13 De dag des Heren in het Nieuwe Testament

In het voorgaande heb ik o.a. gezegd, dat indien het Gods bedoeling was geweest om de wekelijkse rustdag, die de Schepper bij de schepping heeft ingesteld, te verplaatsen van de zevende naar de eerste dag der week, men toch moest verwachten dat van deze belangrijke wijziging van een grootse instelling en van een groots gebod in het Evangelie iets te vinden zou zijn. Dit is echter niet het geval. Er is zelfs in het Nieuwe Testament geen enkele aanwijzing te vinden, dat de eerste dag der week door de apostelen als rustdag werd geheiligd. Er zijn enige teksten waarin over „de eerste dag der week" wordt gesproken, maar deze blijken bij nader onderzoek geen enkel bewijs te bevatten voor de zondagviering. De vier Evangelisten hebben slechts over één eerste dag der week gesproken, nl. over de dag der opstanding. Marcus en Johannes vermelden deze dag elk tweemaal, Mattheus en Lucas elk eenmaal. Uit deze zes teksten blijkt het volgende : Nadat de Heiland was opgestaan, kwamen de vrouwen zeer vroeg in de morgen tot het graf (Matth. 28 : 1; Marc. 16 : 2, 9; Luc. 24 : 1; Joh. 20 : l). Daarna gingen zij heen en verkondigden Zijn discipelen dat Hij was opgestaan, maar deze geloofden haar niet (Luc. 24 : 1-11; Marc. 16 : 9-11) . Diezelfde dag gingen twee mannen naar Emmaiis, met wie Jezus wandelde en aan wie Hij Zich openbaarde toen het reeds avond geworden en de dag gedaald was (Luc. 24 : 13-35; Marc. 16 : 12). Daarop keerden deze mannen naar Jeruzalem terug, waar zij de discipelen verzameld vonden, verkondigden hen, dat zij de Here gezien hadden, maar ook zij werden niet geloofd (Marc. 16 : 12, 13). Terwijl zij daarvan nog spraken, trad de Heiland Zelf in hun midden en verweet de elven hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden

degenen die Hem gezien hadden nadat Hij was opgestaan (Luc. 24 : 36; Joh. 20 : 19; Marc. 16 : 14). De conclusie hiervan is dus: De elven geloofden tot aan het einde van de eerste dag der week in het geheel niet aan de opstanding van Christus, konden dus ook niet vergaderd zijn geweest om die opstanding te vieren. Zij hadden veeleer volgens Hand. 1 : 13 een gemeenschappelijk trefpunt, waren aanzittende om te eten en hadden „om de vreze der joden" de deuren gesloten.
Sommigen zien in 1 Cor. 16 : 2 een bijzondere godsdienstige onderscheiding voor de eerste dag der week, omdat in deze tekst wordt bevolen : „Elke eerste dag der week legge een ieder uwer naar vermogen thuis iets weg." Dit is echter geen bewijs dat op de eerste dag der week kerkdiensten werden gehouden ; integendeel, een ieder moest bij zich thuis iets wegleggen. De Bijbelverklaarder Lange zegt terecht : „Uit deze tekst blijkt niet dat de gemeente op deze dag samenkwam" (Bibelwerk, deel V, blz. 275). Neander, Olshausen, Hoffmann, Hollensteiner e.a. zondagvierende theologen stemmen in deze volkomen met Lange overeen. Ook is geen enkel spoor te ontdekken, dat Paulus de eerste dag der week als rustdag heeft geheiligd. In Hand. 18 lezen we, dat de apostel anderhalf jaar lang bij een jood woonde, met hem samenwerkte als tentenmaker en te zamen met hem op de Sabbat rustte. Leest u Hand. 18 eens rustig door. Treffend is ook het bericht in Hand. 13 : 42-44. Paulus had op Sabbat tot de Joden gesproken. En nu kwamen de Heidenen aan Paulus vragen om ook tot hen Gods Woord te spreken. Wanneer Paulus de eerste dag der week geheiligd had, zou hij stellig hebben geantwoord Vandaag op Sabbat was ik hier voor de joden, maar morgen is onze Christelijke rustdag, dan predik ik voor u. We kunnen toch niet aannemen dat Paulus zo inconsequent was om de Heidenen eerst in te leiden tot de joodse Sabbat en daarna te vertellen, dat ze zondag moesten vieren? Maar de apostel heeft de heidenen niet uitgenodigd op de eerste dag der week samen te komen; de volgende Sabbat echter kwam (volgens vs. 4) bijna de gehele stad te zamen (Joden en Heidenen) om Gods Woord te horen.

Voorts blijkt uit Hand. 17 : 2 dat het Paulus' gewoonte was op de Sabbat in de synagoge te gaan en de opgestane Heiland te verkondigen. Hij predikte drie Sabatten te Thessalonica en o.m. werd een aantal godsdienstige Grieken (Heidenen) gelovig (vs. 4).
Hand. 20 : 7 is evenmin een bewijs voor zondagsheiliging. Paulus houdt een afscheidsvergadering te Troas. Op zijn reis heeft hij ook wel een vergadering gehouden op een andere dag en de discipelen braken dagelijks het brood (Hand. 2 : 46). Deze avond echter viel een jongeling uit het raam en werd dood opgenomen. Paulus wekte hem op. Vanwege dit grote wonder maakt Lucas hiervan melding. Bovendien zijn vele Bijbelverklaarders van mening, dat deze avondvergadering dadelijk uit de Sabbat plaats vond. (Zie hiervoor D~chsel, Htinicke, Coneybeare en Howson, Stokes, e.a.). De dag begint volgens de Bijbel nl. bij de avond (Gen. 1 en Lev. 23 : 32). En dan wil ik nog even die veelgenoemde tekst aanhalen in Openb. 1 : 10, waar we lezen dat Johannes in de geest was op de dag des Heren. Sommige zondagvierende theologen beweren, -dat hier de zondag, de eerste dag der week, is bedoeld. Maar nu is het zo merkwaardig, dat nergens in de Heilige Schrift ook maar een vage aanduiding te vinden is, dat de eerste dag der week ooit „dag des Heren" werd genoemd. Integendeel, volgens de Bijbel is enkel de zevende dag der week de dag die de Here toebehoort (Exod. 20: 8-11; Jes. 58: 13; Marc. 2 : 28). En wanneer men bedenkt dat Johannes zijn Evangelie zeer waarschijnlijk nà het boek De Openbaring (in 97 na Chr.) heeft geschreven, dan is het al heel vreemd dat hij in zijn Evangelie voor de eerste dag der week niet ook zou gezet hebben ,,dag des Heren". De Bijbelverklaarder Welling schrijft dan ook : „Onder de dag des Heren' wordt in het algemeen onze zondag verstaan, maar dit is een grote vergissing." Hiermede stemmen overeen Zahn, Neander, Ddllinger, Seisz, Franke, e.a.
Uit dit alles blijkt wel, dat de verandering van de Sabbat in de zondag niet berust op enige uitspraak van Gods Woord. De Heilige Schrift kent slechts één rustdag en dat is die dag die God bij de schepping als zodanig heeft ingesteld en geheiligd, nl. de zevende dag der week - de zaterdag. Hoe belangrijk is het, vrienden, om over deze zaak eens ernstig na te denken en ons leven in Gods kracht in overeenstemming te brengen met Gods wil, zoals die geopenbaard is in Zijn geboden. Maar dan de beweringen dat er historische bewijzen zijn voor de zondagviering in de eerste en tweede eeuw? Hierover willen wij het in het volgende hoofdstuk hebben.
N.B. In het korte bestek van deze radiotoespraak was het niet mogelijk een bredere interpretatie van de genoemde teksten te geven; daarom verwijzen wij naar de uitvoeriger verklaring verderop in dit boekje.

GEBED

Getrouwe God en liefderak Vader in de hemel. Wij naderen tot U om van U een zegen te ontvangen. We hebben de wekelijkse rustdag getoetst aan uitspraken van Uw Woord. Wij willen geen menselijke inzettingen navolgen, maar alleen dat doen wat Gij van Uw kinderen vraagt en van hen verwacht. Geef allen die in duisternis zijn, de voorlichting van Uw Heilige Geest en maak ons allen bereid om U na te volgen overeenkomstig de voorschriften van Uw Woord. Laat Uw liefde en Uw genade ons deel mogen zijn nu en in de toekomst. Wij bidden U dit in de Naam van Jezus Christus. Amen.