00 Een persoonlijk Getuigenis
Een persoonlijk Getuigenis
Wij geven nu het woord aan E.W. Farnworth:
Ik wil u een paar verzen voorlezen uit de zes en zestigste psalm om uitdrukking te geven aan het gevoelen van mijn hart deze morgen: “Komt, hoort, en ik wil vertellen, gij allen die God vreest, wat Hij gedaan heeft aan mijn ziel” (vers 16).
Het zal u opgevallen zijn dat de psalmist op deze plaats niet oproept om te komen en te horen wat God gedaan heeft voor ons lichaam, maar hij wil dat wij horen wat God gedaan heeft voor zijn ziel. Dat houdt in dat datgene wat Hij deed voor de ziel meer was dan dat wat Hij deed voor zijn lichaam. “Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. ...Voorwaar, God heeft gehoord, Hij heeft gelet op mijn luid gebed. Geprezen zij God die mijn gebed niet afwees, noch mij zijn goedertierenheid onthield.” vers 17,19,20. Broeders, dat is het gevoelen van mijn hart dat is mijn ervaring; en deze morgen wil ik getuigen, tot eer en heerlijkheid van God, wat Hij voor mij gedaan heeft. In november zal ik negenenzeventig jaar worden. Ik ben mijn hele leven nooit echt ziek geweest, uitgezonderd een griepaanval of iets dergelijks, en ik wist niet wat het was om ziek te zijn. Maar iets meer dan twee jaar geleden begon ik te merken dat er iets aan het broeien was in mijn lichaam. Ik had een flinke aanval van geelzucht en dat was zo als sommigen van u wel weten geen pleziertje. Ik had ook darmstoornissen. Dat was niet leuk. Toen kwamen er moeilijkheden met de galblaas en dat was nog het ergste van allemaal, en het werd als maar erger.
Ik woonde niet ver van het sanatorium in Glendale, Californië. Ik riep er een dokter bij. Hij kwam en deed alles wat in zijn vermogen lag, maar het werd niet beter. Ik hield ongeveer twee maanden het bed, en ging al die tijd hard achteruit. Ik verloor aan gewicht tot ik ongeveer 68 kg woog. Mijn gewone gewicht is ongeveer 83 tot 85 kg; maar ik verloor steeds meer gewicht.
Tenslotte zei de dokter tegen mij: “De zaak is ernstig, maar wij zullen u niet opereren tenzij het een zaak wordt op leven en dood.”
Ik stemde hartelijk in met deze beslissing; want ik moet u bekennen dat ik operaties afschuwelijk vindt. En ik was blij dat zij mij vertelden dat zij mij alleen dan zouden opereren als het noodzakelijk was om mijn leven te redden.
In de operatiekamer
Tenslotte kwam ik aan op een punt waar de doktoren mij openlijk zeiden dat zij dachten dat ik niet lang meer zou leven, tenzij er iets radikaals gebeurde, en ik antwoordde dat zij datgene moesten doen wat zij het beste achtten. Nadat zij zich beraden hadden, kwamen zij <%-2>tot de slotsom dat ik geopereerd moest worden; en zo stelden zij mij gedurende een maand op een dieet waarbij ik alleen vloeibaar voedsel binnen kreeg, en op zekere dag reden zij mij de operatiezaal binnen.
Ik moet bekennen dat er een hemelsbreed verschil is tussen het liggen op een operatietafel, of dat men er een armlengte vandaan is en er over praat. Er waren drie chirurgen, en verschillende jongere dokters en een aantal verpleegsters.
Br. Mc Elhany bad voor mij, voor de chirurg en voor de dokters. De dokter die de anesthesie verzorgde zei: “Br. Farnsworth u hoeft niet bang te zijn, ik zal u drie keer de hoeveelheid zuurstof geven die u normaal gebruikt.” Na een kort ogenblik plaatste hij het masker over mijn gelaat, en in een ogenblik had ik het bewustzijn verloren.
Iemand staat aan mijn zij
Er was geen tijdsafstand, maar op dat moment had ik een wonderlijke ervaring. Het scheen alsof er iemand aan mijn zijde stond, en de kamer werd schijnbaar vervuld met Zijn tegenwoordigheid. Hij legde dit gebed in mijn geest - ik denk dat ik het herhalen kan:
“Hemelse Vader, dit kan het uur zijn dat U aangewezen hebt
om U te ontmoeten bij de grote oordeelstroon. Als dat zo
is, dan is het goed; maar ik kom niet alleen. Ik ben bekleed
mede gerechtigheid en in de naam en in de verdienste van
die grote en goede Zaligmaker die U hier gezonden hebt
om mij te redden. In uw handen beveel ik mijn geest.”
Deze woorden schenen geschreven op de muur van de kamer. Zij zijn gegrifd in mijn geheugen, en ik denk dat zij daar nooit uit weggewist zullen worden. De operatie werd verricht, en na een poos werd ik wakker en bevond mij in mijn kamer als tevoren.
Kanker
Men vertelde mij dat de dokter die mij onderzocht, nadat ik opengemaakt was, zich omkeerde tot de anderen en dat ene woord uitsprak: “Kanker.” De lever, de pancreas, en de galblaas waren alle aangetast.<%-2> Toen zij gezien hadden dat zij niets konden doen, naaiden zij mij weer dicht, met kanker en al, want het was onzin om verder te gaan.
Mijn vrouw, die naast mij stond, was diep teleurgesteld, omdat zij dit niet verwacht had. Zij dacht dat de galblaas misschien ziek zou zijn en dat zij die weg zouden nemen, maar zij had niet verwacht dat men er een kwaadaardig kankergezwel aan zou treffen, en haar hart was gebroken. Men hielp haar om zich uit de operatiezaal te verwijderen.
Tussen twee haakjes, zij probeerden nog om haar niet toe te laten in de operatiezaal, maar zij vertelde hen dat toen wij getrouwd zijn, zij beloofd had dat zij bij mij zou zijn in gezondheid en ziekte, en dat zij tot het laatste toe aan mijn zijde zou staan. En voordat ik het vergeet wil ik u hier nu vertellen, dat zij mij, in alle moeilijkheden en in elke crisis die kwam, en er zijn er heel wat geweest, terzijde gestaan heeft met een merkwaardige moed, kracht en geloof.
De God van Elia
Nadat mevr. Farnsworth zich te ruste begaf, trachtten broeder Mc Elhany, Dr. Julia White, en anderen die zo vriendelijk voor ons geweest waren, haar wat te troosten. Zij kwam bij uit haar versufte toestand en keek de ouderling recht in de ogen en zei: “broeder Mc Elhany waar is de Here, de God van Elia? Is Hij dood, of is Hij ergens hier in dit ziekenhuis? Ik denk dat wij beter naar Hem toe kunnen gaan, en zien wat de Here, de God van Elia doen kan.”
Broeder Mc Elhany zei: “dat denk ik ook.”
En zo belegden zij een korte tijd later een gebedssamenkomst. Zij achtten het beter om het een paar dagen uit te stellen, opdat degenen die daar deel aan namen de Here zouden zoeken voor de noodzakelijke hartensvoorbereiding daarop, en totdat ik een klein beetje sterker was en de behoefte daaraan beter zou begrijpen. De geliefde broeders die bijeen waren in de herfstzitting (van de Generale Conferentie) in Des Moines verenigden zich in gebed ten mijnen gunste voordat de vergadering verdaagd werd.
De dokters hadden mij opgegeven
Toen ik wat aangesterkt was kwamen de broeders in Glendale om opnieuw te bidden. Er was een zorgvuldige hartensvoorbereiding geweest voor deze gelegenheid. De dokters en de verpleegsters waren er. Voordat wij met het gebed begonnen, kwamen de doktoren en vertelden mij in welke situatie ik mij bevond, en zij deden dat erg vriendelijk en mooi. Ik zei, “dokters wat is er aan de hand?” Zij zeiden, “u hebt een kwaadaardig kankergezwel en er is geen aardse macht die dat genezen kan. Wij kunnen niets voor u doen, er is niemand die hier iets doen kan. Wij hebben alles gedaan wat wij doen konden, en meer kunnen wij niet doen.”
Ik keek de doktoren aan en zei: “Welnu alles waartoe jullie in staat zijn is mij te vertellen hoe erg het met mij is, en gedeeltelijk wist ik dat reeds.” Verder zei ik: “Dokters u hebt mij opgegeven. Ik ga met mijn geval in hoger beroep. Ik leg mijn geval voor aan een college van artsen, waar Jezus Christus de voorzitter van het bestuur is, en Hij kan kanker even gemakkelijk genezen als iedere andere ziekte! Ik stel voor om mijn geval aan Hem voor te leggen.”
De goede dokters zeiden: “Als u dat doet dan gaan wij met u mee, en wij willen ons in het gebed met u verenigen.” En het moet tot hun voordeel gezegd worden, dat zij aan mijn zijde stonden toen wij bij elkaar kwamen en baden, en wij hadden een fijne gebedsamenkomst!
Nog twee weken te leven
Ik had nog moeten vermelden dat toen de dokter mij mijn situatie vertelde dat ik hem toen vroeg: “Dokter hoe lang geeft u mij nog te leven?”
“O, br. Farnsworth,” zei hij, “ik heb er heel wat gezien die er niet zo slecht aan toe waren als u, die geen week meer geleefd hebben. U hebt misschien nog een week, misschien nog twee weken te leven; maar uw dagen zijn geteld.”
Geen angst voor de dood
Ik wil u dit zeggen broeders, dat ik uit ervaring iets weet over de vervulling van de belofte in de drieëntwintigste psalm: “Al ga ik door een dal des schaduw des doods, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij.” Ik kan het niet verklaren, en ik probeer dat ook niet; maar voor de dood zelf had ik niet meer angst, dan wanneer men zich ‘s avonds uitkleedt en men zich voor de nacht ter ruste begeeft. De vrees voor de dood was volledig weg.
Mijn zorg om mijn vrouw alleen achter te laten was onbeschrijflijk. Maar er waren andere dingen die ik zo mogelijk nog erger vond en dat was dit; de gedachte dat ik nooit meer een preek kon houden, dat ik nooit meer iets aan Gods zaak zou kunnen geven, dat ik als het ware afgesneden was om ooit nog iets voor Jezus Christus te kunnen doen en voor zijn zaak, - dat scheen mij onverdraaglijk! Wat andere dingen aangaat, - wereldse dingen, - dat was verleden tijd. Ik dacht er niet aan. En verder had ik zoals reeds gezegd geen enkele angst.
De herinnering der zonde weggenomen
Voordat ik het vergeet wil ik melding maken van iets dat God voor mij gedaan heeft. Ik kan het niet verklaren, en het is ook niet nodig dat ik het zou kunnen, maar het is dit: Nadat ik op zo’n geweldige wijze door de Geest van God werd vervuld, werd ik er mij na een paar dagen van bewust, dat er dingen waren die ik vergeten was. Ik bleef er over nadenken, en vroeg mij af hoe dat kwam. Ik ging terug in mijn herinnering. U, broeders en predikanten, weet dat er in ons leven, ook in het verleden, dingen gebeurd zijn, en dat het voor ons moeilijk te verklaren was, hoe bepaalde mensen die dingen konden doen die zij deden en toch christenen konden zijn; dat er tijden zijn geweest dat er onplezierige gevoelens, die niet moesten bestaan, in onze geest opkwamen, en wij ze met ons mee gedragen hebben. U weet wat ik bedoel.
Deze morgen wil ik hier getuigenis afleggen van het feit dat de Heilige Geest ze allemaal uit mijn herinnering heeft weggenomen. Ik kan mij er niet één herinneren, niet één. Ik weet niet wanneer Hij dat deed, en ik maak mij ook geen zorgen over het hoe en wanneer, maar van die dag af heb ik God geprezen voor deze ervaring. Het heeft mij meer dan iedere andere ervaring die ik ooit heb gehad, geholpen om te begrijpen wat God bedoelt wanneer Hij ons vertelt dat Hij onze overtredingen wil uitdelgen. Het betekent meer dan eenvoudig het uitdelgen van een register in de hemel. Het betekent het uitdelgen van de nachtmerrie der zonde uit de menselijke geest, zodat hij zich die niet meer herinneren zal. Dat is wat God spoedig wil doen voor al Zijn gezegende kinderen, broeders, tot in eeuwigheid. Twee of drie keer lees ik in de Bijbel dat God onze overtredingen vergeten zal, dat Hij onze overtredingen niet meer gedenken zal. Wel, ik zeg u broeders, dat wanneer God ze vergeet en ze niet meer gedenkt, het een gezegend iets is voor ons, om ze ook te vergeten en ze niet meer te gedenken. Ik dank God voor deze ervaring. Ik zeg u dat zo’n ervaring het waard is om door het dal van de schaduw des doods te gaan om haar te verkrijgen. Zij is het waard. Ik weet niet of ik haar had als ik er niet doorgegaan was. Maar ik ging er door.
Kanker op gebed genezen
Goed, de broeders stelden een tijd vast om voor mij te bidden. Het was op de 19de oktober 1925, en ik heb sinds die tijd geen pijn meer in mijn lichaam gevoeld. Als ik moet oordelen op grond van het feit hoe ik mij voel voor zover het pijn betreft, dan ben ik een volmaakt gezond mens; en sinds ik hier ben gaat het mij net als alle andere broeders. Ik weet niet of u er bij stilstaat, maar ik loop trap op trap af. Ik kom hier en zit van de vroege morgen tot de late avond. Mijn lichaam wordt wel een beetje moe, maar ik zou wel eens willen weten of hier iemand is die zich niet moe gevoeld heeft. En ik ben er zeker van dat ik mij s’avonds niet meer of minder moe voel dan u bent, en zo staan de zaken.
Het laatste beetje kanker is weg. Juist voordat ik naar de Conferentie kwam heb ik een paar behandelingen ontvangen, en mijn verpleger is een krachtige sterke man; hij masseerde op de plaats waar de kanker was, en ik zeg u dat hij zijn vuist er krachtig plaatste, maar hij kon nergens een plek vinden. En ik zeg u dat ik het recht heb, - ik heb het recht broeders, om hier te staan en te verklaren dat God alle sporen van die ziekte weggenomen heeft. Ik heb het recht om dat te zeggen, en ik geloof met geheel mijn hart dat dit zo is.
Ik wil dit benadrukken, want er zijn velen zelfs onder onze eigen mensen die nog steeds twijfelen. Zij zeggen “wacht nog een paar dagen.” Iemand werd verteld dat de Here mij genezen had. “O, ja” zei hij, “dat zal wel; maar u moet eens wachten tot de opwinding voorbij is, dan is ouderling Farnsworth precies waar hij voor die tijd was.” Er zijn veel soortgelijke opmerkingen gemaakt. Een dokter zei kort na het gebeurde, “het is onmogelijk. Er is nog nooit iemand geweest die een kwaadaardig kankergezwel aan zijn lever had en die weer beter werd.” Het kan mij ook niet schelen of het van tevoren ooit voorgekomen is, maar het is nu gebeurt, hoe dan ook.
Verzocht om te twijfelen
Als mijn vrouw en ik baden, en wij hielden daarin vol, zelfs na de avond dat die gebedssamenkomst plaats vond, - scheen het mij soms toe dat de oude symptomen allemaal weer terugkwamen. Ik weet natuurlijk dat die suggestie van de duivel kwam, maar het leek alsof de kanker mij weer in zijn greep had en precies zo erg als vroeger. Op zulke momenten hebben wij eenvoudig gebeden. Wij hebben weken op deze wijze in het gebed geworsteld.
Op een morgen nadat wij gebeden hadden, - ik had een lichte griepaanval gehad en voelde mij op grond daarvan niet goed - zei mijn vrouw: “Eugene, de tijd is gekomen dat je moet opkomen voor je vrijheid.” En dat deed ik. Ik deed dat die avond toen zij voor mij baden en mij zalfden, en de broeders bleven bidden, ook ik bad meer en meer, totdat ik tenslotte, heel eerbiedig en heel ernstig tot Jezus mijn Verlosser zei: “U hebt beloofd om mij vrij te maken, en op de kracht van Uw eigen woord leg ik beslag op mijn vrijheid van deze verschrikkelijke vloek.” Ik zeg u broeders toen ik opkwam voor mijn vrijheid, toen werd ik vrij, maar dat heeft mij naderhand niet vrijgemaakt van de verzoeking. Zo was het niet.
Op krachten komen
Zo, dat is mijn ervaring. Het duurde lang voordat ik mijn gewone kracht weer terug had. Ik weet niet waarom dat zo lang moest duren. U weet er zijn veel dingen die men niet verklaren kan. En ik weet niet waarom het zes maanden duurde voordat ik weer helemaal op krachten was. De doktoren vertelden mij naderhand dat dat het gevolg was van de zenuwshock die ik ervaren had. Ik was blij dat zij mij dat vertelden. Ik wist niet beter of de kanker zat er nog, en dat die mijn krachten wegnam; maar zij zeiden: “Neen dat is het niet; het wordt veroorzaakt door de zenuw shock.” Beetje bij beetje nam ik toe; en toen ik na een maand, zes weken terug kon kijken, kon ik zien dat ik wat aangekomen was.
Ik vertelde u zo even dat ik sindsdien geen pijn meer gehad heb. Ik heb dat ook niet. Ik kon niets eten. Ik wou zelfs helemaal niet naar voedsel kijken. Ik had helemaal geen trek. Maar de volgende morgen nadat wij gebeden hadden, had ik een eetlust zo groot dat ik alles wat binnen mijn bereik zou komen eten kon. Natuurlijk gebruikte ik mijn verstand en liet mij niet meeslepen door mijn eetlust. Een paar dagen later kwam mijn verpleegster en bracht mij mijn middagmaal op een dienblad, en zij zei: “Broeder Farnsworth ik heb hier een diner dat geschikt is voor een arbeider.” En ik at al het voedsel dat zij gebracht had op. En mijn maag heeft sindsdien niets geweigerd wat ik er naar toe gestuurd heb.
Welnu broeders ik zeg u dat ik geloof dat dit een echte ervaring is. Ik geloof met heel mijn hart dat wij de tijd naderen dat wij honderden en duizenden van dit soort gevallen zullen zien. Ik weet alleen niet precies hoe en wanneer dit zal komen.
Ik wil broeder Daniëls vragen of hij een paar opmerkingen wil maken. Ik wil graag dat hij een paar dingen verteld over wat hij weet, en hij kan u dat beter vertellen dan ik. En dan zal ik verder gaan.
Een man die uit de doden opgestaan is
A.G. Daniëls: Ik stel een diepe belanstelling in het getuigenis dat hier afgelegd is. Mijn hart verheugd zich daar erg over. Ik heb br. Farnsworth niet eerder ontmoet dan in februari, maanden nadat hij genezen was. Er kwam op zekere dag een dokter, die aanwezig was geweest bij de operatie en hij nodigde br. Farnsworth en mij uit om te bidden voor een familielid van zijn vrouw, die erg ziek was. Hij kwam ons ophalen en wij gingen naar huis van de zieke daar baden wij en daarna bracht hij ons weer naar huis, eerst liet hij br. Farnsworth uit bij zijn huis. Toen wij daarvan wegreden wendde de dokter zich tot mij en zei, br. Daniëls, br. Farnsworth is een opgestaan mens. Dat is een man die is opgestaan uit de doden.
Ik zei: “Ik wil graag dat u mij alles eerlijk verteld vanuit het standpunt van een chirurg.”
Hij zei: “Ik stond erbij toen de chirurg opereerde. Ik zag alles. De hele buik was een onbeschrijfelijke massa, een massa waar geen mens aan denken kon om die ooit te verwijderen.” De dokter zei tegen mij: “Het is onmogelijk. Alles wat wij doen kunnen is, dat wij hem dicht maken en hem nog een of twee weken geven.”
Dat is wat de chirurg tegen mij zei en toen zei hij: “Nu loopt hij hier rond, wandelt door het hele gezelschap, woont diensten bij, preekt dag en nacht, en gaat heen om te bidden voor de genezing van de zieken. Ik zeg u dat er een God in de hemel is die het gebed verhoort, die nu op goddelijke wijze de lichamen van mannen en vrouwen geneest.”
Welnu ik ben blij met dat getuigenis, en zo geloof ik met br. Farnsworth, uit alles wat gerapporteerd is, en uit de kracht die hij nu bezit, dat hij volmaakt genezen is. Voor mij is het een wonder dat hij hier bij ons kan zijn, en met zo’n kracht en verve tot ons kan spreken. Moge God br. Farnsworth zegenen en dat de dagen die hem nog gegeven zijn, dagen van overwinning mogen zijn waarin mannen en vrouwen er toe geleid mogen worden om overvloedig geloof te hebben in God als Degene die de noodkreet van zijn kinderen hoort en verhoort.
Indringend gebed nodig
E.W. Farnsworth: Uit mijn studie van het woord van God weet ik dat het ons voorrecht is dat als wij tot God bidden in een geest van overgave aan de wil van God; maar terzelfder tijd wil God dat het ons dodelijke ernst is. Hij heeft ons op dat punt twee gelijkenissen gegeven. De ene is van de man die om een brood ging bij zijn vriend. Christus sprak deze gelijkenis met de bedoeling om ons te leren dat wij altijd moeten bidden en nooit moe of ontmoedigt moeten worden. Zo geloof ik broeders dat wij heel veel verloren hebben door onze onbestemdheid, door onze terughoudendheid, en door ons gebrek aan een positieve overtuiging dat God iets voor ons wil doen.
Ik verkreeg mijn vrijheid toen ik daar beslag op legde, toen ik mijn geloof baseerde op dat wat Gods woord zegt:
“Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.” Jacobus 5:14-15.
Wat gaat u met deze belofte doen, vrienden? Gaat u dat geloven? “Het gebed des geloofs zal de lijder genezen, en de Here zal hem oprichten. En ik dank de Here voor de belofte die er aan toegevoegd is: “Als hij zonden gedaan heeft, dan zal hem vergiffenis geschonken worden.” Ik sta hier voor u en ik loof en prijs God deze morgen dat al mijn zonden weggewassen zijn. Ik dank God daarvoor, evenals voor lichamelijke genezing.
Ik wil graag dat hier deze morgen kenbaar gemaakt wordt, hoevelen er zijn, van diegenen die hier aanwezig zijn, die door God genezen zijn. Ik weet dat er heel wat zijn. Zij beroemen zich daar niet op. Zij zeggen daar niet zoveel over. Hoevelen hier zijn er genezen op gebed? Sta eens op (op deze uitnodiging stonden bijna tweehonderd mensen op). Dank God voor Zijn goedheid tegenover de mensenkinderen! Voorzeker, Hij vergeeft onze ongerechtigheden en geneest al onze krankheden.