31 Gods gift aan de mens
Mij werd de grote liefde en neerbuigende goedheid van God getoond, door Zijn Zoon te geven om te sterven, opdat de mens vergiffenis zou ontvangen en leven. Adam en Eva werden mij getoond, die het voorrecht hadden de schoonheid en lieflijkheid van de hof van Eden te aanschouwen en die van al de bomen in de hof mochten eten, behalve van één boom. Maar de slang verzocht Eva en zij verzocht haar man en zij aten beiden van de verboden boom. Zij braken Gods gebod en werden zondaren. De tijding verspreidde zich door de hemel en iedere harp zweeg. De engelen treurden en vreesden dat Adam en Eva opnieuw hun hand zouden uitstrekken en eten van de boom des levens en onsterfelijke zondaren worden. Maar God zei, dat Hij de overtreders uit de hof zou verdrijven en de weg tot de boom des levens zou laten bewaken door cherubim en een vlammig lemmer van een zwaard, zodat de mens er niet toe naderen kon om van de vrucht te eten, die onsterfelijkheid doet voortbestaan.
Droefheid vervulde de hemel toen er ingezien werd, dat de mens verloren was en dat de wereld, die door God geschapen was, gevuld zou worden met stervelingen, gedoemd tot ellende, ziekte en dood en dat er geen uitkomst was voor de overtreder. Het ganse geslacht van Adam moest sterven. Toen zag ik de lieflijke Jezus en aanschouwde een uitdrukking van mededogen en smart op Zijn gezicht. Spoedig zag ik Hem het uitermate heldere licht naderen, waarin de Vader gehuld was. Mijn begeleidende engel zei: “Hij houdt geheim beraad met Zijn Vader.” De onrust der engelen scheen zeer groot te zijn, terwijl Jezus met Zijn Vader beraadslaagde. Drie maal werd Hij aan het oog onttrokken door het heerlijke licht, dat de Vader omgaf en de derde maal kwam Hij van de Vader en konden wij zijn persoon zien. Zijn gezicht was kalm, vrij van alle onrust en bezorgdheid en glinsterde met een lieflijkheid, die door geen woorden beschreven kan worden. Hij maakte toen bekend aan het koor van engelen, dat er een middel om te ontkomen verschaft was voor de mens, die verloren was. Dat Hij gepleit had met Zijn Vader en vergunning verkregen had Zijn leven als een losprijs te geven voor het mensdom om hun zonden te dragen en het doodvonnis op Zich te nemen en op die wijze een weg te openen waardoor zij, door de verdiensten van Zijn bloed, vergiffenis zouden kunnen krijgen voor overtredingen, waaraan zij zich schuldig hadden gemaakt en zij door middel van gehoorzaamheid weer teruggebracht konden worden in de hof, waaruit zij verdreven waren. Dan zouden zij weer kunnen naderen tot de heerlijke, onvergankelijke vruchten van de boom des levens, waar zij nu alle recht op verbeurd hadden. Toen vervulde blijdschap, onuitsprekelijke blijdschap de hemel en het hemelse koor zong een lied vol lof en aanbidding. Zij raakten hun harpen aan en zongen op hoger toon dan zij tevoren gedaan hadden, wegens de grote genade en neerbuigende goedheid van God, dat Hij Zijn geliefde Zoon had overgegeven om de dood te sterven voor een geslacht van opstandigen. Daarna werd er lof en aanbidding uitgestort voor de zelfverloochening en het offer dat Jezus bracht, door gewillig te zijn de boezem van Zijn Vader te verlaten en een leven van lijden en zielsangst en een onterende dood te kiezen, opdat Hij het leven mocht geven aan anderen.
De engel zei: “Denkt u dat de Vader Zijn innig geliefde Zoon overgegeven heeft, zonder dat het Hem strijd gekost heeft? Nee, Nee.” Het kostte zelf de God des hemels strijd om te beslissen of Hij de schuldige mens zou laten omkomen, of dat Hij Zijn lievelingszoon zou geven om voor hen te sterven. De engelen stelden zoveel belang in de zaligheid van de mens, dat er ook onder hen zulke engelen hadden kunnen gevonden worden, die hun heerlijkheid en hun leven op wilden geven voor de verloren mens. “Maar,” zei mijn begeleidende engel, “dat zou niets baten.” De overtreding was zó groot, dat het leven van een engel de schuld niet kon betalen. Niets minder dan de dood en de tussenkomst van de Zoon van God kon de schuld betalen en de verloren mens redden van hopeloos verdriet en ellende.
Maar het werk dat aan de engelen gegeven werd, was, om op te stijgen en neder te dalen uit de heerlijkheid met versterkende balsem om de Zoon van God te troosten in Zijn leven van lijden. Zij dienden Jezus. Ook was hun werk het waken over en beschermen van de voorwerpen der genade voor de boze engelen en voor de duisternis, die onophoudelijk door Satan over hen gebracht werd. Ik zag, dat het niet mogelijk was voor God Zijn wet te veranderen teneinde de mens, die verloren was en moest omkomen, te redden. Daarom liet Hij toe, dat Zijn geliefde Zoon de dood zou ondergaan voor de overtredingen van de mens. (Eerste Geschriften - E.G.White)