33 - Wat is ziel, wat is geest

In de voorgaande les hebben we aangetoond dat de Bijbel leert dat er na de dood geen bewust voortbestaan is. Nu komt natuurlijk de vraag naar voren: „Hoe staat het dan met de ziel of met de geest van de mens?" . Het is daarom nodig ons een juist begripn tè vormen over wat de Bijbel onder deze woorden „ziel" en feest" verstaat. Het is duidelijk dat deze _ beide woorden toegepast worden op de mens. Paulus spreekt van de mens die. blieiligd moet worden, naar ziel, geest en -licháam. 1 Tbessji~bnica 5 : 23. Zoals we echter zullen zien, zijn de meningen die men over het algemeen heeft omtrent deze belde woorden, geheel verschillend van hetgeen de Bijbel er over zegt.
Het moet ons duidelijk zijn, dat ziel en: géest niet hetzelfde zijn. Zij worden door alle gewijde schri jvefs afzonderlijk genoemd. Het zijn dus twee verschillende. (benamingen. 1. De ziel en de geest twee verschillende 4~
ggen.
Het Hebreeuwse woord voor ziel is nephesh (0. Testament). In de Griekse taal is het psyche (N. Testáment). Het Hebreeuwse woord voor geest is ruahh; ('O; Testament), In de Griekse taal is het pneuma (N. Testàment). Er is derhalve een duidelijk verschil tussen beide woorden, weshalve zij ook niet hetzelfde betekenen kunnen. Het Hebreeuwse woord Nephesh of ziel en.,'t Griekse woord woord psyche hebben belde betrekking op de' geestvermogens en eigenschappen die alle levende schepselen met elkaar gemeen hebben.





33:

r





2.Zo komen we tot de slotsom, dat het Oude Testament de
vergankelijkheid van de ziel leert.
Hoe staat het daarmee in het Nieuwe Testament ?Het woord ziel is in het Nieuwe Testament dus psyche. Dit
woord is 71 maal vertaald door „ziel", 26 maal door, leven"
en enige malen door „mens".
Enige teksten waarin het woord psyche voorkomt:
Matth. 2 : 20 Wat werd gezocht? Het leven van het kind
Jezus.
Hand. 2 : 41 Drieduizend mensen,' „zielen", werden ge
doopt. Ook hier heeft het woord „ziel" be
trekking op de gehele mens.
Onze spreekwijze zegt ook: de stad heeft zo
veel zielen.
Matth. 10: 28 Hier is zelfs sprake van het doden van de
ziel.
Matth. 11 : 29 In deze tekst duidt het woord ziel op de zetel
van de godsdienstige gevoelens.
Lakas 12: 19 Het woord ziel heeft hier betrekking op de
innerlijke, inwendige gevoelens.
Samenvattend zien we, dat ook in het Nieuwe Testament
het woord „ziel" geen onsterfelijkheid wordt toegekend. 4.3.De betekenis van het woord „geest".De woorden Ruahh en Pneuma, „geest". Het Griekse woord
pneuma is 250 maal vertaald door „geest" en op 100 plaat
sen door „wind", „adem" en verder nog door „ruiken",
„geblaas", „stormwind" en slecht eenmaal door „ziel".
Hieruit zien we dat men aan dit woord vele betekenissen
heeft toegekend. In Robinsons Grieks woordenboek voor
het Nieuwe Testament, wordt de volgende betekenis aan
het woord pneuma of geest toegekend: „Ademhaling, adem,

Het andere woord, Ruahh in.. het Hebreeuws en pneuma in het Grieks, heeft betrekking op de hogere geestvermogens van de mens.
Het woord nephesh komt 750 maal voor in het Oude Testament en is in de Statenvertaling 600 maal vertaald' door „ziel". Verder enige malen door lichaam, ' mens, of zelfs dood lichaam, en°hart. Maar nergens is er eenaanduiding of blijk, dat aan dat woord de onsterfelijkheid wordt toegekend.
Het kan dan ook niet ontkend worden dat volgens de besliste taal van de Bijbel de ziel sterfelijk is en dientengevolge ten grave daalt.De volgende bijbelteksten leveren hiervoor het bewijs: Psalm 89: 49; 49:15--16; Jesaja 38: 17 en Ezechiël 18: 20.

inademen, de geest des mensen, het beginsel des levens, het leven, de adem Gods, in de neusgaten' geblazen en dat deel van de.. mens, dat tot God terugkeert".Dit is. in overeenstemming met hetgeen de Bijbel op vele andere plaatsen leert.
Gen. 2: . 7 geeft ons bericht van de schepping van de mens. „En de Here God had de mens geschapen uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens, allo werd de mens tot een levende zieL" We kunnen hier drie handelingen onderscheiden: a. De gehele mens werd uit het, stof der aarde gemaakt.
Adam betekent „aarde". .
b. Daarna blies God in dat maaksel dat -een dode vorm,een dood licl' -.au. w:~4. de adem des levens, Zijn geest. c. Door de verbinding van die twee, stof en geest, werd demens een levende ziel. Let wel, er staat dus niet: „Ont
ving de mens een levende ziel". Hij werd een levende
ziel, dw.z. door de verbinding van de stof met de godde
lijke adem ontstond het bewustzijn van de mens.
Bij het sterven nu geschiedt het tegenovergestelde.De geest wordt van het lichaam gescheiden. en keert terug tot God vanwaar hij gekomen is, terwijl het lichaam tot stof terugkeert. Hiermee houdt 't bewustzijn op te bestaan. Lees hiervoor de volgende tekst in het boek Prediker, 12: 7: „En dat het stof wederom tot de aarde keert, als het geweest is, en de geest weder tot God keert, die hem gegeven heeft." Zou het terugkeren van de geest tot God moeten betekenen, dat de mens na de dood een bewust voortleven heeft, dat dus met de geest het leven zou worden voortgezet, dan is de conclusie gerechtvaardigd, dat de mens niet alleen een voortbestaan heeft, maar ook een voorbestaan, zoals sommigen voorstaan.
De mens heeft volgens de Bijbel echter geen enkel bestanddeel dat onafhankelijk van het lichaam na de dood bewust voortleeft.De geest keert weder tot God.
Wat keert weder tot God? Datgene wat God de mens eerst gegeven heeft, nl. „de geest", de adem des levens". Hoe keert de geest terug tot God? Antwoord: Op dezelfde wijze als God hem gaf. En we herhalen: zoals de geest die de mens ontving, geen bewust wezen was, voordat hij de mens geschonken werd, is hij evenmin een zelfstandig, bewast wezen na de dood van de mens. Psalm 31: 6 David bad: In uw handen beveel ik mijn
geest.
Lukas 23: 46 Dezelfde woorden sprak Jezus aan het kruis.

Hand. 7 : 59 Steranus riep hetzelfde uit in zijn doods
strijd.
Deze uitingen bewijzen dat deze mannen iets aan de Maker teruggaven en wensten toe te vertrouwen hetwelk op het punt stond buiten hun bezit te geraken; dat ze iets aan Hem toevertrouwden, totdat ze weer in het'leven geroepen worden. En wat was dat? Niets anders dan de geest, de adem des levens, die ze van God ontvangen hadden. Kollossenzen 3 : 3-4 werpen hierop een helder licht. „Wanneer Christus. zal geopenbaard zijn, die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God."God heeft het leven van alle mensen in Zijn hand. Het lichaam werd uit het stof geformeerd, maar het leven werd door God meegedeeld. Tengevolge van de zonde bezit de mens dit leven slechts voor een tijd Doch door het plan der verlossing, heeft de mens een tweede proeftijd ontvangen, na Adams val, waardoor hij het eeuwige leven weder deelachtig kan worden. Er is een toekomstig leven aanstaande: want er komt een opstanding beide der rechtvaardigen en onrechtvaardigen.5. De uitdrukking „onsterfelijke ziet' komt dan ook niet eenmaal voor in de Bijbel.a. Dé woorden „onsterfelijkheid" of „onverderfelijkheid" hebben steeds betrekking op de dingen die met God Zelf te doen hebben.Rom.1 : 23 de heerlijkheid des onverderfelijken Gods. 1 Cor. 9 : 25 een onverderfelijke kroon.
1 Cor. 15 : 52 de doden zullen onverderfelijk opgewekt
worden.
1 Tim. 1 : 17 De Koning der eeuwen onverderfelijk. 1 Petr. 1 : 4 een onverderfelijke erfenis.
1 Cor. 15 : 53 onsterfelijkheid moet aangedaan worden. 1 Tim. 6 : 16 Die alleen onsterfelijkheid heeft.
b. Het woord onsterfelijkheid.Deze eigenschap of gesteldheid wordt voorgehouden als iets waarnaar we moeten zoeken (Rom. 2 : 7). Volgens 1 Corinthe 15: 42 ontvangen we het eerst na de opstanding der doden.
God alleen is onsterfelijk en de mens is sterfelijk. Alleen door Jezus Christus kan de mens de onsterfelijkheid weer deelachtig worden. Bij Zijn wederkomst. .De volgende les behandelt de schijnbaar tegenstrijdige teksten.