Gedachten over Bidden voor de Spade Regen en Opwek

Gedachten over Bidden voor de Spade Regen en Opwekking

door Fred Bischoff

Onze grootste behoefte is de Heilige Geest en zijn voortdurende leiding in ons leven. Wij moeten continu waakzaam zijn voor zijn waarschuwingen, klaar staan te sterven aan onze eigen gevallen natuur, die constant zijn tedere, alomtegenwoordige kracht tegenstreeft.

De Geest van God, die door geloof in onze harten komt, is het begin van het eeuwige leven. Welke belofte is zo weinig vervuld in de gemeente, dan de gave van de Heilige Geest? Hier is onze grootste nood. Laten we de geest van strijd uit ons midden wegdoen en laat ons zoeken naar het levende getuigenis van de Geest van God.

“De leraar moet gedoopt worden met de Heilige Geest. Dan zal de wijsheid en de geest van Christus in hem zijn en hij zal getuigen van Christus door middel van een geestelijk en heilig leven.
Hij zal het bewijs geven dat de waarheid die aan hem is geopenbaard niet slechts een theorie is, maar dat hij is geheiligd door deze waarheid. Hij is in staat te spreken over Christus en zijn kruisiging in woorden die ontspringen in de hemel. Hij kan de wil van God vertellen aan mensen, want zijn eigen hart is overgegeven aan en verheerlijkt is door de Geest van God. Het licht van rechtvaardigheid schijnt op hem, zodat hij deze kan weerspiegelen aan de wereld” -RH, februari 9, 1892 par. 21.

Wanneer er gesproken wordt over het bidden voor de Heilige Geest en opwekking, wordt ik altijd herinnerd aan de lessen en ervaringen die de discipelen hebben opgedaan in het licht van de Adventbeweging. Kort gezegd, we moeten de noodzaak begrijpen van de uitstorting van de Geest.

De ervaring van de Adventgelovigen liep op een wonderbaarlijke manier parallel aan de ervaring van de discipelen van Christus. Beiden werden geleid door God om de komst van zijn koninkrijk, gebaseerd op de profetieën van Daniël te verkondigen. De een predikte Christus eerste komst en de ander Zijn wederkomst. Echter geen van beiden begreep de boodschap van waarheid die zij verkondigden volledig en beiden werden teleurgesteld toen de gebeurtenissen niet plaatsvonden op het moment dat zij deze verwachtten. Dit leidde hen weer terug naar de bestudering van de Schrift voor een diepere betekenis van wat eigenlijk had plaatsgevonden. Ze waren beiden afhankelijk van de persoonlijke instructies van Jezus om het Schrift juist te begrijpen. Beiden moesten zien en meemaken dat wat in hun tijd gebeurde een afbeelding was van het heiligdom in de woestijn. En beiden konden Christus volgen doordat zij oprecht berouw toonden en waarachtig geloof hadden.

Maar op dit punt gekomen lopen de ervaringen niet meer parallel. De discipelen hebben het getuigenis van Jezus aangenomen. Dit betekende voor hun dat zij Jezus en zichzelf in een helder licht gingen zien en zij hadden berouw en kregen een afkeer van de zonde, waardoor zij zich met elkaar verenigden. Hierdoor ontvingen zij de uitstorting van de Geest, die hun kracht gaf om het evangelie aan de wereld te brengen. De adventgelovigen daarentegen, hebben niet de ervaring opgedaan van het oprecht zoeken naar de waarheid, door het Lam te volgen waar Hij ook ging en werden Laodiceanen. Dit was de oorzaak van hun machteloosheid om het getuigenis van de Ware Getuige over hun conditie te accepteren. Een tijd lang was er een opwekking toen de boodschap van de eerste engel van de gemeente van Laodicea de kerk in 1850 bereikte. Maar het werk had weinig impact.

Al Gods werk voor zijn laatste gemeente kan worden gezien als Zijn pogingen om deze voorbereiding te voltooien, zodat de Geest uitgestort kan worden om het werk verder af te maken. Deze realiteit betekent niet dat men moet stoppen met evangeliseren en zich alleen maar richten op hun eigen noden. Nee, want Christus zelf heeft zijn discipelen uitgezonden om te preken, onderwijzen en genezen, terwijl zij nog met elkaar streden over wie de grootste onder hen was. Maar hij zei heel duidelijk dat hun ondersteuning voor een nog niet geziene werk veel voorbereiding zou vergen. Zie Lucas 23 & 24. Na deze voorbereiding zouden zij klaar zijn om waarachtig te aanbidden. Dan en dan alleen, kon de kracht van de Heilige Geest uitgestort worden om hun getuigenis te versterken. Wat zou er gebeurd zijn als God het volume van het leven harder had gezet voordat gebeurde wat in Lucas 23 beschreven staat? Wat zouden ze dan hebben gehoord? Kunnen wij inzien wat Hij kan doen als we vragen om Zijn Heilige Geest zonder de juiste voorbereiding?

Bidden voor de uitstorting van de Heilige Geest en tegelijk het voorbereidende werk negeren, maakt ons kwetsbaar voor het ontvangen van een valse geest. Dit is de indringende waarschuwing van Ellen White’s visioen van februari 1845. Het is mij opgevallen dat het Zevende-dags Adventisme erg kwetsbaar is geworden voor een valse “heilige geest.” Dit verklaart veel van onze moderne aanbiddingtrends, die direct zijn overgenomen van christelijke gemeenschappen die niet accepteren dat Jezus in het Heilige der Heilige voor ons dienst doet. De praktijk van het niet volgen van Christus tot in het Heilige der Heilige is hetzelfde als Israël, die zich niet verootmoedigt op Grote Verzoendag; het is niet vertrouwen op Gods verzoenend offer in Christus; het is onze eigen werken inzetten om onszelf te redden en niet te zien op Christus, die het laatste hemelse werk verricht ten behoeve van Zijn gemeente.

Overweeg opnieuw de parallel in het licht van Lucas 24. Om er niet in te slagen Christus in de Heiligste Plaats te volgen is gelijk aan de discipelen die er niet in slaagden de vervulling van het type in de antitype te begrijpen. We weten dat de meeste joden dit niet willen. Maar, de discipelen die overbleven, waren uiteindelijk gewillig, nadat het kruis hun zelfzuchtige plannen en ambities had vernietigd, om de diagnose van Christus over hun situatie te aanvaarden en Zijn uitleg van Zijn missie. Daarna konden zij de ervaring delen. En dit is wat Christus herhaaldelijk heeft geprobeerd met Zijn wederkomstvolk. Het moet gebeuren voordat de echte Spade Regen in alle uitbundigheid wordt uitgestort. Zullen wij eraan toegeven?

Bijlage
Uitspraken van EGW over de voorbereiding (alle nadruk toegevoegd)”

“Elk individu moet zich zijn eigen noodzaak realiseren. Het hart moet worden leeggemaakt van elke vuiligheid en worden gereinigd, zodat de Heilige Geest in ons kan wonen. Het was door middel van belijden en vergeving van zonden, door ernstig gebed en toewijding aan God, waardoor de eerste discipelen zichzelf voorbereidden voor de uitstorting van de Heilige Geest op de dag van Pinksteren. Hetzelfde werk, maar dan in grotere mate, moet nu ook plaatsvinden…” {FLB 333.5}

“De derde engel, die vliegt door het midden van de hemel en de geboden van God en het getuigenis van Jezus aankondigt, stelt ons werk voor. Het boodschap verliest niets van zijn kracht in de voorwaartse vlucht van de engel, want Johannes ziet juist dat het in sterkte en kracht toeneemt totdat de gehele aarde wordt verlicht met haar glorie. De weg van de mensen die Gods geboden houden is voorwaarts, altijd voorwaarts. De boodschap der waarheid die wij dragen, moet verkondigd worden aan alle naties, tongen, en volkeren. Spoedig zal dit met een luide stem gebeuren, en de aarde zal met zijn glorie worden verlicht. Treffen wij al voorbereidingen voor de grote uitstorting van de Geest van God?” {5T 383.2}

“We moeten vaak in gebed zijn. De uitstorting van de Geest van God kwam als antwoord op ernstig bidden. Maar let op de discipelen. De bijbel zegt: “En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest” (Handelingen 2:1-4).

“Zij waren niet bijeen om toe te geven aan schandalen. Zij hadden niet het doel om elke vlek op het karakter van een broeder bloot te leggen. Zij voelden hun geestelijke nood en riepen tot de Heer in heilige afzondering om hen te helpen met het overwinnen van hun eigen gebreken, en om hen klaar te maken voor het werk om anderen te redden. Zij baden intens en ernstig dat de liefde van Christus in hun harten zou worden gegeven. Dit is onze grote behoefte vandaag in elke gemeente in ons land. Want “zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Korintiërs 5:17). Dat wat in het karakter laakbaar was, wordt gezuiverd door de liefde van Jezus. Alle egoïsme wordt verwijderd, alle afgunst, alle kwaadsprekerij, wordt uitgeroeid en een radicale verandering vindt plaats in het hart. “Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22). “Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten” (Jacobus 3:18).” {RH, July 22, 1890 par. 15}

“Wat een getuigenis werd er gegeven aan de overvloed van de zegeningen van Christus door de uitstorting van de Heilige Geest! Waarom is het zo, dat degenen die claimen te geloven in de tegenwoordige waarheid, zo ver van de hun gegeven voorrechten leven? Waarom mengen zij zelf met alles wat ze doen? Als zij zichzelf volledig zouden overgeven aan God de Vader, zal Jezus in hun dorstige ziel constant de voorraad aanvullen uit de bron van levend water.

Hoe kunnen onze predikanten vertegenwoordigers van Christus zijn als zij zelfgenoegzaam in hun denken en handelen zeggen: “Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek” Openbaring 3:17.
We moeten niet in een zelftevreden staat verkeren, anders zal de beschrijving – “gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte” - op ons van toepassing zijn.” {RH, 26 augustus, 1890, par.3}

Elke oprecht bekeerde ziel zal een intens verlangen hebben om anderen uit de duisternis te brengen in het wonderbare licht van de gerechtigheid van Jezus Christus. De grote uitstorting van de Geest van God, die de hele aarde zal verlichten met zijn heerlijkheid, zal niet komen voordat we een verlicht volk zijn, dat door ervaring weet wat het betekent om medearbeiders met God te zijn. Wanneer we onszelf met ons gehele hart hebben gewijd aan de dienst van Christus, zal God dat feit met een uitbundige uitstorting van Zijn Geest belonen. Maar het zal niet gebeuren als het overgrote deel van de kerk geen arbeiders met God is. God kan Zijn Geest niet sturen als zelfzucht en zelfgenoegzaamheid de boventoon voeren. Als er een geest heerst van Kaïn die zei: “ben ik mijn broeders hoeder?” Als de waarheid voor deze tijd, als de tekenen overal steeds duidelijker worden en aantonen dat het bewijs dat het eind der dingen nabij is, niet voldoende zijn om de inslaapgevallen gelovigen die beweren dat ze de waarheid kennen tot energie te wekken, dan neemt de duisternis het over van het licht dat eens deze mensen bescheen. Er zullen in de dag des oordeels geen verontschuldigingen zijn voor hun onverschilligheid. Er zal geen reden zijn om aan te voeren waarom zij niet geleefd en gewandeld hebben naar het licht over de waarheid van God, dat zij ontvangen hebben, waarmee zij aan een wereld in duisternis hadden kunnen tonen, door hun handel, hun medeleven en hun ijver, dat de kracht en de werkelijkheid van het evangelie door niets kan worden tegengesproken.” RH, 21 juli, 1896, par. 2}









Voetnoten

1 zie extra uitspraken over voorbereiding in de Bijlage.
2 Marc. 1:15; Mat. 10:7; Dan. 9:25; vergelijk Openbaring 14:7; Dan. 8:14; 7:9-11.
3 Mat. 16:22; Luk. 22:24; 24:21; Joh. 20:19; vergelijk Openbaring 10:8 – 10
4 Luk. 24:27, 32, 44-46; vergelijk Openbaring. 12:17; 19:10
5 De discipelen hebben de overstap gemaakt van het offeren in de binnenplaats, naar de dienst van Christus in het Heilige in de hemel. De 2e generatie adventgelovigen maken met Christus de overgang van Heilige naar het afsluitende reinigende dienst in het Heilige der Heilige.
6 Luk. 24:25, 47; vergelijk openbaring 3:18, 19
7 Luk. 24:47 - 49, 52, 53; Handelingen 1:8, 14; 2:1-4
8 Zie voorbeeld EW107
9 Zoals de drie boodschappen vóór 22 oktober 1844 (eerste engel, tweede engel en middernachtelijke roep) gegeven zijn om het Adventvolk voor te bereiden op het feit dat Christus het Heilige der Heilige is binnengegaan (EW 207), zo komen de drie boodschappen daarna (derde engel, boodschap aan Laodicea, Luide roep) tot ons vanuit het Heilige der Heilige om ons uit te nodigen ons voor te bereiden op de stormwinden (EW 254, 256, 277, 278; RH 22 dec. 1896). Het werk dat deze boodschap voor Gods volk doet stelt hen in staat hetzelfde te doen voor anderen. (EGW 1888 Materials, p. 267)
10 Luk. 9:34, 46; 22:24. Merk op dat dit meteen was nadat Christus hun de voeten gewassen had en het avondmaal instelde als symbool van zijn zelfopoffering, waarin Hij toonde dat Hij de grootste was. Voor een parallel met de Adventbeweging, zie het “wonder”dat EGW beschreef na 10 jaar van wonderbaarlijke kerkgroei (GCB, 3 april 1901, par.3).
11 Luk. 24:49
12 Luke 24:52, 53 (verering, vreugde, prijzen en zegenen van God); Handelingen 1:14;2:1
13 EW54-56
14 Zo begrijp ik dat Lev. 23:27, 28 toepassing vindt in de anti-typische dag van Grote Verzoendag.
15 zie GC430, 431 voor deze duidelijke parallel. Zie ook EW244, 261.
16 Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben?" (Luke 24:25.
17 Ik hoor Hem a.h.w. zeggen: “Ware grootheid geeft, en neemt niet. Ik heb net Mijn leven voor de wereld gegeven. Wij zijn niet aan het einde van de Grote Verzoendag, maar we zijn terug in de Binnenplaats. Het lam van God is net geslacht. Ik sta op het punt om mijn bloed het Heilige in de hemel binnen te brengen.” Uiteindelijk begrepen zij waar zij stonden in het verlossingsplan, dat was de “tegenwoordige waarheid” voor hen.
18 Eén van de krachtigste parallellen wordt gehaald uit EGW 1888, blz. 26 en 27, welke de gehele ervaring van Minneapolis in dit paradigma giet. Dat licht, uiteindelijk, dat haar werd getoond, was het begin van het laatste boodschap, "de Luide Roep)" (Materialen EGW 1888, p. 166).
19 Zie RH, July 21, 1896 par. 2 (laatste uitspraak in de Bijlage)