10 Het visnet
Mattheüs 13:47-50
“Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. Wanneer het vol is, haalt men het op de oever en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg. Zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der rechtvaardigen af te zonderen, en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.”
Het slepen van het net is de prediking van het evangelie. Dit brengt zowel goeden als bozen in de gemeente. Wanneer het werk van het evangelie voltooid is, zal de scheiding plaatsvinden door het oordeel. Christus zag dat de aanwezigheid van valse broeders in de gemeente zou maken dat op negatieve manier over de waarheid gesproken zou worden. De wereld zou het evangelie lasteren op grond van de inconsequente houding van onwaarachtige gelovigen. Zelfs christenen zouden struikelen als zij zouden zien dat velen die de naam van Christus dragen niet door zijn Geest worden geleid. Omdat deze zondaars in de gemeente zijn, zouden mensen gevaar lopen te denken dat God hun zonden door de vingers ziet. Daarom neemt Christus de sluier voor de toekomst weg en vraagt dat allen beseffen dat het karakter, en niet de status de toekomst van de mens bepaalt.
Zowel de gelijkenis van het onkruid als die van het visnet leren duidelijk dat er nooit een tijd zal komen waarin alle goddelozen zich tot God zullen keren. De tarwe en het onkruid groeien samen op tot de oogst. De goede en onbruikbare vissen worden samen aan de oever gehaald om daar te worden gescheiden.
Ook leren deze gelijkenissen dat er na het oordeel geen proeftijd meer is. Als het evangeliewerk voltooid is, volgt onmiddellijk de scheiding tussen goed en kwaad en is het lot van elke groep voor altijd beslist.
God wenst niemands ondergang. “Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, gij huis Israëls?” (Ez. 33:11)
Zolang de genadetijd duurt, smeekt zijn Geest de mensen om de gave van het leven te aanvaarden. Alleen zij, die aan dit smeken weerstand bieden, zullen verloren gaan. God heeft gezegd dat de zonde moet worden weggedaan als een kwaad dat het universum schade toebrengt. Zij die aan de zonde vasthouden zullen daarmee ten onder gaan.
("Lessen uit het Leven van Alledag" - E.G. White)