zou het antwoord van F.C. Gilbert, een autoriteit op het terrein van joodse samenleving, dan niet bijbels juist zijn nl. dat op Grote Verzoendag, deze rijke gobelins evenals andere delen van het heiligdom waar bloed gesprenkeld was, “door een wonder” in hun reinheid hersteld werden, in hun oorspronkelijke zuiverheid? Het bloed van de bok voor de Here, dat de hogepriester op Grote Verzoendag in alle delen van het heiligdom gebruikte, «werd gebruikt om het heiligdom te reinigen van alle zonden door het volk begaan (Lev.16:19). Hiermee werd het bloed van Christus verzinnebeeld, dat alleen van zonden kan reinigen.» E.G. White, S&DofG 225.
Binnen het voorhangsel
Zoals reeds is opgemerkt ging Christus, toen Hij op aarde leefde, nooit het heilige of het heilige der heiligen op aarde binnen (Hebr.9:24). Als een Israëliet bleef Hij in de voorhof, waar alleen de Israëlieten toegang hadden. Pas na Zijn hemelvaart, toen Hij voor het priesterschap werd gezalfd, ging Hij verder dan de voorhof. Toen begon Hij Zijn priesterlijke bediening in het heilige van het “hemels heiligdom.” Toen het onderzoekend oordeel in 1844 begon, ging Hij naar het heilige der heiligen van het hemels heiligdom. Door het geloof in onze Hogepriester “die de hemelen is doorgegaan” (Hebr.4:14) mogen ook wij binnen “het tweede voorhangsel” in het heilige der heiligen komen (Hebr.9:3).
Wat betekent het voor ons, binnen het voorhangsel te gaan? Wat voor verschil maakt het voor ons of we Christus binnen het heilige der heiligen volgen of dat we daarbuiten blijven? Het antwoord wordt in een andere vraag gevonden. Wat voor verschil maakte het voor de Joden, die door ongeloof weigerden om Christus te volgen, toen Hij de voorhof van deze aarde verliet en Zijn werk in het heilige van het hemels heiligdom begon? We kennen het antwoord. Het betekende toen de verwerping van de Verlosser. Zo is het ook met ons; we moeten Christus volgen waar Hij de weg wijst, anders kunnen we geen deel hebben aan Zijn verzoening en uiteindelijk zullen we van Zijn volk worden afgesneden. Binnengaan binnen het tweede voorhangsel betekent het aanvaarden van de oordeelsboodschap van Openb.14:7-12 en te wandelen in al het ontvangen licht, anders zijn wij net als de ongelovige Joden.
Er kan nu geen halfslachtig werk gedaan worden, want we staan op de drempel van de eeuwigheid met alles wat dat inhoudt. Vanaf 1844 wordt de oordeelsboodschap over de hele wereld verkondigd en tienduizenden ernstige, toegewijde christenen hebben daaraan beantwoord en zijn, door het geloof in Christus, Hem binnen het tweede voorhangsel gevolgd.
In het heilige der heiligen
Het heilige der heiligen verzinnebeeldt de audiëntie-zaal van de Allerhoogste. Het is de meest geheiligde plaats van het heiligdom en het bevat de heilige ark, schitterend van goud, met daarbinnen opgeborgen (en bewaakt door twee gouden cherubs) de twee tafels van steen waarop de tien geboden staan. Het is de wet der vrijheid waardoor allen geoordeeld zullen worden (Jac.2:12; EG 302).
De bedekking van de ark is het gouden verzoendeksel met haar twee gouden cherubs, met hun overschaduwende vleugels naar boven uitgespreid. Tussen en boven deze twee cherubijnen is de Shekinah: de zichtbare manifestatie van Gods tegenwoordigheid. Op het verzoendeksel tussen de engelen staat het gouden wierookvat, (Hebr.9:3,4; EG 25,302) door de hogepriester daar geplaatst als hij naar binnentrad, maar op andere tijden werd hij in het heilige bewaard bij het gouden wierookaltaar.
Beide waren voor het branden van wierook (EG 301,302). Van daaruit stijgt de wierook omhoog, die als een gordijn de heerlijkheid van de Shekinah omsluiert en de ruimte met een heerlijke geur vervult. Op de gouden wanden, rondom de ark, zijn de gestalten van engelen (terwijl het voorhangsel en de binnenste dakbedekking zijn overdekt met cherubijnen) rijk geborduurd met gouden draden. Deze blinkende engelen aan iedere zijde verzinnebeelden de grote schare engelen die de troon van God omringen, terwijl de blauwe, purperen en scharlakenrode kleuren van het plafond en het voorhangsel als een regenboog rondom de troon in het gele goud van de wanden weerkaatsten. In de gehele ruimte ontstaat een schittering door de aanwezigheid van de Shekinah, waarvan de heerlijkheid overal in het omringende goud wordt weerkaatst. Dit alles is slechts een vage weerkaatsing van de heerlijkheid van de tempel van God in de hemel, waar zich het grote middelpunt bevindt van het verlossingswerk ten behoeve van de mensen (PP 312,313N). Geen wonder dat ons verteld wordt dat geen taal het schouwspel van de hemelse heerlijkheid kan beschrijven.
De afdeling waar de reiniging plaatsvindt
Een toepasselijke naam voor het heilige der heiligen is de “reinigingsafdeling” omdat hier op Grote Verzoendag alle beleden zonden zinnebeeldig werden uitgewist en het heiligdom werd gereinigd. De Bijbel erkent drie middelen waardoor gereinigd werd: water, vuur en bloed. Water wordt bij de doop gebruikt, vuur zal op den duur ieder spoor van de zonde uit het universum vernietigen, bloed maakt beide, water en vuur, effectief. Het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonden (1 Joh.1:7).
Sinds 1844, nu meer dan een eeuw geleden, leven de inwoners van de aarde in de tijd van de zinnebeeldige verzoendag. Vandaag heeft de vierschaar zitting en de boeken zijn geopend. Vandaag worden de gevallen van de doden, die hebben beleden God lief te hebben en Hem te dienen en wier namen op een zeker moment in het boek des levens zijn ingeschreven, in ogenschouw genomen door de grote rechter. Kleinen en groten staan voor Hem en worden geoordeeld naar de dingen die daarin zijn geschreven in overeenstemming met hun werken (Openb.20:12). We naderen het einde van de reis. We zijn in de tijd, dat er een grote schudding in het geestelijk Israël zal zijn. De genadetijd zal spoedig afsluiten.
Slechts zij die geheiligd zijn kunnen aanvaard worden. Alle anderen zullen worden uitgeschud en uiteindelijk vernietigd worden, afgesneden van Gods volk. Afgesneden of gereinigd, wat zal het voor mij zijn? Wat zal het voor u zijn?
De plaats van verheerlijking
Het heilige der heiligen, gevuld met de Shekinah-heerlijkheid, wordt ook wel de verheerlijkings-plaats genoemd. Wat betekent dit voor onze eigen persoonlijke ervaring? Het laatste gebed van Christus voor Zijn discipelen vóór Zijn kruisiging was: “En nu, verheerlijkt Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was... En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk wij één zijn.” Joh.17:5,22.
Hoe kunnen wij deze heerlijkheid deelachtig worden? Slechts door een persoonlijke blijvende ervaring als christen. Die heerlijkheid is Gods karakter zoals dat weergegeven wordt in Gods wet. De heerlijkheid van Christus wordt geopenbaard in de wet, die een neerslag is van Zijn karakter, en Zijn veranderende kracht wordt gevoeld op de ziel tot de mens veranderd is naar Zijn beeld (6 BC 1096).
Als door de voorhofservaring ons de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend waardoor onze vroegere zonden worden bedekt en ons verzoening en rechtvaardigmaking wordt gegeven; indien in het heilige Zijn gerechtigheid aan ons wordt meegedeeld waardoor wij dag op dag worden bevrijd van de zondemacht hetgeen leidt tot heiligmaking en als we trouw en gelovig blijven tot het einde van ons leven, dan, slechts dan, zullen we gered zijn; de uitdelging van de zonde zoals, verzinnebeeld in het heilige der heiligen. Rechtvaardigmaking, het werk van het moment en heiligmaking, het werk van een heel leven, bereiden ons voor op de volmaking zodat wij het karakter (heerlijkheid) van Christus volledig weerkaatsen. Deze volmaking is verbonden met de uitdelging der zonde en de late regen van de Heilige Geest (Hand.3:19).
«Wanneer het karakter van Christus in Zijn volk volmaakt zichtbaar is, zal Hij komen om hen op te eisen als Zijn eigendom.» LLD 37; GD 58-61; 79-81; GO 212-217; 194-195; 151-155; 56-60. Dit is de ervaring, verzinnebeeld in het heilige der heiligen van het aardse heiligdom. Als de gemeente deze ervaring maakt dan zal de aarde door deze heerlijkheid, deze lichtglans, verlicht worden (Openb.18:1-4). J.N. Andreuws zegt hierover het volgende: “Als onze Here op deze wijze Zijn werk als Priester beëindigd heeft, is Zijn volk bereid om voor het aangezicht van God te staan zonder een verzoenend offer. De volgende teksten maken dit heel duidelijk: Micha 7:18-19; Jer.31:34; Hebr.8:12; Jes.43:25; Jer.50:20.
Wanneer deze profetische verklaringen tot stand gebracht zijn hebben wij niet langer behoefte aan een advocaat, of hogepriester. Onze zonden zullen hierna nooit meer bestaan, zelfs niet in de aantekeningen van het hemelse Hof. Onze verloren onschuld zal hersteld zijn, en wij zullen zijn als de engelen Gods, die wandelen in hun oorspronkelijke oprechtheid. Het voltooien van dit werk van de uitdelging der zonde van hen die overwinnen wordt gemarkeerd door een zeer plechtige verklaring: “Wie onrecht doet, hij doet nog meer onrecht, wie vuil is hij worde nog vuiler... wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd.” Judgment p.23-24; Openb.22:11.
Geheel geheiligd
Wij die nu leven, moeten een definitieve stap voorwaarts doen in de christelijke ervaring; we moeten geheel geheiligd worden. Onze gehele aandacht moet gericht zijn op de voorbereiding voor de tweede komst van Christus. Op deze gebeurtenis is het volle licht van de bijbelse waarheid gericht. Er wordt nu meer van ons verwacht dan van hen die ons voorgingen. En waarom ook niet? Want aan wie veel is gegeven, van hen zal veel worden geëist (Luc.12:48). Op deze tijd zijn de woorden van Paulus van speciale toepassing: “De God des Vredes, heilige u geheel en al en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in alle delen onberispelijk bewaard te zijn.” 1 Thess.5:23. Goodspeeds vertaling van dit vers geeft het als volgt weer: “Moge God zelf... u door en door wijden, geest, ziel en lichaam, dat u gezond mag blijven en onberispelijk gevonden mag worden wanneer onze Heer Jezus komt.”
Uw gehele geest
Wat is de “geest” van een persoon? Het is zijn gezindheid, hetzij goed, hetzij slecht. Datgene wat de achtergrond is van al onze woorden en handelingen. Het betreft de geheime gedachten en motieven en zelfs de intonatie van onze stem. Wat is een geheel toegewijde geest? Het is een geest van christelijke liefde die in alles wordt gemanifesteerd: zeer geduldig, zeer vriendelijk, kent geen jalouzie, maakt geen opschik, geeft van zichzelf nooit hoog op, is nooit ruw, nooit zelfzuchtig, nooit geïrriteerd, nooit wraakgierig, nooit blij wanneer anderen een fout begaan, langzaam tot toorn, altijd geneigd het beste te geloven, altijd vol hoop, altijd geduldig. (Een vrije weergave van 1 Cor.13:4-7.)
David bad: “Schep mij een rein hart o, God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest.” Psalm 51:12. Als we een juiste “geest” hebben, zullen onze woorden en handelingen ook goed zijn.
Uw gehele ziel
Wat is de “ziel” van een persoon? Het is zijn “leven.” Toen God de mens schiep, blies Hij de levensadem in zijn neus. Alzo werd de mens tot een levende ziel (Gen.2:7). Een geheel toegewijde ziel is een werkelijk toegewijd leven, een leven waarvan alle energie volkomen aan God is toegewijd: iedere onheilige ambitie, ieder plan en alles wat niet bevordelijk is voor het koninkrijk van God is opgegeven.
Uw gehele lichaam
Wat is een geheel toegewijd lichaam? Het is een lichaam onder gehoorzaamheid aan reine en gezonde levensgewoonten, zodat ieder lichamelijk vermogen in de best mogelijke conditie voor het werk van God zal zijn. Zo’n leven, geest, ziel en lichaam, zal ons in onberispelijke staat voor de troon van God brengen (Openb.14:5). Is deze standaard te hoog? Ja, dit is het voor het menselijk kunnen, maar het volgende vers verteld ons, hoe dit kan worden bereikt: “Die u roept is getrouw; Hij zal het ook doen.” 1 Thess.5:24.
De plaats van beloning
Het heilige der heiligen is ook een plaats van beloning. Wanneer al de zonden van de rechtvaardigen voor eeuwig zijn uitgewist en Christus komt, zal Hij zeggen: “Mijn loon is met Mij, om een ieder mens te geven naar zijn werk.” Openb.22:12. Dit wordt gesymboliseerd door de gouden kroon rondom de ark (EG 302), waarin Gods wet wordt bewaard, waardoor allen zullen worden geoordeeld. Er is een kroon voor iedere overwinnaar (Openb.2:10), voor ieder die gehoorzaam is aan de wet van God. «Wanneer de Heer Zijn sieraden in orde brengt dan zal er met genoegen naar de ware, de oprechte en de eerlijke worden gekeken. Engelen is opgedragen kronen voor hen te maken.» 5T 96. “Zie Ik kom haastig; houdt vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.” Openb.3:11. De getrouwen zijn zich nu aan het voorbereiden om verheerlijkt te worden bij de tweede komst van Christus. Die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt (Rom.8:30).
Rechtvaardiging, heiligmaking en volmaking zijn de stappen, verzinnebeeld in de dienst van Jezus in de voorhof, vanaf het brandofferaltaar, waar God heeft geroepen: Komt tot Mij, tot in het heilige en het heiligen der heiligen en na Zijn priesterdienst bij de verheerlijking van Zijn komst zal Hij zeggen: “Komt gij gezegenden mijns Vaders, beëerft het koninkrijk, dat voor u bereid is, van de grondlegging der wereld af.” Matt.25:34. Christus is de poort, de weg naar de voorhof. Hij is de deur naar het heilige, Hij is het voorhangsel waardoor we mogen binnengaan in het heilige der heiligen. De poort, de deur, en het voorhangsel zijn de drievoudige openbaringen van Zijn genade en heerlijkheid voor allen die naar binnen gaan (Joh.10:9), en die vrijmoedig de gehele weg tot de troon der genade gaan (Hebr.4:16). Het is Zijn drievoudig herhaalde oproep om te groeien in genade en in de kennis van onze Heer en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petr.3:18). Het heiligdom is ‘HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD’.
(Uit het boek “HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)