21 Het gouden Reukofferaltaar
De tweede stap in heiligmaking
Van de tafel der toonbroden gaan we naar het gouden altaar, het reukofferaltaar, het gebedsaltaar. De eerste stap in heiligmaking wordt door de tafel gesymboliseerd. Het altaar symboliseert de tweede stap in het christelijke groeiproces. Het is een nieuwe voorwaartse stap op ‘HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD’. Gebed is even noodzakelijk voor onze geestelijke groei als het deelnemen aan de tafel van het Levende Brood. In feite gaan ze hand in hand.
Het woord van God is ons geestelijk voedsel en gebed is de adem van de ziel. In de heiligdomsdienst wordt noch de dienst bij de tafel noch die bij de kandelaar gescheiden van de dienst bij het altaar. Wierook werd op het brood geplaatst en ‘s morgens en ‘s avonds als de lampen verzorgd werden (Ex.30:7-8) werd er wierook op het altaar geofferd. De wierook van een vurig effectief gebed moet samen gaan met het eten van het Brood des Levens, maar ook met de dienst als lichtdragers. De christen die in het heilige woont zal een gebedsleven leiden, want slechts in voortdurende gemeenschap met Christus kan hij volmaakt worden en slechts op deze wijze geheiligd worden (Hebr.10:14).
Het gouden altaar en zijn betekenis
Ex.30:1-10. Evenals de tafel, was het gouden altaar van acaciahout gemaakt en met zuiver goud overtrokken. Het was een el lang en een el breed. De hoogte was twee el of ongeveer drie voet. Evenals het koperen altaar was het vierkant en het had vier hoornen: één op elke hoek. In tegenstelling met het koperen altaar had het een gouden omlijsting, een gouden krans erom heen. De twee draagstokken waarmee het werd vervoerd, waren ook van hout gemaakt en met goud overtrokken. De vier ringen waardoor de draagstokken werden gestoken, waren van zuiver goud. Het altaar stond in het heilige, in de tent der samenkomst vóór het voorhangsel (Ex.40:26). Alleen het heilige vuur mocht er op branden en er werd alleen maar reukwerk op verbrand, geen andere offers. Op Grote Verzoendag werd er verzoening gedaan; dit was “het uitdelgen” van de zonden die er het gehele jaar door opgeslagen werden (Ex.30:9-10; Lev.4:18).
Omdat het goud het zinnebeeld van de Almachtige is (Job.22:25) symboliseerde het gouden altaar Christus. Zowel de tafel als het altaar waren met goud overtrokken, een zinnebeeld van de verbinding tussen goddelijkheid en menselijkheid in Christus en Zijn volgelingen. Zowel aan het brandofferaltaar als aan het gebedsaltaar wijzen de vier hoornen op Christus. Zij duiden kracht, macht, overwinning en eer aan. Gebed is het persoonlijke, machtige wapen van de christen om zonde te overwinnen. Het is de kracht in zijn leven van dienstbaarheid voor anderen. Gebed brengt overwinning en het is zeker een eer om door de Allerhoogste uitgenodigd te worden om zo dicht bij de troon gemeenschap te hebben met Hem. «Smeekbeden tussen mensen onderling zetten mensen in beweging en dragen bij in het besturen van de aangelegenheden der volkeren, maar het gebed brengt de hemel in beweging.» S&DofG 335.
Zowel de kransen rond de tafel als de krans rond het altaar verzinnebeelden niet alleen macht, maar ook de beloning die de christen door “volhardend gebed” te zijner tijd ontvangt (Hebr.4:16; Jac.1:12).
In het koperen altaar wordt de offerande van Christus verzinnebeeld in Zijn werk voor ons op de aarde, maar in het gouden altaar aanschouwen we Hem in Zijn werk in de hemel, waar Hij altijd leeft om voor ons te pleiten (Hebr.7:25). «Voor het voorhangsel van het heilige der heiligen stond een altaar van voortdurende bemiddeling en voor het heilige een altaar van voortdurende verzoening. Door bloed en door reukwerk moest God benaderd worden (symbolen die op de grote middelaar wezen) door wie zondaars tot Jahweh mogen naderen en door Wie alleen genade en zaligheid kan worden geschonken aan berouwvolle gelovige zielen.» PP 353E; PP 316N.
Het reukwerk en zijn betekenis
Het reukwerk werd samengesteld uit vier fijne kruiden, te weten: druipende hars, onix en galbanum en zuivere wierook. Het werd vermengd en uiterst fijn gewreven. Van elk van deze vier geurige ingrediënten werd evenveel genomen en dit mengsel produceerde - vooral wanneer het verbrand werd, - een heerlijke welriekend parfum. Opdat de wierook altijd gereed zou zijn voor gebruik, werd ze bewaard “vóór de getuigenis in de tent der samenkomst”: een naam die vaak werd gebruikt voor het heilige van de tabernakel (Ex.30:34-36). In de wierook vinden we weer het veelbetekende getal vier. Evenals de vier ingrediënten in het brood, zo verzinnebeelden de vier geurige kruiden van de wierook Christus in Zijn volmaakte gerechtigheid. Zoals sommige delen van de wierook tot zeer kleine stukjes werden geslagen, zo werd Christus door lijden heen volmaakt, opdat Hij een genadevol Hogepriester zou zijn om de zonden van het volk te verzoenen (Ex.30:36; Hebr.2:10,17). Ons lijden leidt ons eveneens naar het gebedsaltaar, waar we versterkt en geschikt gemaakt worden om anderen te helpen.
Het voortdurende reukwerk
«Het vuur op het altaar was door God Zelf aangestoken en werd als heilig vuur altijd brandende gehouden. Dag en nacht verspreidde de heilige wierook zijn geur door het heiligdom en zelfs ver buiten de tabernakel.» PP 348E; PP 312N. Zoals het brood “gedurig” aanwezig was, zo was ook de wierook die met de gebeden van het volk geofferd werd, “bestendig” voor het aangezicht des Heren. Ex.30:8. Gebed is “de adem van de ziel” en gelijk we ademen zouder ophouden, zo moeten we zonder ophouden bidden of zoals Moffatt het weergeeft: “Geef het gebed nooit op.” 1 Thess.5:17.
Wie offerde de wierook?
Gods instructie aan Mozes was: “Aäron (de hogepriester) nu zal daarop welriekend reukwerk in rook doen opgaan; elke morgen, wanneer hij de lampen in orde maakt, zal hij het in rook doen opgaan. Ook wanneer Aäron de lampen aansteekt in de avondschemering zal hij het in rook doen opgaan voor het aangezicht des Heren als een bestendig reukwerk voor uw geslachten.” Ex.30:7,8.
Wanneer Aäron wierook offerde, rustte de heerlijkheid des Heren boven het verzoendeksel, hetgeen betekende dat God het offer aanvaard had. Aldus worden onze gebeden door onze hemelse Hogepriester en Middelaar voor God gebracht. Zijn verdienste, wordt zo (als de wierook) voordurend in ons belang voor God geofferd. En het is Gods belofte, dat Hij ieder verzoek van Zijn Zoon zal beantwoorden (Psalm 89:20-38; Jac.5:16; 1 Petr.2:5; GD 66-67).
Het familie-altaar
Ten tijde dat de wierook geofferd werd (dat is ‘s morgens en ‘s avonds) stond de hele vergadering van het volk buiten te bidden (Luc.1:10).
Het was het geheiligde uur voor aanbidding, waarop Israël zich opnieuw aan de Heer en aan Zijn dienst wijdde, zoals gesymboliseerd in de brandende lampen. In dit gebruik vinden christenen een voorbeeld voor het ochtend en avondgebed. God ziet met welgevallen neer op hen die Hem liefhebben en die elke morgen en avond zich neerbuigen om vergiffenis te zoeken voor begane zonden en hun smeekbeden voor de benodigde zegeningen aan Hem voor te leggen (PP 345E; PP 318N). Voor gezinnen die dagelijks tijd nemen voor de morgen en avondwijding heeft God één van zijn kostbaarste beloften gegeven: “Daar zal Ik met u samenkomen.” Ex.30:6. Deze gewoonte zal in onze huizen zijn geur verspreiden, en niet in het huis alleen, maar ver buiten onze tabernakel. Het zal kracht, macht en overwinningen brengen, niet slechts in onze eigen ervaringen, maar ook in ons pogen voor anderen. Dit is het loon voor allen die ‘s morgens en ‘s avonds getrouw en oprecht de wierook van hun gebeden offeren op het familie altaar.
Maar vraag toch het gedierte en het zal u onderrichten.” Job.12:7.
Als de avond daalt in de woestijn knielt een kameel en laat zijn last
door zijn geleider naast zich leggen.
Ook gij mijn ziel kniel neer en zie dan op naar uwen Heer
en geef uw last aan Hem.
Hoe zoudt gij anders ‘s morgens vroeg uw last nog verder dragen
na zo een nacht vol tegenspoed.
En ‘s morgens vroeg na een nacht vol rust knielt de kameel opnieuw.
En draagt zijn last met frisse moed.
Zo ook mijn ziel kniel in de morgen en spreek met uwen Heer en vraag
of gij vandaag moogt zorgen.
Hij is uw Vriend en Heer
Hij geeft een lichte last als gij Zijn juk wilt dragen.
(Vrij vertaald naar Anna Temple Whitney)
Gebed is niet noodzakelijk om God onze noden te vertellen: Hij weet immers alles voordat we Hem daarom vragen. Hij begrijpt al onze moeilijkheden. «Gebed brengt God niet naar beneden, maar brengt ons bij Hem.» SC 97. Daardoor worden wij bereid Hem te ontvangen, Zijn gaven te waarderen en te gebruiken tot Zijn eer. Regelmatige “morgenwijding” vereist standvastigheid van doel en een oprechte liefde voor God die door ongunstige omstandigheden of ontmoedigende stemmingen niet omvergeworpen kan worden.
Iedere morgen, voordat de plichten en de zorgen van de dag de gelegenheid hebben gekregen ons te beroven van de gemeenschap met God, moeten wij ons leven onder Zijn bestuur plaatsen en dat brengt ons heel de dag een rijke zegen. Als we deze “morgenwijding” koesteren, komen we daar opgebeurd en met meer zekerheid uit om de problemen van het leven aan te kunnen.
Het stille gebed
Het gezinsgebed en het openbaar gebed hebben ieder hun eigen plaats, maar het is het stille gebed dat de gemeenschap met God en het zieleleven ondersteunt. Op de berg, alleen met God, aanschouwde Mozes het model van de prachtige woning waar Gods heerlijkheid aanbeden moest worden. Het is op de berg met God... de stille plaats der gemeenschap... waar we Zijn heerlijke ideaal voor de mensheid moeten overpeinzen. Dan zullen we in staat zijn om ons karakter zo te vormen, dat de belofte aan ons vervuld kan worden. «Ik zal in hen wonen en met hen wandelen en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.» GW 254; Ex.25:6.
In de stilte van Zijn aanwezigheid, is mijn ziel verheugd te zijn verborgen,
o, hoe kostbaar zijn de lessen, die ik leer aan Jezus zijde.
Aardse zorgen kunnen mij niet boeien, noch beproevingen mij neder slaan,
want als satan komt om mij te bekoren, naar de stille plaats zal ik dan gaan.
(Vrij vertaald naar Ellen Lakshine Gereh)
Het gebedsaltaar staat het dichtst bij de troon
Het reukofferaltaar stond dichter bij de ark dan welk voorwerp ook van het heilige.
Het stond vlak voor het voorhangsel (dat is vóór de ark der getuigenis) vóór het verzoendeksel dat boven de getuigenis is: “Waar Ik met u zal samenkomen.” Ex.30:6. Het stond voor de troon (Openb.8:3). Met zijn wierookoffer werd de priester dichter in de aanwezigheid van God gebracht, dan met enige andere handeling in zijn dagelijkse bediening.
«Wanneer de priesters wierook voor God offerden keken zij in de richting van de ark en als de wierookwolk opsteeg, daalde de heerlijkheid van God op het verzoendeksel en vulde het heilige der heiligen en vaak werden beide afdelingen er zo mee vervuld, dat de priester gedwongen was zich naar de deur van de tabernakel terug te trekken. Zoals in de zinnebeeldige dienst de priester door het geloof in de richting van het verzoendeksel keek (dat hij niet zien kon), zo moet ook het volk van God zijn gebeden richten tot Christus hun grote Hogepriester, Die ongezien door het menselijk oog, pleit in hun belang in het heiligdom hierboven.» PP 353E; PP 316N.
Jezus onze Hogepriester presenteert onze gebeden
In Openbaring 5:8 worden wezens voorgesteld die gouden schalen vol reukwerk hebben, welke “de gebeden van de heiligen zijn”; en in Openb.8:3 offert de engel wierook vermengd met de gebeden van de heiligen op het gouden altaar dat zich voor de troon bevindt. Is dit reukwerk hetzelfde als de gebeden der heiligen die op het gouden reukofferaltaar worden geofferd? «Het reukwerk dat opsteeg met de gebeden van Israël, is een voorstelling van de verdiensten en het middellaarschap van Christus, van Zijn volmaakte gerechtigheid.» PP 353; PP 316N.
«De gebeden van Gods volk gaan door de verdorven kanalen van de menselijkheid, en tenzij zij gereinigd worden door de gerechtigheid van de grote Hogepriester, zijn zij voor God niet aanvaardbaar. Christus voegt daar de verdiensten van Zijn smetteloze gerechtigheid aan toe. Zó doorgeurd, stijgen zij op als lieflijk reukwerk voor God en worden genadige antwoorden verkregen.» EGW in YI april 16, 1903; Bijbelkommentaar 474.
De verdiensten van Christus worden verzinnebeeldt door de wierook; de gebeden van de heiligen die oprijzen als lieflijk reukwerk die vermengd zijn met de verdiensten van Christus. Daarvan zegt David: “Laat mijn gebed als reukoffer voor Uw aangezicht verschijnen.” Psalm 141:2.
Petrus zegt: “Geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus.” 1 Petr.2:5.
Waarom sommige gebeden niet beantwoord worden
Het leven van onze Hogepriester is gewijd aan het ontvangen van onze verzoeken en het presenteren daarvan aan de Vader. “Daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” Hebr.7:25. En de Vader schept er behagen in om elk oprecht gebed te beantwoorden. Waarom worden dan sommige gebeden niet beantwoord? Laten we enkele redenen in overweging nemen.
Ongeloof hindert God
God heeft beloofd: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenzins uitwerpen.” Joh.6:37. Geloven we Hem, of maken we Hem door ons ongeloof tot een leugenaar? (1 Joh.5:10). Tenzij wij in’t geloof vragen geldt het volgende voor ons “want zulk een mens moet niet menen dat hij iets van de Here zal ontvangen.” Jac.1:5. “Zonder geloof is het onmogelijk Hem aangenaam te zijn; want hij die tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor hen die Hem ernstig zoeken.” Hebr.11:6. Laten wij de hierna volgende edelsteen altijd in gedachten houden: «Gebed is de sleutel in de hand van de gelovige, om de voorraadschuur van de hemel te ontsluiten, die vol is met de onuitputtelijke hulpbronnen van de Almachtige.» SC 98,99.
Zelfzucht hindert God
Dat onzelfzuchtigheid een voorwaarde is voor het beantwoorden van gebeden wordt ons in het heiligdom geleerd. “En wat het reukwerk betreft dat gij bereiden zult, volgens deze bereidingswijze zult gij het niet voor u zelf maken; het zal u iets heiligs zijn voor de Here.” Ex.30:37.
Vanwege het zuivere en heilige karakter van de gerechtigheid van Christus, dat door de wierook werd verzinnebeeld, was de straf voor het gebruik ten eigen bate:
“De man die iets soortgelijks maken zal om daaraan te ruiken, zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.” Ex.30:38. Zo’n zelfzuchtig gebruik van wierook schijnt zelfzuchtige gebeden te verzinnebeelden. “Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.” Jac.4:3. Zulke gebeden, inplaats van ons tot God op te heffen, snijden ons van God af. Van Rafaël wordt gezegd dat hij de gewoonte had een kaars in een kartonnen hoed te dragen, zodat zijn schaduw niet op zijn werk zou vallen. Vele gebeden zijn bezoedeld door onze eigen schaduw. Te vaak bidden we om datgene wat wij willen hebben en niet om dat wat strekt tot Gods eer.
Opzettelijke ongehoorzaamheid hindert God
Wanneer de priester wierook offerde voor de Heer, keek hij in de richting van de ark en in de ark was de wet van God. Oprechte gehoorzaamheid aan de wet van God is een voorwaarde voor het beantwoorden van gebeden, want ons wordt verteld: “Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel.” Spr.28:9.
Een boos hart hindert God
“Had ik onrecht beoogd in mijn hart, dan zou de Here niet hebben gehoord.” Psalm 66:18. De gedachte in het woord “beoogd” is, dat er geen ernstige poging gedaan wordt om ze op te geven. Geheime zonden die gekoesterd worden blokkeren onze toegang tot Hem.
Ongerechtigheden moeten opgegeven worden, indien we oprecht willen bidden. We moeten op ons voorhoofd de kandelaar van zelfverloochening hebben, ... we moeten gewillig zijn en vastbesloten om alle slechte gewoonten, gekoesterde zonden, een slecht humeur, trots, hebzucht, onreinheid, traagheid, roddel, toorn, haat en alle andere ondeugden weg te doen. We moeten de hoofdweg van de Koning zuiveren, zodat Jezus onze smekingen voor God vermengd met de wierook van Zijn gerechtigheid kan presenteren, opdat er kracht aan het gebed verleend worde (Jac.5:16). “Een ieder die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.” 2 Tim.2:19.
Oneerbiedigheid hindert God
Oneerbiedigheid is onaangenaam voor God en het zou ons moeten tegenstaan om God op een oneerbiedwaardige manier te benaderen. De grote almachtige en heilige God moet eerbiedig worden toegesproken en niet op de manier waarop wij mensen elkaar toespreken of zoals we dat t.o.v. een groot wereldlijk heerser zouden doen. Als we voor Zijn aangezicht verschijnen moeten we bedenken, dat Hij de Koning der koningen is, Die woont in een ontoegankelijk licht. Is het dan een wonder dat vele van onze gebeden nooit de troon van God bereiken?
Een onverzoenlijke geest hindert God
“Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren,” is het gebed dat Jezus Zijn discipelen leerde. “Indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw hemelse Vader uw overtredingen niet vergeven.” Matt.6:12,15.
We moeten zelfs verder gaan. “Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar, en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar voor het altaar en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave.” Matt.5:23,24.
Petrus had moeilijkheden op dit punt. “Heer”, vroeg hij: “Hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Niet... tot zeven maal toe maar tot zeventig maal zevenmaal.” Om dit verder te verklaren vertelde Hij de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht, wiens heer hem een schuld van tienduizend talenten had vergeven, in de huidige waarde ongeveer 300 miljoen dollar, hetgeen symboliseert, wat wij Christus schuldig zijn voor onze verlossing. Maar toen een mededienstknecht hem honderd penningen schuldig was die hij niet kon betalen, greep hij hem bij de keel en wierp hem in de gevangenis tot hij alle schuld betaald zou hebben. Schande over ons die zo onuitsprekelijk veel vergeven is, indien we niet van harte de schuld van iedere broeder vergeven. Tot zulke mensen zegt Christus: “Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen.” Matt.18:21-35.
Gebed met dankzegging is aangenaam voor God
Paulus verbond gebed met dankbaarheid en goede gedachten, en dit is niet toevallig. Hij zegt: “Weest in geen ding bezorgd, maar laten wij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God... Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat.” Phil.4:6,8. Zulke gedachten bereiden ons voor om te bidden met verzekerdheid. «Als we voor God onze waardering voor de verdiensten van Christus erkennen, dan wordt er reukwerk aan onze gebeden toegevoegd... Zijn verdiensten zijn als geurige wierook.» ST 178. Wanneer we verleid worden om God te grieven voor onbeantwoordde gebeden, dan doen we er goed aan te denken aan de woorden van Longfellow: «Wat een wanorde zouden we in het universum brengen als al onze gebeden verhoord werden. Dan zouden “wij” de wereld regeren en niet God. En denkt u dat wij beter zouden regeren?... Zoals bange vrouwen naar de teugels grijpen, wanneer er gevaar is, zo grijpen wij naar Gods bestuur met onze gebeden. Wees dankbaar met een volkomen hart en onderwerpt u aan Gods wil.»
Onderwerping noodzakelijk voor een effectief gebed
Onderwerping aan de wil van God is een eerste vereiste voor een effectief gebed. Toen Christus tot driemaal toe in zielsangst bad: “Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan” voegde Hij er elke keer aan toe: “Maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiedde.” Matt.26:39. Hoorde de Vader Zijn Zoon niet? O, ja! Zijn gebed werd beantwoord overeenkomstig Gods wil (1 Joh.5:14-15).
Het was ter wille van ons, dat de beker niet werd teruggenomen. Dezelfde volledige onderwerping van onze kant is de eerste vereiste voor de beantwoording van het gebed. God geeft ons altijd wat goed voor ons is en wat bijdraagt aan Zijn heerlijkheid; Hij kan ten aanzien van onze gebeden (waarvan wij niet weten of de inwilliging ervan goed voor ons is) in plaats van ‘ja’ ook ‘nee’ zeggen of ‘heb geduld’. Maar altijd kunnen we de juiste beslissing aan Hem toevertrouwen in hoeverre iets goed of niet goed voor ons is.
Philips Brooks heeft gezegd, dat het gebed niet een overwinning is op Gods onwilligheid, maar het is het zich vastgrijpen aan Gods gewilligheid. Paulus had “een doorn in het vlees”. Waarschijnlijk is Gal.4:13-15 een verwijzing naar zijn zwakheid, waar hij spreekt van een ernstige moeilijkheid met zijn ogen. Hij noemt deze kwelling een “engel des satans” en driemaal bad hij de Here, dat deze hem zou verlaten (2 Cor.12:7,8).
Nam de Here deze kwelling van hem weg? Neen! Verhoorde hij zijn smekingen? Ja, maar hoe? “Mijn genade is u genoeg” zei Hij: 3“want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.” Was Paulus tevreden met dit antwoord? Ja, dat was hij! “Zeer gaarne zal ik dus zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen ter wille van Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.” 2 Cor.12:9,10. Wat een prachtig voorbeeld van christelijke onderwerping. En wat een wonderbaarlijk werk door deze apostel gewrocht als resultaat van deze edele houding. De ervaring van de goede koning Hizkia, weergegeven in 2 Kon.20, is een droevig commentaar op een gebed, voortgekomen uit een ononderworpen hart. Hizkia’s wens om meer te bereiken voor het koninkrijk waarover hij heerstte zou lofwaardig zijn, als het niet was ingegeven door persoonlijke trots.
Niettemin laat Hij ons soms onze “eigen” weg gaan om ons de wijsheid en rechtvaardigheid van “Zijn weg” te leren, en zo voegde God vijftien jaar toe aan het leven van de koning. Wat was het resultaat? Hizkia zette niet alleen de eerste stap voor de uitlevering van zijn rijk aan de koning van Babel, maar zijn zoon Mannasse die in deze tijd werd geboren (2 Kon.21:1) en die na de dood van Hizkia op de troon kwam, was een van de meest verdorven koningen die ooit over Juda regeerden. Hoeveel beter zou het niet geweest zijn, als Hizkia zich aan de wil van de alwijze God had onderworpen, inplaats van tegen Zijn wil te bidden!! “Want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren” en omdat wij dat niet weten pleit de Heilige Geest “naar de wil van God voor de heiligen.” Rom.8:26,27.
Vragen in Zijn naam
“Wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen.” Joh.14:13. “In Mijn naam”, dat is het geheim van het zegenvierende gebed. We komen tot het gebedsaltaar met een bede. Indien het “in Mijn naam” is, ontvangt Jezus het. Dan presenteert Hij het aan Zijn Vader met de wierook van Zijn gerechtigheid, pleitende voor ons op Zijn bloed “mijn bloed Vader, mijn bloed, mijn bloed” smeekt Hij (EG 32). “Dit verzoek is van iemand waarvoor Ik Mijn leven gaf, hij is trouw en gelovig.” «In Zijn naam moesten zij (zijn discipelen) hun gebeden opzenden tot de Vader en zij zouden verhoring ontvangen.
De naam van Christus moest hun parool zijn en de bron van hun succes. Niets kan in Zijn koninkrijk aanvaard worden, dat Zijn naam en opschrift niet draagt.» AA 28; JR 21. Ieder gebed dat Zijn naam en opschrift draagt, zal tot de Vader worden opgezonden, Die beloofd heeft iedere smeking van Zijn Zoon te beantwoorden. Hoewel onze hemelse Vader behagen schept in het verhoren van de gebeden van Zijn Zoon, kan Jezus geen gebeden aan Zijn Vader opzenden die ingegeven zijn door verkeerde motieven. Hij kan het reukwerk van Zijn eigen gerechtigheid niet toevoegen aan de ongerechtigheid. Hij kan zo’n verzoek niet met Zijn naam ondertekenen. Zou Hij dat doen dan zou dat “vreemd reukwerk” zijn (Ex.30:9). Onze verzoeken “in Zijn naam”, moeten in overeenstemming zijn met Zijn wil en karakter. Anders kan dit vergeleken worden met het aanbieden van een cheque aan de bank die niet ondertekend is. Welke waarde zou zo’n cheque hebben? Met welk een ernst moeten daarom de smekingen tot God opgezonden worden. “Here, leer ons bidden.” Luc.11:1.
Verzekering van gebedsverhoring
De Vader is bereidwilliger te geven dan wij echt verlangend zijn te vragen. Jezus zegt tot ons: “Bidt en het zal u gegeven worden, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal open gedaan worden.” Matt.7:7. Die belofte is absoluut en zeker. Het kan gebeuren dat wij Gods antwoord op ons gebed niet herkennen. Er is een verhaal van een dame die bad om geduld en God zond haar een “onervaren kok” wat voor haar een grote geloofsbeproeving was. Werd haar gebed beantwoord? Ja! Want de beproeving van het geloof werkt geduld (Jac.1:3 KJV).
«Ieder oprecht gebed wordt in de hemel gehoord. Het wordt wellicht niet op vloeiende wijze onder woorden gebracht, maar indien het uit het hart komt, zal het opstijgen naar het heiligdom waar Jezus dienst doet. Hij zal het voor de Vader brengen, zonder een onbeholpen gekozen, gestameld woord, schoon en welriekend door de wierook van Zijn eigen volmaaktheid.» WdE 584; DA 667. «In het toekomstige leven zullen de verborgenheden die ons hier gekweld en teleurgesteld hebben duidelijk gemaakt worden. We zullen zien dat onze schijnbaar onbeantwoordde gebeden en teleurgestelde verwachtingen onze grootste zegeningen zijn geweest.» MH 474.
Gebeden bewaard bij de Troon
«Het ernstige gebed van berouwvolle zielen zal worden bewaard bij de troon en God zal deze gebeden op Zijn tijd verhoren, indien wij ons door het geloof aan Zijn arm vastklemmen.» 6T 154. Door ongunstige omstandigheden of onbekende redenen moge het antwoord lang worden uitgesteld (zelfs tot wanneer de genadetijd op het punt staat afgesloten te worden) maar de gebeden van alle heiligen zijn geregistreerd bij het altaar dat voor de troon in de hemel is. Zij zijn niet vergeten of genegeerd. Dit wordt duidelijk geleerd in het heiligdom.
In Openbaring 8:3-5 lezen we, toen Jezus op het punt stond Zijn werk als middelaar te beëindigen, Hem veel reukwerk werd geschonken om het te geven met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon. En de rook van het reukwerk, met de gebeden der heiligen steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op. Deze engel is Christus want Hij is onze Hogepriester in de hemel Die onze gebeden voor God brengt met het reukwerk van Zijn gerechtigheid. Zo zijn we verzekerd, dat ieder onzelfzuchtig gebed, ieder gebed “in Zijn naam”, ieder gebed dat eindigt met “niet mijn wil, maar Uw wil geschiedde”, op Gods tijd de meelevende aandacht zal krijgen van Hem, die onze barmhartige en getrouwe Hogepriester is (Hebr.2:17). Hij is daartoe volledig in staat want Hij is het Lam, hebbende zeven hoornen (volledige macht) en zeven ogen (volmaakt onderscheidings vermogen) (Openb.5:6). Hij kent de motieven die ieder gebed ingeven, want Hij kan de overleggingen en de gedachten des harten schiften (Hebr.4:12). Wij van onze kant moeten ons niet te bezorgd maken maar geloof in God oefenen: D.w.z. geloven in Zijn wijsheid en goedheid en ons onderwerpen aan Zijn rechtvaardig oordeel. Wanneer deze gebeden de nodige aandacht ontvangen hebben neemt de Engel het vuur van het gouden altaar weg en doet het in het gouden wierookvat en werpt het op de aarde: dat betekent, dat zijn werk van bemiddeling in de hemel is geëindigd. Het laatste gebed is verhoord en aan het einde (wanneer we Gods handelingen in hun ware verhoudingen zien) zullen onze gebeden, wanneer zij tot de troon werden opgezonden, verhoord zijn in overeenstemming met Zijn wil en zullen we overvloedig tevreden zijn gesteld.
De radio van de hemel
Er is een radio in de hemel, daarginds bij de grote witte troon;
de meest verbazingwekkende uitvinding, die ooit bekend zal worden.
Want hij vangt elke fluistering op, geuit beneden op de aarde,
en zendt ze zonder fout door, recht naar het oor van God.
De wereldwijde microfoon, waardoor wij stervelingen spreken;
en alles uitzenden, elk uur, elke dag, elke week.
En de radio in de hemel, vangt elk woord op; elk gebed dat wij op aarde uiten,
wordt gehoord door het oor van God.
(Vrij vertaald naar Mrs. Frank Likens)
(“HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)