20 De erfenis van de Heiligen
EEN GESCHENK VAN DE HEER
Christus, alleen Christus en Zijn gerechtigheid, leveren ons een paspoort voor de hemel op. – Brief 6b, 1890
Een trots hart probeert het heil te verdienen, maar zowel ons recht op de hemel als onze geschiktheid is in de gerechtigheid van Christus te vinden. – DA 300 (1898)
Hij werd lid van het aardse gezin, zodat wij lid kunnen worden van het hemels gezin. – DA 638 (1898)
Beter dan een toegangsbewijs voor het edelste paleis op aarde is een toegangsbewijs voor de woningen, die onze Heer is gaan bereiden. En beter dan alle aardse lof zullen de woorden van onze Heiland tot Zijn trouwe dienaren zijn: “Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.” (Mattheüs 25: 34 – COL 374 (1900)
WAAROM WE AAN DE TOEKOMSTIGE WERELD MOETEN DENKEN
Jezus heeft de hemel laten zien, en toont haar heerlijkheid voor onze ogen, zodat we niet buiten de eeuwigheid om rekenen. – ST, 4 april 1895
Als we letten op de eeuwige werkelijkheid, ontwikkelen we de gewoonte om met Gods aanwezigheid rekening te houden. Dat is een bescherming tegen het binnendringen van de vijand. Het geeft ons kracht en zekerheid, en tilt onze ziel uit boven vrees. Als we de sfeer van de hemel inademen, ademen we de malaria ( = slechte lucht2, verdorvenheid) van de wereld niet in... Jezus komt, om ons de voordelen en de mooie beelden van de hemel te tonen, zodat de hemel in onze gedachten aantrekkelijk wordt, en ons geheugen vol beelden van eeuwige en hemelse schoonheid komt... De grote Leraar biedt de mens uitzicht op de toekomstige wereld. Hij brengt die, met haar aantrekkelijke kanten, binnen ons gezichtsveld... Als Hij ons denken kan fi xeren op het toekomstige leven en de zegeningen, die daar zijn in vergelijking met de tijdelijke zorgen van deze wereld, dan werkt die scherpe tegenstelling diep in op onze geest. Dan worden hart en ziel en heel ons wezen daarin meegenomen. – OHC 285, 286 (1890)
MOTIEVEN VAN EEN CHRISTEN
Sterkere motieven en krachtiger middelen bestaan er niet. De overvloedige beloning voor het doen van het goede, het genot van de hemel, het gezelschap van engelen, de gemeenschap met en de liefde van God en van Zijn Zoon, het voor eeuwig vergroten en het zich ontplooien van al onze vermogens: Zijn dit geen krachtige argumenten en aanmoedigingen, om ons te motiveren, onze Schepper en Verlosser de liefdevolle dienst van ons hart aan te bieden? – SC 21, 22 (1892)
Als we Jezus in vrede ontmoeten en we gered zijn, voor eeuwig gered, dan zijn we de gelukkigste van alle mensen. O, eindelijk thuis te zijn, waar de goddelozen geen moeilijkheden meer kunnen maken, en waar de vermoeiden rust hebben! – Brief 113, 1886
Ik houd ervan, in de wereld al dat mooie in de natuur te zien. Ik denk, dat ik volmaakt tevreden met deze aarde zou zijn, omgeven door de goede dingen die God geeft, als zij niet door de vloek van de zonde was bedorven. Maar we zullen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde krijgen. Johannes zag het in een heilig visioen en zei: “En ik hoorde een luide stem vanuit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.” (Openbaring 21: 3) O, wat een zegenrijke hoop, wat een heerlijk vooruitzicht! – Brief 62, 1886
EEN REËLE EN TASTBARE PLEK
Wat een bron van vreugde voor de discipelen, te weten dat ze zo’n Vriend in de hemel hadden om voor hen te pleiten! Door de zichtbare hemelvaart van Christus veranderden al hun inzichten en ideeën over de hemel. Vroeger dachten ze, dat het een onbegrensde ruimte was, bevolkt door onstoffelijke geesten. Nu was de hemel verbonden met de gedachte aan Jezus, die zij boven alle anderen hadden lief gekregen en waren gaan eerbiedigen. Met Hem hadden ze gesproken en waren ze van de ene plaats naar de andere getrokken. Ze hadden Hem aangeraakt, zelfs in Zijn opstandinglichaam... De hemel was voor hen niet langer een onbepaalde, onbegrijpelijke ruimte, vol ontastbare geesten. Ze zagen haar nu als hun toekomstig thuis, waar hun liefdevolle Verlosser woningen voor hen aan het klaarmaken is. – 3SP 262 (1878)
De angst, de toekomstige erfenis te materieel voor te stellen, heeft veel mensen ertoe gebracht, juist die waarheden weg te vergeestelijken, die ons ertoe brengen de hemel als ons thuis te zien. Christus verzekerde Zijn discipelen, dat Hij heenging om woningen voor hen te bereiden in het huis van Zijn Vader. – GC 674, 675 (1911)
Op de nieuwe aarde zullen de verlosten dat werk doen en deelnemen aan die pleziertjes, die in het begin Adam en Eva gelukkig maakten. We zullen leven als in de hof van Eden, een leven in de tuin en op het veld. – PK 730, 731 (c 1914)
ONBESCHRIJFLIJKE HEERLIJKHEID
Ik zag de geweldige schoonheid en heerlijkheid van Jezus. Zijn gelaat was schitterender dan de middagzon. Zijn gewaad was witter dan het witste wit. Hoe kan ik … jou de heerlijkheid van de hemel beschrijven, en die lieflijke engelen, die zingen en op hun tiensnarige harp spelen! – Brief 3, 1851 De wonderlijke dingen die ik daar zag, kan ik niet beschrijven. O, als ik de taal van Kanaän kon spreken, dan kon ik iets van de heerlijkheid van die betere wereld vertellen. – EW 19 (1851)
Taal is een veel te zwak middel, om de hemel te kunnen beschrijven. Als de beelden zich aan mij voordoen, ben ik één en al verwondering. Meegevoerd in die alles overtreffende schittering en die overmatige heerlijkheid, leg ik mijn pen neer en roep uit: “O, wat een liefde! Wat een wonderlijke liefde!”
De meest verheven taal is niet in staat om de heerlijkheid van de hemel, of de mateloze liefde van de liefde van onze Heiland te beschrijven. – EW 289 (1858)
Menselijke taal is niet toereikend om de beloning voor de rechtvaardigen te beschrijven. Ze is alleen bekend aan de mensen die haar aanschouwen. Geen eindige geest kan de heerlijkheid van het paradijs van God bevatten. – GC 675 (1911)
Als we ook maar één blik in de hemelse stad konden werpen, dan zouden we nooit meer op aarde willen wonen. – ST, 8 april 1889
STROMEN, HEUVELS EN BOMEN
Hier zagen we de boom van het leven en de troon van God. Uit de troon stroomde een rivier van zuiver water, en aan beide zijden van die rivier stond de boom van het leven. Aan de ene kant van de rivier stond een boomstronk en aan de andere kant van de rivier één: beiden van zuiver, doorschijnend goud. Eerst dacht ik dat ik twee bomen zag. Ik keek nog eens, en zag dat ze aan de top in één boom samen kwamen. Dus stond de boom van het leven aan weerszijden van de rivier van het leven. Zijn takken bogen neer tot waar wij stonden. Hij droeg schitterende vruchten. Ze leken op goud met zilver gemengd. – EW 17 (1851)
Er zijn daar eeuwig stromende rivieren, helder als kristal. En aan hun oevers werpen wuivende bomen hun schaduw over de paden, die aangelegd zijn voor de verlosten van de Heer. Er zijn wijde vlaktes die in mooie heuvels overgaan. En Gods bergen reiken naar hun verheven top. Op die vreedzame vlaktes, aan de oevers van die levende stromen, zal Gods volk, dat zo lang pelgrim en zwerver is geweest, een thuis vinden. – GC 675 (1911)
BLOEMEN, VRUCHTEN, DIEREN
Ik zag nog een veld, vol met allerlei soorten bloemen. Onder het plukken riep ik uit: “Ze zullen nooit verwelken.” Daarna zag ik een veld met hoog gras, schitterend om te zien: het was levend groen en weerkaatste zilver- en goudkleurig licht, terwijl het trots heen en weer wuifde tot eer van Koning Jezus. Toen kwamen we op een veld met allerlei soorten dieren: leeuwen, lammeren, luipaarden en wolven – allemaal in volmaakte harmonie bijeen. We gingen midden tussen hen door en ze volgden ons vreedzaam. Toen kwamen we in een bos, niet als de donkere bossen hier; nee, nee. Ze waren licht en één en al pracht. De takken van de bomen bewogen heen en weer. We riepen allemaal uit: “We kunnen veilig wonen in de steppe en in de bossen kunnen slapen.” (vgl. Ezechiël 34: 25 NBG) We trokken door de bossen, want we waren op weg naar de berg Sion... Op de berg stond een schitterende tempel... Er stonden allerlei soorten bomen omheen om de plaats te verfraaien: buxussen, pijnbomen, dennen, olijfbomen, mirte, granaatappelen en vijgenbomen bogen neer onder het gewicht van hun juist rijpe vijgen. De bomen maakten die plaats tot een heerlijk oord...
En ik zag een zuiver zilveren tafel. Die was vele mijlen lang. Toch konden we die met het oog overzien. Ik zag de vrucht van de boom van het leven, het manna, amandelen, vijgen, granaatappels, druiven en nog veel meer soorten fruit. Ik vroeg Jezus, of ik van de vruchten mocht eten. – EW 18, 19 (1851)
DE KRACHT VAN DE EEUWIGE JEUGD
Iedereen komt met dezelfde gestalte uit het graf, als toen men erin gelegd werd. Adam, temidden van de opgestane menigte, is van rijzige gestalte en hij is majestueus van uiterlijk. Hij is qua gestalte maar een beetje kleiner dan de Zoon van God. Hij vormt een opvallende tegenstelling met de mensen uit latere generaties. Op dit ene punt is al de grote degeneratie van ons geslacht te zien. Maar iedereen staat op, met de frisheid en de kracht van de eeuwige jeugd... Wanneer ze weer toegang krijgen tot de boom van het leven in de lang verloren gegane hof van Eden, zullen de verlosten “toenemen” (Maleachi 4: 2 SV) en tot volle wasdom komen, tot de volle glorie van vóór de tijdrekening begon. – GC 644, 645 (1911)
Als Adam, toen hij geschapen werd, niet twintig keer zoveel levenskracht had gehad als mensen nu hebben, dan zou ons geslacht, met de huidige gewoontes, die in strijd zijn met de natuurwetten, zijn uitgestorven. – 3T 138 (1872)
Niemand zal rust willen of nodig hebben. Men wordt het niet moe de wil van God te doen en Zijn naam te loven. We zullen ons steeds fris als de morgen voelen, en zullen steeds ver van het einde van de dag verwijderd zijn... Het verwerven van kennis zal onze geest niet vermoeien, of onze energie uitputten. – GC 676, 677 (1911)
De hemel is één en al gezondheid. – 3T 172 (1872)
GELUK GEGARANDEERD
Jezus lichtte de sluier op van het toekomstige leven. Hij zei: “Want in de opstanding nemen ze niet ten huwelijk en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar ze zijn als engelen van God in de hemel.” (Mattheüs 22: 30) – DA 605 (1898)
Er zijn vandaag mensen, die zeggen te geloven, dat er op de nieuwe aarde huwelijken en geboortes zullen zijn. Maar mensen die in de Schriften geloven kunnen zulke opvattingen niet accepteren. De leerstelling, dat er op de nieuwe aarde kinderen geboren zullen worden, vormt geen onderdeel van “het profetische woord, dat vast en zeker is.” (II Petrus 1: 19)... Het is hoogmoed, om veronderstellingen te doen en theorieën te vormen over dingen, die God in Zijn Woord niet aan ons heeft bekend gemaakt. We hoeven niet te speculeren over onze toekomstige status. – 1SM 172, 173 (1904)
Gods medewerkers mogen geen tijd besteden aan speculaties over de omstandigheden, die op de nieuwe aarde zullen bestaan. Het is hoogmoed, om veronderstellingen te doen en theorieën te vormen over dingen, die God niet in Zijn Woord aan ons bekend heeft gemaakt. Hij heeft voor alles gezorgd om ons in het toekomstige leven gelukkig te maken. We mogen niet speculeren over Zijn plannen met ons. En we mogen ook de omstandigheden in het toekomstig leven niet afmeten aan de omstandigheden in dit leven. – GW 314 (1904)
DE IDENTITEIT VAN DE VERLOSTEN BLIJFT BEWAARD
De opstanding van Jezus was een beeld van de laatste opstanding van allen die in Hem rusten. Het gelaat van de opgestane Heiland, Zijn manieren, Zijn spraak: het was allemaal aan Zijn discipelen bekend. Zoals Jezus uit de doden opstond, zo zullen de mensen die in Hem rusten opstaan. We zullen onze vrienden herkennen, net als de discipelen Jezus herkenden. Misschien zijn ze in dit leven misvormd of ziekelijk geweest, misschien is hun uiterlijk geschonden geweest. Maar ze zullen in volmaakte gezondheid en met de juiste proporties opstaan. Toch blijft in hun verheerlijkt lichaam hun identiteit volkomen bewaard. – DA 804 (1898)
Dezelfde gestalte komt uit het graf, maar die zal vrij zijn van ziekte en elk gebrek. Men leeft een nieuw leven, en draagt dezelfde persoonlijke karaktertrekken, zodat de ene vriend de andere zal herkennen. – 6BC 1093 (1900)
Daar zullen we kennen, zoals we zelf gekend zijn. Daar zullen we onze voorliefdes en voorkeuren, die God in onze ziel geplant heeft, het best en aangenaamst kunnen oefenen. – Ed 306 (1903)
EEN BLOZENDE GELAATSKLEUR EN EEN LICHTGEWAAD
Toen Adam uit de hand van zijn Schepper kwam, was hij edel en symmetrisch van gestalte. Hij was meer dan twee keer zo lang als de mensen die nu op aarde leven en had de juiste proporties. Hij had mooie en volmaakte gelaatstrekken. Zijn gelaatskleur was niet grauw en bleek, maar blozend, blakend van gezondheid. Eva was niet zo lang als Adam. Haar hoofd reikte een beetje boven zijn schouders. Ook zij was edel, volmaakt gevormd en heel mooi. – 3SG 34 (1864)
Het zondeloze paar droeg geen kunstmatige kleren. Ze waren gekleed in een gewaad van licht en heerlijkheid, zoals de engelen dragen. Zolang ze gehoorzaam aan God bleven, waren ze in dit lichtgewaad gehuld. – PP 45 (1890)
DE VREUGDE VAN HET WEERZIEN VAN ONZE FAMILIE IN DE HEMEL
We zien een stoet van engelen aan weerskanten van de poort. En als we naar binnen gaan, zegt Jezus: “Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.” (Mattheüs 25: 34) Hier zegt Hij jullie, deel te hebben aan Zijn vreugde. En wat is dat? Het is de vreugde degenen te zien, waarvoor je moeitevol lijden (vgl. Jesaja 53: 11 NBG) hebt doorstaan, vaders. Het is de vreugde, moeders, dat jullie inspanningen beloond worden. Hier zijn jullie kinderen, met de levenskroon op hun hoofd. – CG 567, 568 (1895)
Gods grootste geschenk is Christus. Zijn leven is van ons, het is voor ons overgegeven. Hij stierf voor ons, en is voor ons opgewekt. Zo kunnen wij uit het graf opstaan tot het heerlijke gezelschap van engelen in de hemel. We ontmoeten onze geliefden en herkennen hun gezicht. Want het feit, dat we op Christus lijken, doet hun uiterlijk niet verdwijnen, maar verandert het naar Zijn heerlijk uiterlijk. Alle heiligen, die hier een familieband hadden, zullen elkaar daar wederzijds herkennen. – 3SM 316 (1898)
HET HEIL VAN KLEINE KINDEREN EN GEESTELIJK GEHANDICAPTEN
Als kleine kinderen onsterfelijk uit hun bedden van stof opstaan, vliegen zij onmiddellijk hun moeder in de armen. Ze ontmoeten elkaar weer, om nooit weer van elkaar gescheiden te worden. maar veel kleintjes hebben daar geen moeder. We luisteren tevergeefs, of de moeder een enthousiast overwinningslied laat horen. De engelen nemen de moederloze kinderen op en leiden ze naar de boom van het leven. – 2SM 260 (1858)
Sommigen vroegen zich af, of kleine kinderen zelfs van gelovige ouders gered konden worden, omdat hun karakter niet getoetst is. Iedereen moet toch op de proef gesteld worden, en hun karakter wordt toch door beproevingen bepaald. Men vraagt dan: “Hoe kunnen kleine kinderen deze toets en deze beproeving ervaren?” Mijn antwoord is, dat het geloof van de ouders de kinderen bedekt, net zoals toen God Zijn oordeel uitzond over de eerstgeborenen van de Egyptenaren... Of alle kinderen van niet-gelovige ouders gered worden, kunnen we niet zeggen, omdat God Zijn bedoeling in deze zaak niet heeft bekend gemaakt. We kunnen die zaak beter bij God laten rusten, en ons bezig houden met dingen die God in Zijn Woord duidelijk heeft gezegd. – 3SM 313-315 (1885)
Wat het geval van A betreft: u ziet hem zoals hij nu is en beklaagt het feit, dat hij simpel is. Hij heeft weet van zonde. De genade van God zal deze erfelijk overgedragen geestelijke handicap wegdoen. Dan zal hij een erfenis hebben, samen met de heiligen in het licht. De Heer heeft u verstand gegeven. A is wat zijn verstand betreft een kind. Maar hij is ook gehoorzaam en aanhankelijk als een kind.
EERBETOON AAN VADERS EN MOEDERS
Als het oordeel plaatsvindt, en de boeken worden geopend; als het “goed gedaan” van de hoogste Rechter wordt uitgesproken, en de kroon van de onsterfelijke heerlijkheid is op het voorhoofd van de overwinnaar geplaatst – dan zullen veel mensen hun kroon voor het oog van het hele heelal afnemen. Ze wijzen dan naar hun moeder en zeggen: “Zij heeft mij door Gods genade gemaakt tot alles wat ik ben. Haar aanwijzingen en haar gebeden zijn tot zegen geworden voor mijn eeuwige zaligheid.” – MYP 330 (1881)
Gods engelen maken de namen van de moeders onsterfelijk. Want door hun inspanningen zijn hun kinderen voor Jezus Christus gewonnen. – CG 568 (1895)
DE BELONING VOOR IEMAND DIE ZIELEN HEEFT GEWONNEN
Als de verlosten voor God staan, zullen kostbare zielen bij het afroepen van hun naam antwoorden. Onder hen zijn mensen, die daar zijn vanwege de trouwe, geduldige inspanningen die voor hen gedaan zijn. Er is tot hen gesmeekt en ernstig op hen ingepraat om tot de Burcht te vluchten. Zo ontvangen de mensen, die in deze wereld Gods medewerkers zijn geweest, hun beloning. – ST 196, 197 (1904)
Als de poorten van die prachtige stad daarboven, op hun glanzende scharnieren open zwaaien, en de volken die de waarheid hebben bewaard binnen zullen gaan – dan krijgen ze een heerlijke kroon op hun hoofd. Ze geven God eer, heerlijkheid en majesteit. En dan zullen sommige mensen op u toekomen en zeggen: “Als uw vriendelijke woorden er niet waren geweest; als u niet zoveel tranen had geplengd, smeekbeden had gedaan en u zó ernstig had ingespannen – dan zou ik nooit de Koning in Zijn schoonheid hebben gezien.” Wat is dat een beloning! Hoe onbetekenend is de lof van mensen in dit aardse leven, dat voorbij gaat, in vergelijking met de oneindige beloning die de getrouwen wacht in het toekomstige, eeuwige leven! – Words of Encouragement to Self-supporting Workers (Ph 113) 16 (1909)
ONZE GEZINDHEID BLIJFT ONVERANDERD
Om in de hemel een heilige te kunnen zijn, moet je eerst een heilige op aarde zijn. De karaktertrekken die je in je leven koestert, veranderen niet door dood of opstanding. Je komt met dezelfde gezindheid uit het graf, als die je thuis en in de samenleving hebt laten zien. Jezus verandert bij Zijn komst ons karakter niet. Die verandering moet nú plaatsvinden. Ons dagelijks leven bepaalt onze bestemming. We moeten onze karakterfouten belijden en door genade van Christus overwinnen. In deze genadetijd moeten we een evenwichtig karakter vormen, zodat we geschikt zijn voor een woning in de hemel. – 13MR 82 (1891)
DE HEMEL IS VREDIG EN LIEFDEVOL
De vrede en harmonie in de verblijven in de hemel zullen niet worden verstoord door de aanwezigheid van iemand die ruw of onvriendelijk is. – 8T 140 (1904)
Alles in de hemel is edel en verheven. Ieder zoekt het belang en het geluk van anderen. Niemand richt zich erop, alleen maar voor zichzelf te zorgen. De hoogste vreugde voor alle heiligen is, hun omgeving blij en gelukkig te zien. – 2T 239 (1869)
Het leek, of ik daar was, waar alles vrede is, waar geen stormachtige aardse confl icten ooit kunnen doordringen – de hemel, een rechtvaardig koninkrijk, waar ieder die heilig, rein en gezegend is samenkomt: Tienduizend maal tienduizend en duizenden maal duizenden leven en wandelen gelukkig en in reine intimiteit met elkaar. Ze prijzen God en het Lam die op de troon zitten. Hun stemmen klinken volmaakt harmonieus. Ze doen elkaar nooit verdriet. Hemelvorsten, de machthebbers in dit machtige koninkrijk, rivaliseren alleen in goed doen met elkaar. Ze zoeken elkaars geluk en vreugde. Daar is de grootste, wie het minste eigendunk heeft. En de minste is het grootst in dankbaarheid en overvloedige liefde.
Er zijn geen donkere dwalingen, die ons verstand verduisteren. Waarheid en heldere, krachtige en volmaakte kennis verdrijven elke twijfel. Geen wolk van twijfel werpt zijn treurige schaduw over de gelukkige hemelbewoners. Twistende stemmen verstoren de aangename en volmaakte rust in de hemel niet. Zijn bewoners kennen geen verdriet, geen pijn, geen tranen. Alles is volmaakt harmonieus, volmaakt ordelijk en volmaakt in pracht... De hemel is een thuis, waar elk hart meeleeft met anderen. En dit komt in elke blik tot uiting. Liefde regeert daar. Er is geen enkele wanklank, geen tweedracht, geen wedijver in woorden en geen woordenstrijd. – 9MR 104, 105 (1882)
GEEN VERZOEKING EN GEEN ZONDE
Er is geen boom van kennis van goed en kwaad, die de mogelijkheid tot verzoeking biedt. Er is geen verzoeker, geen mogelijkheid om verkeerd te doen. – Ed 302 (1903)
Ik hoorde triomfkreten van engelen en van de verloste heiligen, die klonken als tienduizend muziekinstrumenten, omdat ze niet langer door de satan geplaagd en verzocht konden worden, en omdat ook de bewoners van andere werelden van zijn aanwezigheid en verzoekingen waren bevrijd. – SR 416 (1858)
GEMEENSCHAP MET DE VADER EN DE ZOON
Gods volk heeft het voorrecht, om open gemeenschap met de Vader en de Zoon te mogen hebben... We zullen Hem zien van aangezicht tot aangezicht (I Korinthe 13: 12), zonder een bedekkende sluier. – GC 676, 677 (1911)
We zullen eeuwig in de nabijheid zijn en het licht genieten van Zijn dierbaar gezicht. Mijn hart loopt over van vreugde bij dat blijde vooruitzicht! – HP 352 (1856)
De hemel is daar, waar Christus is. De hemel zou voor de mensen, die Christus liefhebben, geen hemel zijn, als Hij daar niet was. – Ms 41, 1897
God en de opgestane heiligen zullen een warme en tedere band hebben. – DA 606 (1898) Wij werpen de kroon, die Hij op ons hoofd heeft gezet, aan de voeten van onze Verlosser neer. En we beroeren onze gouden harp en vullen de hele hemel met lof aan Hem die op de troon zit. – 8T 254 (1904)
Als ze tijdens dit leven trouw aan God zijn, zullen ze uiteindelijk “Zijn aangezicht zien en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.” (Openbaring 22: 4) En wat is groter geluk in de hemel, dan God te mogen zien? Welke vreugde is er groter voor een zondaar, die door de genade van Christus verlost is, dan God in het gezicht te mogen zien en Hem je Vader te mogen weten? – 8T 268 (1904)
GEMEENSCHAP MET ENGELEN EN MET DE GETROUWEN VAN ALLE EEUWEN
Iedere verloste krijgt inzicht in hoe de engelen in zijn of haar leven hun dienst hebben verricht. De engel, die vanaf het vroegste begin beschermengel was, die over alle stappen waakte en het hoofd beschutte in tijden van gevaar. De engel die erbij was in het dal van de schaduw van de dood (Psalm 23: 4), die de plek markeerde waar hij of zij rust. De engel die ons als eerste op de morgen van de opstanding zal begroeten: Wat zal het geweldig zijn, om met die engel te kunnen spreken, en erachter te komen, hoe God in ons persoonlijk leven heeft ingegrepen, hoe de hemel in alle werk voor de mensheid heeft meegewerkt! – Ed 305 (1903)
Voor welke gevaren, gezien en ongezien, wij door het ingrijpen van engelen zijn bewaard gebleven, zullen we pas in het licht van de eeuwigheid kunnen weten, als we de voorzienigheid van God leren kennen. – DA 240 (1898)
De voorliefdes en voorkeuren, die God zelf in onze ziel heeft gelegd, zullen pas daar werkelijk goed tot ontplooiing komen. We zullen zuivere gemeenschap hebben met heilige wezens. We gaan harmonieus om met gezegende engelen, en met de getrouwen van alle eeuwen, die hun gewaden gewassen hebben en hebben wit gemaakt in het bloed van het Lam. (Openbaring 7: 14) Het zijn heilige banden, die “elk geslacht in de hemelen en op de aarde” (Efeziërs 3: 15) samenbinden. Dit alles zorgt voor het geluk van de verlosten. – GC 677 (1911)
GETUIGEN TEGENOVER ONGEVALLEN WEZENS
“De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen” (Mattheüs 20: 28) Wat Christus op aarde heeft gedaan, doet Hij ook in de hemel. Onze beloning voor het werk, samen met Hem in deze wereld, is grotere kracht en meer voorrechten om met Hem in de toekomstige wereld mee te mogen werken. “Gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.”(Jesaja 43: 12 SV) Dat zal ook in de eeuwigheid zo zijn. Waarom mocht het Grote Confl ict al die eeuwen doorgaan? Waarom werd het leven van de satan niet beëindigd aan het begin van zijn opstand? – Dat was om het heelal te overtuigen van Gods rechtvaardigheid in hoe Hij met het kwaad omgaat. De zonde moet voor eeuwig worden veroordeeld. In het verlossingsplan zijn hoogten en diepten, die tot in eeuwigheid niet gepeild kunnen worden; er zijn raadsels, die de engelen begeren in te zien. (I Petrus 1: 12) Alleen de verlosten kennen uit eigen ervaring de strijd met de zonde. Zij hebben met Christus meegewerkt, en hebben, wat zelfs de engelen niet konden, deel gekregen aan Zijn lijden. Zouden zij dan geen getuigenis hebben over het verlossingswerk? Zouden zij de ongevallen wezens dan niets waardevols kunnen melden? – Ed 308 (1903)
GOD PRIJZEN MET RIJKE, MELODIEUZE MUZIEK
Er zullen daar liederen zijn, en muziek: muziek, die geen sterfelijk oor ooit heeft gehoord, en geen menselijke geest ooit heeft ontvangen, behalve in Gods visioenen... Het lied dat de verlosten zullen zingen – hun geloofslied – zal Gods heerlijkheid roemen: “Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken?” (Openbaring 15: 3, 4) – Ed 307-309 (1903)
Één engel heeft steeds de leiding. Hij beroert de harp het eerst en geeft de toon aan. Dan stemt iedereen in en speelt mee met de rijke, volmaakte muziek van de hemel. Het is niet te beschrijven. Het is hemelse, Goddelijke muziek. – 1T 146 (1857)
Hij zal niet als Man van smarten op de Olijfberg staan, maar als verheerlijkte en overwinnende Koning. Hebreeuwse halleluja’s zullen zich vermengen met heidense hosanna’s. En de stemmen van de verlosten zullen als één machtig leger de roep aanheffen: Kroon Hem, de Heer van alles! – DA 830 (1898)
DE SCHATTEN VAN HET HEELAL ONTDEKKEN
Als daar de sluier, die onze blik verduistert, wordt weggenomen, en onze ogen die mooie wereld zien, waarvan we nu glimpjes opvangen via de microscoop, wat zal er dan een wereld voor bestudering voor ons opengaan! We zullen de heerlijkheid van de hemel zien, die we nu van ver door een telescoop waarnemen. Maar als de vloek van de zonde is weggenomen, zal de hele aarde verschijnen in heel haar Goddelijke schoonheid.
Mensen die de wetenschap beoefenen kunnen dan de verslagen over de schepping raadplegen. Ze zullen dan niets ontdekken, wat herinnert aan de wet van het kwaad. Men kan luisteren naar de natuurlijke muziek van menselijke stemmen. En men zal geen klaagzang of droevige ondertoon kunnen bespeuren... Alle schatten van het heelal liggen voor bestudering door de kinderen van God open. Met onuitsprekelijke vreugde zullen we delen in de blijdschap en de wijsheid van de ongevallen wezens. We zullen met elkaar de schatten delen, die door eeuwenlange overdenking van Gods werken zijn verworven. – Ed 303, 307 (1903)
Niet meer gebonden door het sterfelijk zijn, vliegen we onvermoeibaar naar verafgelegen werelden – werelden die sidderden van verdriet bij de aanblik
van het leed van de mens, en die weerklonken van blij gezang bij het bericht van één losgekochte ziel... We kunnen met onbelemmerde blik de heerlijkheid van de schepping aanschouwen: zonnen, sterren en stelsels, die allemaal volgens de hun aangewezen orde rond Gods troon cirkelen. Op alles, van groot tot klein, is de naam van de Schepper geschreven. En in alles kun je de rijkdom van Zijn macht aanschouwen. – GC 677, 678 (1911)
WE BESTUDEREN DE HEILSGESCHIEDENIS
De schare van verlosten zal van wereld naar wereld trekken. En veel van hun tijd besteden ze aan het bestuderen van de geheimenissen van de verlossing. – 7BC 990 (1886)
Het onderwerp verlossing zal het hart, de gedachten en de tong van de verlosten de hele eeuwigheid lang bezighouden. Ze zullen waarheden leren kennen, die Christus voor Zijn discipelen wilde openbaren, maar die ze door gebrek aan geloof niet konden bevatten. Voor eeuwig en eeuwig zullen nieuwe inzichten in de volmaaktheid en heerlijkheid van Christus aan het licht komen. De oneindige eeuwen lang zal de gelovige Heer des huizes uit zijn schatten nieuwe en oude dingen tevoorschijn halen. (vgl. Mattheüs 13: 52) – COL 134 (1900)
Dan zal voor ons het verloop van het Grote Confl ict worden ontvouwd. Dat confl ict ontstond voor onze tijdrekening begon en eindigt pas, als er een einde aan de tijd is gekomen. De geschiedenis van het ontstaan van de zonde, van de fatale fout en zijn boze uitwerking, van de waarheid, die – niet van de eigen rechte lijn gebracht – de dwaling heeft bestreden en heeft overwonnen. Dat alles zal aan het licht komen. De sluier die scheiding maakt tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld, zal opzij worden geschoven. Wonderlijke dingen zullen worden geopenbaard. – Ed 304 (1903)
Hoewel het verdriet, de pijn en de verzoekingen van de aarde voorbij zijn, en hun oorzaak is weggenomen, zal het volk van God steeds duidelijk en helder inzien, wat hun verlossing gekost heeft... Onze Verlosser zal voorgoed de teken van Zijn kruisiging in Zich meedragen. Op Zijn verwonde hoofd, in Zijn zijde, in Zijn handen en voeten zijn de enige sporen van de wrede uitwerking van de zonde te vinden – GC 651, 674 (1911)
DE VERWARRING IN ONS LEVEN WORDT ONS UITGELEGD
Alle verwarring in ons leven zal dan worden uitgelegd. Waar het voor ons leek, alsof we alleen maar verwarring en teleurstellingen te verwerken kregen, mislukte bedoelingen en niet uitgekomen plannen, zal dan blijken, dat er een groot, overkoepelend en zegevierend plan achter zat, een Goddelijke samenhang. – Ed 305 (1903)
Jezus voert ons daar naar de levende stroom, die uit de troon van God vloeit. En Hij zal ons de duistere voorzienigheid uitleggen, waarmee Hij ons hier op aarde leidde, om ons een volmaakt karakter te kunnen geven. – 8T 254 (1904)
Alles waarin de voorzienigheid van God ons in verwarring heeft gebracht, zal ons in de toekomstige wereld duidelijk worden gemaakt. Dingen die we moeilijk konden begrijpen, zullen dan worden ontvouwd. De geheimenissen van de genade worden dan voor ons uiteengezet. Waar ons eindig verstand alleen maar verwarring en gebroken beloftes kon ontdekken, zullen we dan een schone en volmaakte harmonie zien. We zullen weten, dat oneindige liefde ons die ervaringen deed ondergaan, die ons het meest op de proef stelden. Als we de tedere zorg van Hem die alle dingen laat meewerken ten goede, zullen beseffen, dan zullen we ons met onuitsprekelijke vreugde, vol heerlijkheid, verblijden. – 9T 286 (1909)
DE UITWERKING VAN ELKE EDELE DAAD
Ieder die vanuit een onzelfzuchtige geest heeft gewerkt, zal de vrucht van zijn inspanningen zien. De uitwerking van elk juist beginsel en van elke edele daad zal zichtbaar worden. Iets daarvan zien we hier al. Maar hoe weinig resultaat van de edelste daad ter wereld is er in dit leven zichtbaar voor degene die dat werk heeft gedaan! Wat is er onzelfzuchtig en onvermoeibaar gezwoegd voor mensen, die men niet eens kende! Ouders en leraren liggen op hun laatste rustplaats. Het lijkt alsof hun levenswerk voor niets is geweest. Maar ze weten niet, dat hun trouw bronnen van zegen heeft aangeboord, die nooit meer ophouden te stromen. Alleen in geloof zien ze de kinderen die ze hebben opgevoed tot zegen en inspiratie van hun medemens uitgroeien. En die invloed vermenigvuldigt duizendvoudig. Menig werker zendt boodschappen vol kracht, hoop en moed de wereld in, woorden die in elk land harten zegen brengen. Maar ze weten weinig van het resultaat van hun eenzaam en onbekend zwoegen. En zo worden gaven gegeven, lasten gedragen, opdrachten vervuld. Mensen zaaien het zaad, waarvan anderen, over hun graf heen, een gezegende oogst binnenhalen. Ze planten bomen, waarvan anderen de vruchten zullen eten. Hier stellen ze zich tevreden met de wetenschap, dat ze middelen ten goede hebben ingezet. In het hiernamaals zal de actie en reactie van dit alles aan het licht komen. – Ed 305, 306 (1903)
ONZE VREUGDE ZAL VOORTDUREND TOENEMEN
Er zijn geheimenissen in het verlossingsplan – de vernedering van de Zoon van God, opdat Hij de gestalte van een mens aan kon nemen, de wonderlijke liefde en minzaamheid van de Vader, dat Hij Zijn Zoon heeft overgegeven – waarover de engelen in de hemel zich voortdurend verwonderen... De hele eeuwigheid door zullen de verlosten die geheimenissen bestuderen. Tijdens het overdenken van Gods werk in schepping en verlossing, zal zich voor het verwonderde en verheugde denken voortdurend nieuwe waarheid ontvouwen. Naarmate ze meer en meer de wijsheid, de liefde en de macht van God leren kennen, groeit hun inzicht voortdurend. En ook hun vreugde zal voortdurend toenemen. – 5T 702, 703 (1889)
En in de loop van de eeuwigheid zullen nog rijkere en heerlijker openbaringen van God en van Christus te zien zijn. Net zoals kennis toeneemt, nemen ook liefde, eerbied en geluk toe. Hoe meer mensen God leren kennen, hoe groter hun bewondering voor Zijn karakter. Als Jezus voor hun ogen de rijkdom van de verlossing en de wonderlijke overwinningen in het Grote Conflict met de satan ontvouwt, klopt het hart van de vrijgekochten met nog vuriger toewijding. En met nog meer blijde geestvervoering bespelen zij hun gouden harp. En tienduizend maal tienduizend en duizenden maal duizenden stemmen samen in een machtige lofzang. – GC 678 (1911)
STEEDS LIGT ER ONEINDIG VEEL VOOR ONS
Al onze vermogens komen tot ontwikkeling, elke vaardigheid neemt toe. We zullen de grootste dingen ondernemen, de hoogste ambities verwezenlijken. En toch zullen er steeds nieuwe hoogten oprijzen om te beklimmen, nieuwe wonderen te aanschouwen zijn, nieuwe waarheden te bevatten, nieuwe voorwerpen, die de krachten van ons lichaam, ons verstand en onze ziel uitdagen. – Ed 307 (1903)
Hoever we ook in kennis van Gods wijsheid en Zijn macht mogen toenemen, steeds ligt er oneindig veel voor ons. – RH, 14 september 1886
Alles waarin de voorzienigheid van God ons in verwarring heeft gebracht, zal ons in de toekomstige wereld duidelijk worden gemaakt. Dingen die we moeilijk konden begrijpen, zullen dan worden ontvouwd. De geheimenissen van de genade worden dan voor ons uiteengezet. Waar ons eindig verstand alleen maar verwarring en gebroken beloftes kon ontdekken, zullen we dan een schone en volmaakte harmonie zien. We zullen weten, dat oneindige liefde ons die ervaringen deed ondergaan, die ons het meest op de proef stelden. Als we de tedere zorg van Hem die alle dingen laat meewerken ten goede, zullen beseffen, dan zullen we ons met onuitsprekelijke vreugde, vol heerlijkheid, verblijden. – 9T 286 (1909)
DE UITWERKING VAN ELKE EDELE DAAD
Ieder die vanuit een onzelfzuchtige geest heeft gewerkt, zal de vrucht van zijn inspanningen zien. De uitwerking van elk juist beginsel en van elke edele daad zal zichtbaar worden. Iets daarvan zien we hier al. Maar hoe weinig resultaat van de edelste daad ter wereld is er in dit leven zichtbaar voor degene die dat werk heeft gedaan! Wat is er onzelfzuchtig en onvermoeibaar gezwoegd voor mensen, die men niet eens kende! Ouders en leraren liggen op hun laatste rustplaats. Het lijkt alsof hun levenswerk voor niets is geweest. Maar ze weten niet, dat hun trouw bronnen van zegen heeft aangeboord, die nooit meer ophouden te stromen. Alleen in geloof zien ze de kinderen die ze hebben opgevoed tot zegen en inspiratie van hun medemens uitgroeien. En die invloed vermenigvuldigt duizendvoudig. Menig werker zendt boodschappen vol kracht, hoop en moed de wereld in, woorden die in elk land harten zegen brengen. Maar ze weten weinig van het resultaat van hun eenzaam en onbekend zwoegen. En zo worden gaven gegeven, lasten gedragen, opdrachten vervuld. Mensen zaaien het zaad, waarvan anderen, over hun graf heen, een gezegende oogst binnenhalen. Ze planten bomen, waarvan anderen de vruchten zullen eten. Hier stellen ze zich tevreden met de wetenschap, dat ze middelen ten goede hebben ingezet. In het hiernamaals zal de actie en reactie van dit alles aan het licht komen. – Ed 305, 306 (1903)
ONZE VREUGDE ZAL VOORTDUREND TOENEMEN
Er zijn geheimenissen in het verlossingsplan – de vernedering van de Zoon van God, opdat Hij de gestalte van een mens aan kon nemen, de wonderlijke liefde en minzaamheid van de Vader, dat Hij Zijn Zoon heeft overgegeven – waarover de engelen in de hemel zich voortdurend verwonderen... De hele eeuwigheid door zullen de verlosten die geheimenissen bestuderen. Tijdens het overdenken van Gods werk in schepping en verlossing, zal zich voor het verwonderde en verheugde denken voortdurend nieuwe waarheid ontvouwen. Naarmate ze meer en meer de wijsheid, de liefde en de macht van God leren kennen, groeit hun inzicht voortdurend. En ook hun vreugde zal voortdurend toenemen. – 5T 702, 703 (1889)
En in de loop van de eeuwigheid zullen nog rijkere en heerlijker openbaringen van God en van Christus te zien zijn. Net zoals kennis toeneemt, nemen ook liefde, eerbied en geluk toe. Hoe meer mensen God leren kennen, hoe groter hun bewondering voor Zijn karakter. Als Jezus voor hun ogen de rijkdom van de verlossing en de wonderlijke overwinningen in het Grote Conflict met de satan ontvouwt, klopt het hart van de vrijgekochten met nog vuriger toewijding. En met nog meer blijde geestvervoering bespelen zij hun gouden harp. En tienduizend maal tienduizend en duizenden maal duizenden stemmen samen in een machtige lofzang. – GC 678 (1911)
STEEDS LIGT ER ONEINDIG VEEL VOOR ONS
Al onze vermogens komen tot ontwikkeling, elke vaardigheid neemt toe. We zullen de grootste dingen ondernemen, de hoogste ambities verwezenlijken. En toch zullen er steeds nieuwe hoogten oprijzen om te beklimmen, nieuwe wonderen te aanschouwen zijn, nieuwe waarheden te bevatten, nieuwe voorwerpen, die de krachten van ons lichaam, ons verstand en onze ziel uitdagen. – Ed 307 (1903)
Hoever we ook in kennis van Gods wijsheid en Zijn macht mogen toenemen, steeds ligt er oneindig veel voor ons. – RH, 14 september 1886
Al de vaderlijke liefde die van geslacht tot geslacht via mensenharten is doorgegeven; alle bronnen van tederheid, die in de ziel van mensen werd aangeboord – die vormen maar een klein stroompje tegenover een eindeloze oceaan, vergeleken met de oneindige, onuitputtelijke liefde van God. Tongen kunnen het niet verwoorden. Ze kan met geen pen worden beschreven. Je kunt die alle dagen van je leven overdenken. Je kunt ijverig de Schriften onderzoeken, om het te begrijpen. Je kunt alle vermogens mobiliseren die God je gegeven heeft, in een poging om de liefde en de barmhartigheid van onze hemelse Vader te bevatten. – Maar toch ligt er steeds een oneindigheid voor ons. Je kunt die liefde eeuwenlang bestuderen. Toch kun je nooit volledig de lengte en de breedte, de diepte en de hoogte van Gods liefde bevatten, die Zijn Zoon gaf om voor de wereld te sterven. Zelfs de eeuwigheid zal dat nooit volledig onthullen. – 5T 740
HET HELE HEELAL ZAL UITSPREKEN, DAT GOD LIEFDE IS
Het Grote Confl ict is beëindigd. De zonde en de zondaren zijn er niet meer. Het hele heelal is rein. Één en dezelfde polsslag van vreugde en harmonie klopt door de wijde schepping. Leven, licht en blijdschap stromen uit Hem, die alles geschapen heeft, door al die onmetelijke gebieden in de ruimte. Van het kleinste atoom tot de grootste wereld is de uitspraak van het hele heelal, alles wat bezield en onbezield is, in ongeremde schoonheid en volmaakte vreugde: GOD IS LIEFDE. – GC 678(1911)