12 Het Wasvat

Het wasvat gemaakt van spiegels

Nadat we ons in volledige toewijding aan Christus hebben gegeven, gaan we nu naar het wasvat voor de reiniging. Het wasvat stond tussen het altaar en de deur van het heilige, op het eerste plein van de voorhof. Omdat hier het leven van Christus, Zijn nederigheid en lijden ten behoeve van onze verlossing werden uitgebeeld, was zowel het wasreservoir als zijn voet van koper gemaakt, net als alle andere voorwerpen in de voorhof. Maar het verschil met de andere voorwerpen was, dat het wasvat van gepolijst koper gemaakt was, afkomstig van de spiegels der vrouwen, die dienst deden bij de ingang van de tent der samenkomst (Ex.38:8).
«Deze vrouwen waren, net als Anna, vroom van karakter en invloed, dagelijks in de voorhof en wier deelname met de spiegels een symbool was van het opgeven van wereldse zaken of persoonlijke ijdelheid voor de zaak van hogere schoonheid en heiligheid.» JFBCom.
Een spiegel openbaart onvolmaaktheid en onzuiverheid. Gods wet wordt met een spiegel vergeleken. Wie in de wet van volmaakte vrijheid kijkt, wordt vergeleken met een man die zijn natuurlijk gelaat in een spiegel beziet (Jac.1:25,23).

Het wasvat voor de reiniging

Het wasvat was niet alleen een spiegel om onreinheid te openbaren, maar een bad voor de verwijdering van alle bezoedeling. Het wasvat bevatte water dat “uit de rots” kwam (Ex.17:3,6).
Hier wasten de priesters hun handen en voeten als voorbereiding voor elke dienst aan het altaar of in het heiligdom. Dit was zeer belangrijk, een zaak van leven of dood. De straf voor onverschilligheid of nalatigheid om aan deze goddelijke eis te voldoen, is twee maal aangekondigd nl. ze was absoluut en onvoorwaardelijk “opdat zij niet sterven.” Ex.30:20,21. David verwees naar de reiniging toen hij zei: “Ik was mijn handen in onschuld en maak de omgang om Uw altaar o Here.” Psalm 26:6. Niet minder belangrijk is Gods bevel tot ons: “Reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt.” Jes.52:11.

De twee delen van het wasvat

Op elke plaats waar het wasvat vermeld wordt, daar wordt het voetstuk apart vermeld (Ex.30:18). Er wordt geen specifieke beschrijving van de maat en de vorm gegeven, maar in de tempel van Salomo was het wasvat rond (2 Kron.4:2). Waarschijnlijk was het wasvat een grote kom. Misschien groot genoeg voor de dagelijkse benodigde hoeveelheid water. Het wassen gebeurde niet in het reservoir, maar aan het reservoir. “Aäron en zijn zonen zullen daaruit hun handen en voeten wassen.” Ex.30:19 SV. Dit is een aanwijzing, dat het water van het reservoir door een soort kraan afgetapt werd en de priesters zich wasten in het stromende water. De voet waarop het wasvat stond, ving het gebruikte water weer op. Sommige tekeningen laten zien dat de priesters elkaar de voeten wasten, in een kleinere waterkom die uit het reservoir werd gevuld. Dit kan echter niet zo zijn, want de Bijbel vermeldt geen ander gebruik van waterkommen. Het was de plicht van de Levieten het wasvat gevuld te houden en het water uit de voet te verwijderen. Hun trouwe dienst hield het reservoir altijd vol, en altijd gereed voor onmiddellijk gebruik. Deze nooit opdrogende waterhoeveelheid verzinnebeeldt de vrije en onbegrensde voorziening van de reinigende macht van Christus’ verlossing, welke op het altaar tegen een oneindige prijs werd verkregen.

Rechtvaardigmaking aan het altaar begonnen

Wanneer de zondaar aan het pleiten van de Heilige Geest beantwoordde, dan ging hij de voorhof binnen. Hier ziet hij op het altaar een slachtoffer, een lam. En dit lam verzinnebeeldt Christus, “het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt.” Joh.1:29.
“Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven.” 1 Joh.1:9. Wanneer wij onze zonden belijden en de offerande aanvaarden, dan neemt Christus de zonde op Zich en ondergaat de straf welke de zondaar vrijuit doet gaan, “wanneer de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn.” Joh.8:36; Gal.5:1. Hij is met God verzoend door de dood van Zijn Zoon (Rom.5:10). “Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden.” Rom.3:25. Dit is de eerste stap in de rechtvaardigmaking, gesymboliseerd in de voorhof van het aardse heiligdom.

Rechtvaardigmaking aan het wasvat voortgezet

Christus is getrouw en rechtvaardig; niet slechts om de zonden te vergeven, maar ook om ons te reinigen van alle ongerechtigheid. De enige plaats waar reiniging plaats vond, was aan het wasvat. Onmiddellijk na de dood van Christus, gesymboliseerd aan het altaar, kwam Zijn begrafenis en opstanding, waarvan onze doop een gedenkteken is.
Onze begrafenis in het water correspondeert met de begrafenis van Christus en onze opstanding uit het water correspondeert met Zijn opstanding.
“Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan Zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan Zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden.” Rom.6:4-6; Ef. 4:22-24. We zijn opnieuw geboren uit water en geest. “Geboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.” 1 Petr.1:3. Aan het altaar zijn onze vroegere zonden vergeven. Het wasvat is een zinnebeeld van “het bad der wedergeboorte.” Titus 3:5. De gerechtigheid van Christus wordt ons toegerekend en wij zijn gerechtvaardigd verklaard en wederom geboren (Rom.4:24-25).

Uitzonderingen op de normale gang van zaken

De vergiffenis van zonde, uitgebeeld bij het altaar, en het bad der wedergeboorte, uitgebeeld bij het wasvat, worden normaliter gevolgd door de doop. Maar als resultaat van de zonde zijn er uitzonderingen op Gods plan. Bijvoorbeeld: de moordenaar aan het kruis werd niet gedoopt, toch werd hij door Christus aanvaard. Luc.23:43. Er zijn ook anderen die omreden van ziekten of gebrek aan goede instructies, de gelegenheid misten en niet zijn gedoopt, maar wel gerechtvaardigd en wederomgeboren zijn.

De toegerekende gerechtigheid en de wedergeboorte

De toegerekende gerechtigheid komt tot ons; niet omdat we enige goede dingen gedaan hebben; want door de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden (Rom.3:20). Het is een vrije gave, een gift van genade of goddelijke gunst, welke we aanvaarden door geloof in Jezus Christus (Rom.5:15).
“Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door de wet? Door werken? Neen, maar door de wet van geloof.” Rom.3:27. “Doch naar Zijn ontferming heeft Hij ons gered, door het bad van de wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest.” Titus 3:5. D.w.z. wij beginnen, een nieuw en geestelijk leven. Deze handeling van ingaan in een nieuw geestelijk leven is de wedergeboorte. Het nieuwe leven, dat Zijn rechtvaardigheid weerkaats als in een spiegel, is een leven gewijd aan Zijn dienst. Om dit leven te leven, moeten we Zijn Woord onder gebed bestuderen en aan al zijn eisen gehoorzamen. Het ervaren van echte wedergeboorte is een nieuwe mijlpaal op ‘DE WEG NAAR DE TROON VAN GOD’.

Kinderen Gods

Wanneer de doop het afwassen van de zonden verzinnebeeldt, waarom werd Christus dan gedoopt, want Hij had toch geen zonden om van gereinigd te worden? Christus werd gedoopt als voorbeeld voor ons, opdat Hij alle gerechtigheid zou vervullen. Toen Hij uit het water opkwam, daalde een duif (symbool van vrede) op Hem neer en een stem uit de hemel werd gehoord zeggende: “Deze is Mijn geliefde Zoon.” Matt.3:15-17. Wanneer we waarlijk gedoopt zijn, vervult een grote vrede onze zielen en worden wij kinderen Gods. “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft getoond, dat wij kinderen Gods genoemd worden; en wij zijn het ook.” 1 Joh.3:1. Wanneer we werkelijk gedoopt zijn, zijn we gedoopt in de naam (karakter) van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (Matt.28:19). “Geliefden, nu zijn we kinderen Gods en we weten niet wat we zijn zullen, maar we weten, dat wanneer Hij zal verschijnen, wij aan Hem gelijk zullen zijn.” 1 Joh.3:2.

Opname in de familie van God

De wedergeboorte is de voorwaarde voor de opneming in de familie of het huisgezin van God, en de doop is de aanvaardings-ceremonie. Dan wordt Jezus, de Zoon van God, onze oudste Broer. Dan zijn wij kinderen Gods (1 Joh.3:2; Joh.1:12,13.) “Van Gods geslacht.” Hand.17:19. En de Vader heeft ons lief zoals Hij Zijn enig geboren Zoon liefheeft; onbegrijpelijk maar absoluut waar! (Joh.17:23). We zijn kinderen van de Koning van heel het universum en onze namen worden door de hand van onze Vader in Zijn familie-register, het boek des levens, opgetekend (Ex.32:32). Van onze zijde dienen wij ons overeenkomstig onze waardigheid als kinderen van koninklijke bloede te gedragen. «Wat een liefde, welke mateloze liefde, dat zondaars en vreemdelingen als wij zijn, teruggebracht mogen worden naar God en in Zijn gezin aanvaard. We mogen ons tot Hem richten en Hem “Onze Vader” noemen, wat een uitdrukking is van onze gevoelens voor Hem en een belofte van Zijn tedere achting en relatie tot ons. En de Zoon van God, die de erfgenamen der genade aanschouwt, schaamt zich niet hen broeders te noemen.» 5T 739-740.

Het wasvat en de voetwassing

Wassen aan het wasvat in de mozaïsche tijd stemt in de christelijke bedeling, niet alleen m.b.t. de doop, maar ook m.b.t. de voetwassing, die door Christus werd ingesteld, overeen (Joh.13:12-17). Deze christelijke dienst is nog steeds heilig. Als de nalatigheid van een priester, om zich voor het aanvangen van een dienst te wassen, tot de dood leidde (Ex.30:21,22) zo verging het ook Petrus in zijn weigering zijn voeten door Christus te laten wassen. Jezus zei: “Indien Ik u niet was, dan hebt gij geen deel aan Mij”. Joh.13:18. «De dienst die Petrus weigerde was het type van een hogere reiniging. Christus was gekomen om het hart van de bezoedeling te reinigen. Door te weigeren dat Christus zijn voeten waste, weigerde Petrus de hogere reiniging die in de lagere besloten lag.» DA 646. De nalatigheid van de priester om zich te wassen, was een even werkelijke verwerping van de Heer als de weigering van Petrus, en de straf was in beide gevallen dezelfde. Met welk een eerbied en nederigheid moeten we deelnemen aan de heilige instelling, die terug wijst naar de offerande voor ons op Golgotha, en uitgebeeld bij het altaar en het wasvat. Deze christelijke instelling van de voetwassing voorziet in een voortdurende reiniging. Jezus zei tot Petrus: “Hij die gebaad heeft behoeft zich alleen de voeten te laten wassen.” Joh.13:10. Wanneer bezoedeling is opgedaan in onze dagelijkse wandel, dan komen we steeds weer tot deze geheiligde instelling, waar we onze doopbeloften hernieuwen en hernieuwde vergiffenis ontvangen. De gerechtigheid van Christus wordt ons eens te meer toegerekend, en door het geloof in Hem zijn we gerechtvaardigd. “Dit is Hij die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus, niet door water alleen, maar door water en bloed.” 1 Joh.5:6. Bloed verwijst naar het altaar der offerande, water naar het wasvat der reiniging. Johannes, die ooggetuige was van de dood van Christus, verklaarde dat, toen een der soldaten de zijde van Christus met een speer doorstak, daaruit water en bloed vloeide (Joh.19:34).

Laat het water en het bloed,
uit uw doorboorde zij gevloeid,
worden tot een dubbele genezing,
van der zonden schulden macht.

Deze christelijke instelling van de voetwassing voorziet in een voortdurende reiniging. Wanneer we ons in onze dagelijkse wandel bezoedeld hebben, komen we telkens weer opnieuw naar deze geheiligde instelling, waar we onze doopbelofte hernieuwen en uitgaan tot een meer effectieve dienst.
Jezus zei: “Hij die gebaad heeft behoeft zich alleen de voeten te laten wassen.” Joh.13:10. Zoals in de voorhof van het aardse heiligdom al het wassen en reinigen werd gedaan, voordat het slachtoffer werd geslacht en het bloed naar het heiligdom werd gebracht, zo moet onze reiniging hier en nu plaatsvinden, omdat in de hemel geen reiniging zal zijn, zoals gesymboliseerd door de doop en de voetwassing. Als we op deze wijze niet gereinigd worden zijn we niet bereid het heilige binnen te gaan voor de heiligmaking. «Wij hebben een offeraltaar waar Jezus stierf voor allen en daardoor werd Hij een levend wasvat”, “een fontein, geopend voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, ter ontzondiging en reiniging” Zach.13:1 zodat we gereinigd en voorbereid mogen zijn om tot God te naderen. Zo is Jezus het tegenbeeld van beiden, van het brandofferaltaar en van het wasvat voor de reiniging.» R.S. Owen in R.H. Maart 26, 1925.

Rechtvaardiging volgt op verzoening

Berouw met belijdenis en doop zijn de voorwaarden voor de vergiffenis der zonde (Hand.2:38).
Het eerste gaat aan de verzoening en het laatste gaat aan de rechtvaardigmaking vooraf. Toen we vijanden waren werden we met God verzoend door de dood van Zijn Zoon, geïllustreerd aan het altaar, veel meer verzoend zijnde, zullen wij behouden worden door Zijn leven, geïllustreerd aan het wasvat (Rom.5:10).
Het wasvat is de aanvulling op het altaar; d.w.z. de verzoening. Het werk begon aan het altaar, en werd compleet in de rechtvaardiging, dat gesymboliseerd werd bij het wasvat (Titus 3:5).
Zoals Christus werd “overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging” (Rom.4:25), zo worden wij zinnebeeldig in het wasvat met Christus in Zijn doop begraven en met Hem opgewekt tot een nieuw leven; daardoor zijn we gerechtvaardigd, of als rechtvaardig gerekend. Al onze vroegere zonden zijn vergeven en we worden geheel vrijgesproken van schuld, omdat de gerechtigheid van Christus, verklaard wordt de onze te zijn.
Gezanten van Christus

Verzoend en geheel gerechtvaardigd zijn we geen vreemdelingen en bijwoners meer, “maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.” Ef.2:19.
Met deze nieuwe relatie aanvaarden wij nieuwe verantwoordelijkheden. God vertrouwt ons de bediening der verzoening toe en we worden gezanten van Christus, anderen in de naam van Christus vragende: “laat u met God verzoenen.” 2 Cor.5:18-20. Dus vanaf het begin van onze christelijke ervaring moeten we “mede-arbeiders van God” worden (1 Cor.3:9).
( “HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)