08 Christus - De Voorhof van deze Aarde binnengega

De beloofde Heiland

In de hof van Eden werd voor het eerst de belofte gegeven van Hem die de kop van de slang, de aanstichter van het kwaad, zou vermorzelen (Gen.3:15). Maar hoewel Adam dagelijks aan de poort van Eden offerande offerde, die zijn geloof in de Verlosser toonde, toefde de vervulling van de belofte. Hij leefde bijna duizend jaar en stierf tenslotte zonder Hem te zien, waarvan zijn offerande een beeld waren. Aan Seth, aan Henoch, aan Methusalem, aan Noach, aan Sem en aan de andere patriarchen werd de belofte herhaald. Zij werd steeds herhaald; aan Abraham, Isaäk en Jacob zei God: “In u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.” Gen.12:3; 28:14. Maar de Heiland kwam niet. Steeds bleef de hoop, om de Zoon van God te zien wandelen onder de mensenkinderen, in de harten van de getrouwe gelovigen, en stierf niet uit. De eeuwen door gingen zij voort met offers te brengen die vooruit wezen naar de komende Verlosser.

Profeten voorspelden Zijn komst

God zond Zijn profeten om de nakomelingen van Jakob te onderrichten, het volk dat Hij had uitgekozen om de boodschap te verkondigen van de komende Verlosser, de “Ster” uit Jakob die komen zou (Num.24:17). Micha zei, dat Hij in Betlehem geboren zou worden (Micha 5:2). Jesaja zei, dat Zijn naam Immanuël zou zijn (Jes.7:14). Jeremia vertelde over de verschrikkelijke slachting van de kleine kinderen van Betlehem in een poging om de Beloofde om te brengen en van het bitter geween van de moeders die weigerden om getroost te worden (Jer.31:15-17). Daniël voorspelde de precieze tijd waarop de Prins-Messias zou komen (Dan.9:25). Niet alleen Zijn geboorte, maar ook Zijn kindertijd, Zijn doop, Zijn latere dienstwerk, Zijn glorierijke intocht in Jeruzalem, Zijn verraad, vervolging en berechting, Zijn kruisiging, dood en begrafenis, Zijn opstanding en hemelvaart, alles werd duidelijk in de boekrollen van de profeten beschreven. Honderden jaren voor Zijn komst naar de voorhof werd Israël over de komende Verlosser uit de boekrollen onderwezen.

Duisternis, het resultaat van formele heiligdomsdienst

Dag in dag uit, jaar in jaar uit werden de offers die heenwezen naar de komst van de Heiland, en die bedoeld waren om Israël op die geweldige gebeurtenis voor te bereiden, gebracht, maar geleidelijk verflauwde hun geestelijke betekenis en Zij werd tenslotte geheel uit het oog verloren. Voor velen werden deze diensten een loutere vormendienst. Zelfs de profetieën die zo duidelijk en beslist waren, werden verkeerd begrepen en verkeerd uitgelegd. Priesters en heersers keken niet langer uit naar een Heiland voor de zonde, die Zijn leven als een offerande zou geven, maar naar een machtig koning met een aardse heerschappij. Toen de ware geestelijke betekenis van het heiligdom en haar diensten verloren was gegaan, bedekte duisternis de aarde en donkerheid het volk (Jes.60:2). Velen stonden gereed om hun geloof in het heiligdom weg te werpen, juist datgene wat hen in hun hoop moest bevestigen. Ezechiël voorzag in een visioen deze tijd en hoorde het volk op ontmoedigende toon zeggen: “De dagen zijn verlengd en ieder gezicht faalt.” Ezech.12:22.

“De volheid van de tijd”

Eindelijk was de volheid des tijds gekomen (Gal.4:4). Toen het tegenbeeld van het offerlam de voorhof van de aarde betrad, toen de Zoon van God Zijn heerlijkheid en macht aflegde en de zwakheid van het zondige vlees op Zich nam. Gabriël was aan Maria verschenen en verkondigde de komst van een zoon aan die Jezus genoemd zou worden; de Zoon van de Allerhoogste (Luc.1:26,31,32).
De engel van de Heer (Gabriël) (Luc.1:11,19) herhaalde het nieuws ook aan Jozef, zeggende: “Gij zult Zijn naam Jezus noemen, want Hij zal Zijn volk redden van hun zonden.” Immanuël betekent “God met ons”. Matt.1:21,23. Dit alles was een vervulling van de profetie van Jes.7:14. De interesse van heel de hemel was gericht op dit geweldige moment. De engelen wisten de exacte tijd van Zijn geboorte. Toen het tijdstip aanbrak werd Jezus in Betlehem geboren. Hij, de Koning der heerlijkheid, werd niet in een heerlijk huis gelegd zoals Hij gewend was in de hemel; zelfs niet in een gewone aardse woning, maar in een voerbak in een stal.

Zijn eigen volk nam Hem niet aan

Toen Jezus de voorhof van de aarde betrad, om door Zijn eigen volmaakte leven het karakter van Zijn Vader te openbaren en het plan van verlossing, zoals het in het heiligdom en haar diensten was geopenbaard, duidelijk te maken, was Hij bekleed met het gewaad van de menselijkheid. Maar hoewel Hij op deze wijze verborgen was, konden Zijn ware natuur en zending duidelijk begrepen worden door een geestelijk begrip van het heiligdom en de profetieën.
Iedere engel wachtte om te zien hoe hun geliefde Aanvoerder ontvangen zou worden in de voorhof van de aarde. Werd Hem door Zijn eigen volk die koninklijke ontvangst gegeven waar Hij recht op had? Verre van dat! Hij die in de beginne bij God was, kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh.1:1,11). De hemel had alles gedaan om Gods volk op deze betekenisvolle gebeurtenis voor te bereiden, zodat zij bereid zouden zijn om hun Heiland te ontvangen. Niet alleen hadden de profetieën van Daniël Zijn komst voorspeld; maar ongeveer een jaar voor Zijn geboorte was Gabriël naar de tempel gezonden om de priester Zacherias te informeren, dat Zijn komst voor de deur stond (Luc.1:5-19). Toen echter de tijd aanbrak, was er geen enkele voorbereiding getroffen om Hem te verwelkomen. Het is waar; s’morgens en s’avonds offerden de priesters aan het altaar de offers die heenwezen naar Zijn komst, maar voor hen was deze dienst ontdaan van haar werkelijke betekenis.

‘s Hemels eerste viering van Christus verlossingwerk

Maar Jezus werd niet zonder erkenning ontvangen. In de velden van Betlehem, waar David als jongen zijn kudden had bewaakt, daar hielden schaapherders die nacht de wacht bij hun schapen, mogelijk bij schapen die als offers gebruikt zouden worden in de tempel te Jeruzalem om het ware offer uit te beelden. Deze mannen waren bekend met de profetieën, en in de stille uren spraken zij samen van de beloofde Heiland en baden voor de komst van de Koning op Davids troon (DA 47; WdE 28).
Hoewel Jezus geen welkom kreeg van diegenen waarvoor Hij kwam om hen te redden was heel de hemel waakzaam en verlangend Hem die eer te geven.
Het was het hemelse voorrecht voor Gods leiders op aarde, om samen met de engelen de eer en de vreugde te delen in de aankondiging van des Heilands komst. Maar toen zij zagen dat de priesters en heersers te Jeruzalem geen voorbereidingen hadden getroffen om hun aanvoeder te ontvangen, gingen de engelen, verbaasd over hun onverschilligheid, deze hoogmoedige leiders voorbij en verschenen aan de nederige toegewijde schaapherders. Toen de heerlijkheid van de Heer de verraste herders omstraalde, kwam de engel van de Heer (Gabriël) tot hen en kondigde vreugdevol aan: “Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk ten deel zal vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus de Here, in de stad Davids.” Luc.2:9-11. De engelenschaar kon zich niet langer stil houden. Plotseling was er een menigte van hemelse heerscharen (Luc.2:13). De lucht scheen vervuld met deze lichtende wezens en het hele veld werd verlicht door hun heerlijkheid. De aarde werd stil en de hemel boog zich neer om te luisteren (DA 47; WdE 28) naar het lied dat hun oren vulde met hemelse muziek:

Ere zij God in de Hoge
En vrede op aarde voor mensen des welbehagens!
Luc.2:13,14.

Toen de engelen verdwenen stierf de muziek langzaam weg, het licht verflauwde en de heuvels en velden werden gehuld in de schaduwen van de stille nacht. Het lied van de engelen had de komst gevierd van Hem die het heiligdom uitbeeldde. Het was ‘s hemels eerste viering van het offerwerk van Christus voor onze verlossing. Gods eigen kleine Lam zonder enig gebrek, een eenjarig mannelijk Lam (Ex.12.5), was op aarde gekomen, de voorhof van het hemelse heiligdom, het tegenbeeld van de voorhof van het aardse heiligdom.
Bewogen door hetgeen zij hadden gezien en gehoord, zeiden de herders: “Laten wij naar Betlehem gaan, om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekend gemaakt. En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het Kind liggende in de kribbe.” Luc.2:16-18.
In Openbaring 11:2 vinden wij de tegenbeeldige voorhof: “Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven.”
Volgens vers 1 aanbidden de gelovigen in de tempel: “de tempel Gods... die daarin aanbidden.”
(Uit het boek “HET PAD NAAR DE TROON VAN GOD” Sarah E. Peck)