29 Ga uit de bruidegom tegemoet
Mattheüs 25:1-1 3
Christus bevindt Zich met zijn discipelen op de Olijfberg. De zon is achter de bergen ondergegaan en de hemelen vertonen reeds het nachtelijk duister. In de verte zien zij een helder verlicht huis, alsof er feest wordt gevierd. Het licht stroomt uit de vensters en een menigte wacht vol spanning, waaruit blijkt dat er spoedig een bruidsstoet zal verschijnen. In veel delen in het Oosten worden huwelijksfeesten in de avond gehouden. De bruidegom gaat uit om zijn bruid te halen en haar naar zijn huis te brengen.
Bij het licht van fakkels gaat de bruidsstoet van het huis van haar vader naar het Zijne, waar voor de gasten een maaltijd is bereid. Het gezelschap waarop het oog van Christus rust, wacht op de komst van de bruidsstoet met de bedoeling zich achter de stoet te scharen.
Niet ver van het huis van de bruid wachten tien in het wit geklede jonge vrouwen. Elk heeft een brandende lamp en een klein kruikje olie. Allen wachten vol spanning op de komst van de bruidegom. Maar er is vertraging. Het ene uur na het andere gaat voorbij. De wachters worden vermoeid en vallen in slaap. Midden in de nacht wordt de roep vernomen: “De bruidegom komt, zie, gaat uit hem tegemoet.” De slapers worden plotseling wakker en springen overeind. Zij zien de stoet naderen, verlicht door fakkels en vrolijke muziek. Zij horen de stem van de bruidegom en die van de bruid. De tien meisjes nemen hun lampen en snoeien de pitjes haastig om erheen te gaan. Maar vijf van hen hebben vergeten hun kruikjes met olie te vullen. Zij hadden zo’n langdurig uitstel niet verwacht en waren daarop niet voorbereid. In hun nood wenden zij zich tot hun metgezellen en vragen: “Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit.” Maar de andere vijf meisjes met hun helder brandende lampen hebben hun kruikjes geleegd. Zij hebben geen olie meer over en antwoorden: “Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf.”
Terwijl zij heengingen om olie te kopen, ging de stoet verder en zij bleven achter. De vijf meisjes met de brandende lampen voegden zich bij de menigte en gingen met de bruidsstoet het huis binnen, waarna de deur werd gesloten. Toen de dwaze meisjes de feestzaal naderden, kregen zij een onverwachte weigering te horen. De ceremoniemeester zei: “Ik ken u niet.” Zij bleven buiten staan in de stille straat, in het duister van de nacht.
Terwijl Christus naar de menigte zag die op de bruidegom wachtte, vertelde Hij zijn discipelen het verhaal van de tien meisjes en illustreerde door hun ervaring de ervaring van de gemeente die vlak voor zijn wederkomst zou leven.
De beide groepen wachtenden stelden de beide klassen voor die op de komst van hun Heer wachtten. Zij worden maagden genoemd omdat zij een zuiver geloof belijden. Door de lampen wordt Gods Woord voorgesteld.
De Psalmist zegt: “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” (Psalm 119:105) De olie is een zinnebeeld van de Heilige Geest. In de profetie van Zacharia wordt de Heilige Geest op gelijke wij ze voorgesteld. “De engel die met mij sprak, kwam terug en wekte mij zoals men iemand uit de slaap wekt. Hij zei tot mij: Wat ziet gij? Daarop antwoordde ik: Ik zie een kandelaar, geheel van goud, met een oliehouder aan zijn top; hij heeft zeven lampen, en telkens zeven toevoerbuizen voor de lampen er bovenop; en twee olijfbomen steken boven hem uit, de ene rechts en de andere links aan de oliehouder. Ik hernam en vroeg de engel die met mij sprak: Wat betekent dit, mijn heer?......
Hij antwoordde mij: Dit is het Woord des Heren tot Zerubbabel: niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen…... Ik nam het woord en vroeg hem: Wat betekenen deze twee olijfbomen. . . en de twee olijftakken, die door twee gouden buizen het goud van zich doen uitvloeien? ……. Toen zeide hij:
Zij zijn de twee gezalfden die vóór de Here der ganse aarde staan.” (Zach.4:1-14)
De gouden olie werd van de twee olijfbomen door de gouden buizen in de kom van de kandelaar geleid en vandaar naar de gouden lampen die het heiligdom verlichtten. Op gelijke wijze wordt de Heilige Geest van de heiligen die zich in Gods tegenwoordigheid bevinden overgedragen aan menselijke werktuigen die aan zijn dienst zijn toegewijd. Het werk van de twee gezalfden is om aan Gods volk die hemelse genade mee te delen, die alleen in staat is zijn Woord te maken tot een lamp voor onze voet en tot een licht op ons pad. “Niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest, zegt de Here der heerscharen.”
In de gelijkenis gingen alle tien maagden uit om de bruidegom te ontmoeten. Allen hadden lampen en kruikjes voor de olie. Een tijd lang was er geen verschil tussen hen zichtbaar. Dit is ook het geval met de gemeente die kort voor de wederkomst van Christus leeft. Allen kennen de Schriften. Allen hebben de boodschap van de nabije komst van Christus vernomen en verwachten vol vertrouwen zijn verschijning. Maar zoals in de gelijkenis is het ook nu. Er is een wachttijd en het geloof wordt op de proef gesteld. Wanneer de roep wordt gehoord: “De bruidegom komt; ziet, gaat uit hem tegemoet!” zijn velen niet gereed. Zij hebben geen olie voor hun lampen in hun kruiken. Zij zijn verstoken van de Heilige Geest.
Zonder Gods Geest baat de kennis van zijn Woord niet. De theorie van de waarheid kan zonder de Heilige Geest de ziel niet levend maken en het hart niet heiligen. Men mag vertrouwd zijn met de geboden en beloften van de Bijbel, maar als Gods Geest geen nadruk legt op de waarheid, zal het karakter niet veranderd worden. Zonder de verlichting door de Geest zullen de mensen niet in staat zijn waarheid van dwaling te onderscheiden en zullen zij ten prooi vallen aan de machtige verzoekingen van Satan.
De groep die voorgesteld wordt door de dwaze maagden, bestaat niet uit huichelaars. Ze hebben eerbied voor de waarheid en hebben deze verkondigd. Zij voelen zich aangetrokken tot hen die de waarheid geloven, maar zij hebben zich niet overgegeven aan het werk van de Heilige Geest. Zij zijn niet op Christus Jezus, als de Rots, gevallen, waardoor hun oude natuur gebroken zou zijn. Deze groep wordt eveneens voorgesteld door de “steenachtige-grond- hoorders.” Zij nemen het Woord met alle bereidheid aan, maar zij laten na de beginselen van dat Woord in zich op te nemen. De invloed daarvan is niet blijvend. De Geest werkt aan het menselijk hart naarmate men verlangt en bereid is om een nieuwe natuur ingeplant te krijgen. Maar de groep, voorgesteld door de dwaze maagden, is met een oppervlakkig werk tevreden geweest. Zij kennen God niet. Zij hebben zijn karakter niet bestudeerd. Zij hebben geen gemeenschap met Hem onderhouden en weten daarom niet hoe zij moeten vertrouwen, verwachten en leven. Hun dienen van God ontaardt in een vorm. “Zij komen bij u als in een volksoploop, zetten zich voor u neer, als mijn volk, en horen uw woorden, maar doen er niet naar; woorden van liefde zijn in hun mond, maar hun hart gaat uit naar hun woekerwinst.” De apostel Paulus geeft te kennen dat dit de bijzondere kenmerken zullen zijn van hen, die vlak voor de wederkomst van Christus leven. Hij zegt: “Weet wel dat in de laatste dagen zware tijden zullen komen; want de mensen zullen zeifzuchtig zijn…... met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben.” (Ez.33:31; 2 Tim.3:1-5)
Deze groep zal in tijden van gevaar roepen: Vrede en geen gevaar. (1Tess.5:3) Zij zullen zich geruststellen en niet dromen van gevaren. Als zij uit hun lusteloosheid worden opgeschrikt, zien ze hun ware toestand en smeken anderen om in hun tekort te voorzien. Maar in geestelijke zaken kan niemand het tekort van de ander aanvullen. Gods genade is iedereen ruimschoots aangeboden. De boodschap van het evangelie is verkondigd: “Wie dorst heeft, kome en wie wil, neme het water des levens om niet.” (Offb.22:17) Het karakter is echter niet over te dragen. Niemand kan voor iemand anders geloven. Niemand kan voor iemand anders de Geest in ontvangst nemen. Niemand kan aan een ander het karakter overdragen dat de vrucht is van het werk van de Geest. “Al waren Noach, Daniël en Job daar — zo waar Ik leef, luidt het Woord van de Here Here, zij zouden zoon noch dochter redden. Zij zouden door hun gerechtigheid alleen zichzelf redden.” (Hes.14:19,20)
In een crisis wordt het karakter openbaar. Toen de ernstige roep te middernacht werd vernomen: “De bruidegom komt; ziet, gaat uit hem tegemoet!” en de slapende meisjes uit hun slaap werden gewekt, bleek wie voorbereidingen hadden getroffen voor de gebeurtenis. Beide partijen werden overvallen, maar de ene groep was op de gebeurtenis voorbereid, terwijl de anderen onvoorbereid waren. Op gelijke wijze kan nu een plotselinge en onvoorziene ramp, iets wat de mens confronteert met de dood, openbaren of er werkelijk geloof in Gods beloften aanwezig is. Dan moet blijken of de ziel door Gods genade wordt ondersteund. De laatste grote toets komt aan het einde van de menselijke genadetijd, als het voor de mens te laat zal zijn om in zijn tekorten te voorzien.
De tien maagden wachten in de avond van deze wereldgeschiedenis. Allen geven voor dat zij christenen zijn. Allen zijn geroepen, dragen een naam, hebben een lamp en allen belijden dat zij Gods werk doen. Zo te zien wachten allen op de komst van Christus. Vijf zijn echter niet gereed. Blijken zal dat vijf van hen verrast en teleurgesteld buiten de feestzaal gesloten zullen worden.
Op de jongste dag zullen velen denken dat zij toegelaten zullen worden tot het koninkrijk van Christus met de woorden: “Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten hebt gij geleerd.”
”Here Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?” Maar het antwoord luidt: “Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij.” (Luc.13:26; Matth.7:22)
In dit leven hebben zij geen gemeenschap gehad met Christus; daarom kennen zij de taal van de hemel niet en zijn vreemdelingen wat betreft de blijdschap daar. “Wie toch onder de mensen weet wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand wat in God is, dan de Geest Gods.” (1 Cor.2:11)
De verdrietigste van alle woorden die een mens ooit zal kunnen horen zijn de veroordelende woorden: “Ik ken u niet.” De gemeenschap met de Geest, die u veronachtzaamd hebt, is alleen in staat u te verenigen met de blijde menigte bij het bruiloftsfeest. Aan dat toneel kunt u geen deel hebben. Het licht daarvan zou vallen op blinde ogen en de muziek op dove oren. De liefde en blijdschap van dat feest zouden geen weerklank vinden in het hart dat door de wereld is afgestompt. U wordt buiten de hemel gesloten door uw eigen ongeschiktheid om daar te zijn.
Wij kunnen niet gereed zijn de Heer te ontmoeten door wakker te worden als de roep wordt gehoord: “De Bruidegom komt!”, om dan de lege lampen te laten vervangen door andere die gevuld zijn. Wij kunnen in dit leven niet zonder Christus leven en toch geschikt zijn om in de hemel met Hem om te gaan.
In de gelijkenis hadden de wijze maagden olie in hun reservekruikjes. Hun licht brandde helder terwijl zij wachtten. Dit licht droeg bij tot de heerlijkheid van de bruidegom. Terwijl het in het donker straalde, hielp het mee de weg te verlichten naar het huis van de bruidegom, naar het bruiloftsfeest.
Zo moeten Christus’ volgelingen hun licht laten schijnen in deze duistere wereld. Door de Heilige Geest is Gods Woord een licht wanneer het een veranderende macht wordt in het leven van hen die het ontvangen. Door in hun harten de beginselen van zijn Woord te planten, ontwikkelt de Heilige Geest in de mensen Gods eigenschappen. Het licht van zijn heerlijkheid — zijn karakter — moet in zijn volgelingen gezien worden. Op deze wijze moeten zij God verheerlijken en de weg verlichten naar het huis van de Bruidegom, naar de stad Gods, naar de bruiloft van het Lam.
De bruidegom kwam te middernacht, tijdens het donkerste uur. Zo zal de komst van Christus plaatsvinden in het donkerste uur van deze wereldgeschiedenis. De dagen van Noach en van Lot schilderen de toestand van de wereld kort voor de komst van de Zoon des Mensen. De Schrift die vooruitwijst naar deze tijd, zegt dat Satan zal werken “met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen en met allerlei verlokkende ongerechtigheid.” (2 Tess.2:9,10)
Zijn werk blijkt duidelijk uit de snel toenemende duisternis, de talloze dwalingen, ketterijen en verleidingen van deze laatste dagen. Niet alleen leidt Satan de wereld gevangen, zijn verleidingen dringen ook door in de belijdende kerken van onze Here Jezus Christus. De grote afval zal zich ontwikkelen tot een duisternis, even diep als de middernacht, even ondoordringbaar als een haren zak. Voor Gods volk zal het een nacht van beproeving zijn, een nacht van geween, van vervolging ter wille van de waarheid. Maar uit die duistere nacht zal Gods licht tevoorschijn komen.
Hij doet het licht schijnen uit het duister. Toen de aarde woest en ledig was, en duisternis op de vloed lag, zweefde de Geest Gods over de wateren. “En God zei: Er zij licht; en er was licht.” (Gen.1:2,3) Zo zal Gods Woord gehoord worden in de nacht van geestelijke duisternis: “Er zij licht.” Hij zegt tot zijn volk: “Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op.” (Jes.60:1)
“Want zie”, zegt de Schrift, “duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.” (Jes.60:2)
De duisternis van een verkeerde voorstelling omtrent God omhult de wereld. De mensen raken hun kennis van zijn karakter kwijt. Gods karakter is verkeerd begrepen en op verkeerde wijze verklaard. In deze tijd moet een boodschap van God worden verkondigd, een boodschap die licht brengt door haar invloed en die een reddende macht heeft. Zijn karakter moet bekendgemaakt worden. Het licht van zijn heerlijkheid, goedheid, genade en waarheid moet in het duister van deze wereld uitgegoten worden.
De profeet Jesaja omschrijft dit werk met de volgende woorden:
“Klim op een hoge berg, vreugdebode Sion; verhef uw stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem; verhef ze, vrees niet; zeg tot de steden van Juda: Zie, hier is uw God! Zie, de Here Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit.” (Jes.40:9,10)
Zij die op de komst van de Bruidegom wachten, moeten tot de mensen zeggen: “Zie, hier is uw God!” De laatste stralen van het licht der genade, de laatste genadeboodschap die aan de wereld moet worden gebracht is een openbaring van zijn karakter vol liefde. Gods kinderen moeten zijn heerlijkheid openbaren. In hun eigen leven en karakter moeten zij laten zien wat Gods genade voor hen heeft gedaan.
Het licht van de Zon der gerechtigheid moet zichtbaar zijn in goede werken, in woorden van waarheid en daden van heiligheid.
Christus kwam als de weerkaatsing van de heerlijkheid van de Vader, om het licht der wereld te zijn. Hij kwam om God aan de mensen te openbaren en van Hem wordt geschreven dat Hij “gezalfd was met de Heilige Geest en met kracht en dat Hij rondging om goed te doen.” (Hand.10:38)
In de synagoge te Nazaret zei Hij: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.” (Luk.4:18) Dit werk had Hij ook aan zijn discipelen opgedragen. “Gij zijt het licht der wereld”, zei Hij. ‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.” (Matth.5:14,16)
De profeet Jesaja beschrijft dit werk als hij zegt: “Is het niet dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed? Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten; uw heil zal voor u uitgaan, de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn.” (Jes.58:7)
Op deze wij ze zal in de nacht van geestelijke duisternis Gods heerlijkheid door zijn gemeente schijnen in het oprichten van de gebogenen en het vertroosten van hen die treuren.
Overal om ons heen horen wij het klagen van een wereld vol verdriet. Overal zijn behoeftige en verslagen mensen. Het is onze taak de beproevingen en ellende van dit leven te verlichten en te verzachten.
Praktisch werk zal veel meer uitwerking hebben dan alleen maar preken. Wij moeten de hongerigen voeden, de naakten kleden en onderdak geven aan hen die geen onderdak hebben. Wij moeten zelfs nog meer doen. Alleen de liefde van Christus kan de noden van het hart bevredigen. Als Christus in ons leeft, zal ons hart vervuld zijn met goddelijk medeleven. De gesloten bronnen van oprechte christelijke liefde zullen ontsloten worden.
God vraagt niet alleen om onze gaven voor de behoeftigen. Hij vraagt ook om een opgeruimd gelaat, om woorden vol hoop, om een vriendelijke handdruk. Toen Christus de zieken genas, legde Hij zijn handen op hen. Ook wij moeten in nauwe aanraking komen met hen die wij proberen te helpen. Er leven veel mensen die geen hoop meer hebben. Breng in hun leven weer zonneschijn. Velen hebben de moed opgegeven. Spreek woorden van bemoediging tot hen. Bid voor hen. Velen hebben het brood des levens nodig. Lees hen voor uit Gods Woord. Menigeen is ziek terwijl voor die kwaal geen aardse balsem of lichamelijke genezing is. Bid voor deze mensen en breng hen naar Jezus. Zeg hen dat er een balsem in Gilead is, dat er een Heelmeester is.
Licht is een zegen, een universele zegen die zijn schatten uitstort over een ondankbare, onheilige, ontaarde wereld. Zo gaat het ook met het licht van de Zon der gerechtigheid. De hele wereld, die gehuld is in het duister van de zonde, van verdriet en pijn, moet verlicht worden met de kennis van Gods liefde. Geen enkele richting, klasse of groep mensen mag worden uitgesloten van dit licht van Gods troon.
De boodschap van hoop en genade moet tot aan de einden der aarde worden gebracht. Iedereen die wil kan beslag leggen op Gods kracht en vrede met Hem maken. Dan zal hij vrede maken. De heidenen behoeven niet langer in het middernachtelijk duister gehuld te blijven. De schaduwen moeten wijken voor de heldere stralen van de Zon der gerechtigheid. De macht van het dodenrijk is overwonnen.
Niemand kan echter meedelen wat hij niet zelf heeft ontvangen. In Gods werk kan de mens uit zichzelf niets. Niemand kan zich uit eigen kracht maken tot een lichtdrager voor God. De gouden olie, die door hemelse boden in de gouden vaten werd gedaan, om van deze vaten te stromen naar de lampen van het heiligdom, bracht een aanhoudend helder en stralend licht. Gods liefde, die aanhoudend tot de mens komt, stelt hem in staat licht te doen schijnen. In de harten van allen die door het geloof met God zijn verenigd stroomt de gouden olie der liefde overvloedig om zichtbaar te worden in goede werken, in ware, van harte gemeende dienst voor God.
In de grote en mateloze gave van de Heilige Geest bevinden zich alle schatten des hemels. Het is niet omdat God de rijkdom van zijn genade beperkt dat deze niet tot alle mensen komt. Als iedereen bereidwillig was om Hem aan te nemen, zouden allen met zijn Geest vervuld worden.
Iedereen heeft het voorrecht een levend kanaal te zijn waardoor God aan de wereld de schatten van zijn genade, de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, kan meedelen. Christus verlangt niets zozeer als mensen, die aan de wereld zijn karakter en zijn Geest bekend willen maken. Aan niets heeft de wereld zozeer behoefte als aan de openbaring van de liefde van de Heiland door de mens. De hele hemel wacht op kanalen waardoor de heilige olie kan stromen om een zegen en blijdschap te zijn voor menselijke harten.
Christus heeft elke mogelijke voorziening getroffen opdat zijn gemeente een veranderd lichaam zal zijn, verlicht door het Licht der wereld, in het bezit van de heerlijkheid van Immanuël. Het is zijn bedoeling dat iedere christen omgeven zal zijn met een geestelijke atmosfeer van vrede en licht. Hij wil dat wij zijn blijdschap in ons leven openbaren.
Het inwonen van de Geest zal zichtbaar zijn in het uitstromen van de hemelse liefde. Goddelijke volheid zal stromen door de toegewijde mens om op zijn beurt tot anderen te komen.
De Zon der gerechtigheid heeft genezing onder zijn vleugels. (Mal.4:2) Op gelijke wijze moet door elke discipel een bepaalde invloed ten leven, voor bemoediging, behulpzaamheid en ware genezing, uitgaan. De godsdienst van Christus betekent meer dan alleen vergeving van zonden. Ze betekent het wegnemen van onze zonden en deze lege ruimte te vullen met de gaven van de Heilige Geest. Ze betekent goddelijke verlichting, een zich verblijden in God. Ze betekent een hart, dat van het eigen-ik is ontdaan en dat gezegend is door de blijvende tegenwoordigheid van Christus. Wanneer Christus in het hart heerst, is daar reinheid en vrijheid van zonde. De heerlijkheid, volheid en volkomenheid van het evangelie wordt in het leven werkelijkheid. Het aanvaarden van de Heiland brengt volmaakte vrede, volmaakte liefde en volkomen zekerheid. De schoonheid en lieflijkheid van Christus’ karakter die in het leven geopenbaard worden, getuigen dat God werkelijk zijn Zoon in de wereld heeft gezonden om de wereld te redden.
Christus heeft zijn volgelingen niet gezegd dat zij moeten proberen hun licht te laten schijnen. Hij zegt: Laat uw licht schijnen. Als u Gods genade hebt ontvangen, is het licht binnen in u. Neem de hinderpalen weg en de heerlijkheid des Heren zal zichtbaar worden. Het licht zal schijnen om het duister te doordringen en te verdrijven. U moet uw licht wel laten schijnen in uw invloedssfeer.
De openbaring van zijn heerlijkheid in de gedaante van mensen zal de hemel zo dicht bij de mensen brengen dat de schoonheid van de innerlijke tempel zichtbaar zal zijn in iedereen, in wie de Heiland woont. De mensen zullen gegrepen worden door de heerlijkheid van een Christus die aanwezig is. In stromen van lof en dank uit de vele harten die op deze wijze voor God zijn gewonnen, zal de heerlijkheid terugkeren tot de grote Gever.
“Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op.” (Jes.60:1) Deze boodschap wordt gegeven aan hen die uitgaan om de Bruidegom te ontmoeten. Christus komt in macht en grote heerlijkheid. Hij komt in zijn heerlijkheid en in die van de Vader. Hij komt met al zijn heilige engelen. Terwijl de wereld in duisternis is gedompeld, zal er in elke woning van de heiligen licht zijn. Zij zullen het eerste licht van zijn wederkomst opvangen. Het onbezoedelde licht zal van zijn heerlijkheid stralen en Christus zal als de Verlosser aanbeden worden door allen die Hem hebben gediend. Terwijl de goddelozen uit zijn tegenwoordigheid wegvluchten, zullen de volgelingen van Christus zich verblijden.
Toen de aartsvader Job uitzag naar de wederkomst van Christus, zei hij: “Die ikzelf mij ten goede aanschouwen zal, die mijn eigen ogen zullen zien en niet een vreemde.” (Job 19:27)
Voor zijn getrouwe volgelingen is Christus een dagelijkse metgezel en een vertrouwde vriend geweest. Zij hebben in nauw contact, in dagelijkse gemeenschap met God geleefd. Over hen is de heerlijkheid des Heren opgegaan. In hen straalt het licht van de kennis der heerlijkheid van God in het gelaat van Jezus Christus. Nu verheugen zij zich in de heldere stralen van de heerlijkheid van de Koning in zijn majesteit. Zij zijn gereed voor de omgang met de hemel, want zij hebbende hemel in hun hart.
Met opgeheven hoofd, terwijl de heldere stralen van de Zon der gerechtigheid op hen rusten, en onder het gejuich dat hun verlossing nabij is, gaan zij uit, de Bruidegom tegemoet terwijl zij zeggen: “Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten dat Hij ons zou verlossen.” (Jes.25:9)
“En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt….... En Hij zeide tot mij: Schrijf: zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams.” (Openb.19:6-9)
“Hij is de Here der heren en de Koning der koningen — en zij die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen.” (Openb.17:4)
("Lessen uit het leven van alledag" - E.G.White)