10 Moeten de Tien Geboden veranderd worden ?

Velen zullen deze vraag enigszins vreemd vinden, omdat voor velen dit onderwerp nieuw is. Maar toch is deze vraag volkomen gewettigd, want zoals we reeds eerder hebben nagegaan, lopen de zienswijzen over de Tien Geboden in kerkelijke kringen nogal uiteen. Hoewel we in onze vorige overdenking over ditzelfde onderwerp spraken, meen ik dat het belangrijk is nog een korte samenvatting te geven. Er zijn Christenen die de mening zijn toegedaan dat de Decaloog (de Tien Geboden) te zamen met de joodse ceremoniële wetten zijn afgeschaft. Deze stelling is echter zó onschriftuurlijk en onhoudbaar, dat we daar­op niet verder behoeven in te gaan. In het Nieuwe Testament lezen we bij herhaling dat het bewijs van de navolging van Christus bestaat in de naleving van de Tien Geboden. „Indien gij Mij liefhebt," zegt Jezus, „zo bewaart Mijn geboden" (Joh. 14 : 15). Anderen zijn van mening dat de voorschriften der Tien Geboden door Christus zijn samengevat in de twee geboden : „Gij zult lief­hebben de Here uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand," en „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf." Christus heeft echter deze twee geboden niet in de plaats gesteld van de Tien Geboden, maar heeft slechts getoond, dat de tien ethische normen van de Decaloog kunnen worden gegroepeerd onder twee delen : God lief te hebben boven alles, dat is de praktijk van de eerste vier geboden, terwijl de laatste zes handelen over de liefde tot onze naasten.

Er zijn ook Christenen die menen, dat de Tien Geboden enkel geeste­lijk zijn en dat we niet meer gebonden zijn aan de letterlijke eisen van de Decaloog. Dit standpunt wordt voornamelijk ingenomen wan­neer men spreekt over het vierde gebod dat de onderhouding van de zevende dag der week gelast. Men zegt echter dat men niet aan het woord „zevende" moet vasthouden, maar dat men de geestelijke





strekking van dit gebod moet zien, nl. het onderhouden van een wekelijkse rustdag.

Nu moet men met een dergelijke menselijke conclusie altijd zeer voor­zichtig zijn, omdat mensen zich dikwijls laten leiden door allerlei persoonlijke motieven. Ik vind het namelijk nogal inconsequent dat men uitsluitend bij het vierde gebod bezwaar heeft tegen de letterlijke betekenis van dit gebod, terwijl toch niemand tot eenzelfde conclusie zou komen bij een van de andere geboden. Neem bijv. het zesde, zevende en achtste gebod : „Gij zult niet doodslaan; gij zult niet echtbreken; gij zult niet stelen." Zijn deze geboden voor de Christen niet letterlijk èn geestelijk bindend? Wie zou tot de dwaze conclusie komen dat men deze geboden wel letterlijk mag overtreden, maar niet geestelijk ertegen zondigen?

Christus heeft aan het kruis alle joodse ceremoniële wetten vervuld en ontbonden. Wij, Christenen, leven niet meer onder de wetten die een voorafschaduwing waren van Golgotha; wij staan in het licht van het volbrachte werk van Christus, wij leven alleen nog onder de koninklijke wet - de wet der vrijheid. Maar is het u bekend welke wet hiermede bedoeld wordt? De apostel Jacobus bezigt deze twee benamingen : „koninklijke wet" en „wet der vrijheid" met betrekking tot de Tien Geboden. Leest u maar eens aandachtig Jac. 2 : 8-12. Christus heeft door Zijn komst naar deze wereld juist bewezen dat de eisen van de wet der Tien Geboden wel degelijk bindend waren en bindend bleven. Wie denkt hierbij niet aan de uitdrukkelijke ver­klaring in de Bergrede, waar Jezus getuigde, dat eerder hemel en aarde zullen voorbijgaan dan één jota of één tittel van de wet. En hoevele malen lezen we niet in het Nieuwe Testament dat de onder­houding der geboden het bewijs is van het discipelschap van Christus. Jezus roept Zijn navolgers toe : „Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden." Dit nadrukkelijk verzoek van Jezus kan moeilijk worden misverstaan, -deze eis is overduidelijk. Allen die Jezus willen navolgen, moeten Hem aanvaarden als hun persoonlijke Verlosser en Zaligmaker en in Gods kracht hun leven inrichten naar de voor­schriften van Gods geboden. Deze navolging van Gods geboden is niet de voorwaarde, maar het noodzakelijke gevolg of de toets van het discipelschap van Christus.
Wij stelden aan het begin van deze verhandeling de vraag : Wat is er verkeerd met de Tien Geboden? En ons antwoord luidt: Er is niets verkeerd mee - maar de houding van vele Christenen ten opzichte van de tien Goddelijke eisen is verkeerd. Vrienden, het is niet ge­oorloofd om aan die tien Goddelijke voorschriften iets af of toe te doen. Wanneer het vierde gebod zegt dat wij de zevende dag zullen heiligen, dan heeft een Christen met dit voorschrift evenzeer rekening te houden als met de eis van het achtste gebod : „Gij zult niet stelen." Ik kan daarin geen verschil zien. De onderhouding van de zevende dag der week kan maatschappelijke consequenties met zich brengen, maar wanneer men in kinderlijk geloof zijn Here en Heiland navolgt, dan leidt God onze levensweg en maakt Hij alles wonderlijk wel. Er zijn Christenen die menen, dat, wanneer zij maar in Christus ge­loven, voor hen de eisen van de Tien Geboden niet meer bindend zijn. Paulus zegt echter in Rom. 3 : 31 : „Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet." Dit is het juist wat ik met deze verhandeling heb willen zeggen. Ons geloof in Christus moet blijken uit een vernieuwde levens­wandel overeenkomstig Gods geboden. Moge God ons allen moed, kracht en geloof schenken om als trouwe navolgers van Christus in ware geloofsgehoorzaamheid de Tien Geboden als richtsnoer voor ons leven te erkennen.

GEBED


Onze Vader Die in de hemel zit. In dit stille uur buigen wij onze hoofden in aanbidding voor U. Wij danken U dat Gij ons Uw Woord hebt gegeven en dat wij daarin de weg ten leven zo duidelijk om­schreven vinden. Wij bidden U om meer geloof, meer kracht, meer bereidheid des harten om naar de beginselen van Uw Woord te leven. Laat Uw vrede in ons aller hart inkeren en moge ons leven geleid worden door Uw Heilige Geest. Wij bidden U dit alles uit genade en in de Naam van Jezus Christus. Amen.