Dag 6 - Gevuld tot het overstroomd

Dag 6 - Gevuld tot het overstroomd
Geef ons heden ons dagelijks brood.“ (Mattheüs 6:11)
Lofprijzing
 Prijs God dat Hij in al onze noden voorziet. „Immers, Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de Godsvrucht behoort…“ (2 Petrus 1:3)

 Hoe heeft God voor u gezorgd in de afgelopen tijd? Prijs Hem voor de specifieke manieren waarin Hij voor uw fysieke, mentale, geestelijke en sociale noden heeft gezorgd; vandaag, de afgelopen week, enz.

Bekentenis
 Vertrouwt u op God dat Hij voor u zorgt op elk gebied van uw leven? Sta God toe om uw hart te onderzoeken en u alles te laten zien wat Hij aan u moet openbaren. Beleid dan uw zonden en accepteer Zijn vergeving.

 Heeft u vrijuit uw bronnen gedeeld die God u heeft gegeven – tijd, geld, talenten, etc. – met degenen die het nodig hebben? Zo niet, vraag God om u te laten zien hoe dit goed te maken. Vraagt God van u om van uzelf te geven op een bepaalde manier om mensen in nood te helpen?

Smeekbede en voorbede
 Claim de belofte van de Heilige Geest, die ons leven geeft door het Woord van God. „zie, Ik zal Mijn Geest over u uitstorten, Mijn woorden u bekendmaken“ (Spreuken 1:23)

 Bid voor Zevendedags-adventisten om ‘mensen van het Woord’ te zijn die de bijbel bestuderen (en de Geest der Profetie) en de dingen die God hen leert in de praktijk brengen. „[Werk] om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal…“ (Johannes 6:27)

 Doe voorbede voor de miljoenen wereldwijd die zowel lichamelijk als geestelijk hongerig zijn om gevuld te worden. Bid voor Adventistische organisaties (inclusief ADRA, Adventist Community Services, en anderen) die werken om deze mensen te helpen, om bronnen te hebben die ze nodig hebben om het werk te volbrengen.

 Bid dat u, uw plaatstelijke gemeente, en onze wereldkerk zullen weten hoe te voorzien in de noden van de armen en behoeftigen rondom ons heen. Bid dat we werkelijk dienend-geörienteerd zullen worden.

 Missie in de steden: voor het werk in New York dat het mag doorgaan een overvloedige oogst op te leveren en dat de ‘machtige beweging’ zal beginnen wat beloofd is wanneer we de steden bewerken. (Zie Medical Ministry p. 304 en Christ’s Object Lessons p. 143 – Lessen uit het leven van alledag Hfst 12)

 Bid voor het Adventistische onderwijs dat het alles is wat God bedoelt dat het zal zijn. Bid in het bijzonder dat de onderwijzers God persoonlijk zullen kennen zodat ze de leerlingen/studenten het „Brood des levens“ kunnen aanbieden. Bid voor je plaatselijke ZDA scholen.
17



 Bid samen met een andere persoon, voor uw vijf personen en de personen op een kaart uit de gebedsdoos, om gretige Bijbelstudenten te worden zodat ze van Jezus kunnen gaan houden.

 Wat heeft u vandaag nodig? Vraag God ervoor en prijs Hem dat Hij ervoor zorgt.

 Bid voor andere verzoeken die u op uw hart hebt.

Dankzegging
 Dank God dat Jezus is „het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.“ (Johannes 6:35)

 Prijs Hem in geloof voor de wonderen die Hij maakt als antwoord op uw gebeden.

Liederen die gezongen kunnen worden:
Kom, Heil’ge Geest LA 235
Er komen stromen van zegen LA 231
Wees mijn Leidsman LA 288
Ik mag zo gaarne horen GS 44


Ellen White over het Onze Vader
Geef ons heden ons dagelijks brood.“ Mattheüs 6:11
De eerste helft van het gebed dat Jezus ons heeft geleerd, heeft betrekking op de Naam en het koninkrijk en de wil van God, - dat Zijn Naam geheiligd moge worden, Zijn koninkrijk kome, dat Zijn wil geschieden moge. Wanneer u op deze wijze de dienst van God gemaakt hebt tot uw eerste belang, kunt u vol vertrouwen vragen om voorziening in uw eigen behoeften. Indien u uzelf verloochend hebt, en uzelf aan Christus hebt gegeven, bent u een lid van het gezin Gods, en alles in het huis des Vaders behoort u toe. Al de schatten van God worden voor u opengesteld, zowel in de wereld van het heden als in de toekomende wereld. De dienst der engelen, de gave van Zijn Geest, de arbeid van Zijn dienstknechten, - dit alles behoort u toe. De wereld en alles wat daarin is, behoort u toe voor zover u dit goed kan doen. Zelfs doordat u daardoor wordt gevormd voor de hemel. Indien u „van Christus zijt," „is alles,het uwe." 1 Cor. 3:23,21. Maar u bent als een kind, dat nog niet de beschikking heeft over zijn erfdeel. God vertrouwt u uw kostbare bezit nog niet toe, opdat niet Satan met zijn sluwe listen u zou verlokken, zoals hij dat deed met het eerste paar in Eden. Christus bewaart het voor u, op een plaats die veilig is, waar de verderver het niet kan bereiken. Evenals het kind, zult u dag aan dag ontvangen wat nodig is voor de behoeften van de dag. Iedere dag moet u bidden: „Geef ons heden ons dagelijks brood." Wees niet ontmoedigd indien u niet genoeg hebt voor morgen. U hebt de verzekering van Zijn belofte: „Woon in het land en betracht getrouwheid." David zegt: „Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar - een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende naar brood." Ps. 37:3,25. Die God, die de raven zond om Elia te voeden bij de beek Krith, zal niet een van Zijn getrouwe, zelfverloochenende kinderen voorbijgaan. Van hem, die rechtvaardig wandelt staat geschreven: „Zijn brood is gewis, zijn water verzekerd." „In boze tijd zullen zij niet beschaamd worden, in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd worden." „Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?" Jes. 33:16; Ps. 37:19; Rom. 8:32. Hij die de zorgen en angsten van Zijn moeder, die weduwe was geworden, verlichtte, en haar hielp om te 18


voorzien in de behoeften van haar huishouding in Nazareth, gevoelt mede met iedere moeder in haar strijd om haar kinderen brood te verschaffen. Hij die ontferming had met de schare, omdat zij „voortgejaagd en afgemat waren," heeft nog ontferming met de lijdende behoeftigen. Zijn hand is zegenend over hen uitgestrekt; en juist in het gebed dat Hij Zijn discipelen gaf, leert Hij ons de armen te gedenken. Wanneer wij bidden: „Geef ons heden ons dagelijks brood," vragen wij dit voor anderen evenzeer als voor onszelf. En wij erkennen, dat datgene wat God ons geeft niet voor onszelf alleen is. God geeft het ons als een pand, opdat wij de hongerigen zullen voeden. In Zijn goedheid bereidde Hij het voor de ellendige. Ps. 68:11. En Hij zegt: „Wanneer gij een middag- of avondmaaltijd aanricht, roep dan niet uw vrienden of uw broeders of uw verwanten of uw rijke buren ... Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden. En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen." Luk. 14:12-14 „God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten ten allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn." „Wie karig zaait zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten." 2 Cor. 9:8,6. Het gebed om het dagelijks brood behelst niet alleen voedsel om het lichaam in stand te houden, maar ook dat Geestelijke voedsel, dat de ziel zal voeden zodat hij eeuwig leven zal hebben. Jezus gebiedt ons: „Werkt, niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven." Hij zegt: „Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is; indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven." Joh. 6:27,51. Onze Heiland is het brood des levens, en door het aanschouwen van Zijn liefde, door die liefde in ons hart op te nemen, voeden we ons met het brood, dat uit de hemel is nedergedaald. Wij ontvangen Christus door Zijn Woord; en de Heilige Geest is gegeven om het Woord van God voor ons verstand te openen, en de waarheden in ons hart te doen doordringen. Wij moeten dag aan dag bidden, dat wanneer wij Gods Woord lezen, Hij Zijn Geest zal zenden om ons de waarheid te openbaren die onze ziel zal versterken voor de noden van de dag. Door ons te leren iedere dag te vragen om wat we nodig hebben, - zowel aan tijdelijke als aan Geestelijke zegeningen, - wil God een doel bereiken voor ons welzijn. Hij wil, dat wij beseffen, hoe afhankelijk wij zijn van Zijn voortdurende zorg; immers, Hij tracht ons in gemeenschap met Hem te trekken. In deze gemeenschap met Christus, door gebed en door studie van de grote, kostbare waarheden van Zijn Woord, zullen wij als hongerige zielen gevoed worden; als dorstigen zullen wij verkwikt worden aan de bron des levens.
Uit: Thoughts from the Mount of Blessing pg 110-113, Gedachten van de berg der zaligsprekingen pg 97-100