06 "Wij hebben Zijn ster gezien"
"Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, en vroegen : Waar is de Koning der Joden, Die geboren is? Want wij hebben Zijn ster in het Oosten gezien, en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen." (Matth.2:1,2)
De wijzen uit het Oosten waren wijsgeren. Zij behoorden tot een grote en invloedrijke groep mensen, waaronder mensen van adelijke afkomst waren, en zij bezaten veel van de rijkdom van het land en waren grote geleerden. Onder hen waren er velen die misbruik van de goedgelovigheid van het volk maakten. Anderen waren oprechte mensen, die de aanwijzingen van de Voorzienigheid in de natuur bestudeerden, en die geëerd waren om hun onaantastbaarheid en wijsheid. Tot die groep behoorden de wijzen die naar Jezus kwamen.
Het licht van God schijnt steeds in de duisternis van het heidendom. Wanneer deze magiërs de sterrenhemel bestudeerden en het geheim trachtten te peilen van hun lichte paden, aanschouwden ze de heerlijkheid van de Schepper. Op zoek naar helderder kennis, wendden zij zich tot de Hebreeuwse geschriften. In hun eigen land werden profetische geschriften die de komst van een goddelijke leraar voorspelden, verzameld. Bileam behoorde tot de magiërs hoewel hij eenmaal een profeet van God was; geleid door de Heilige Geest had hij de voorspoed van Israël en de verschijning van de Messias voorzegd, en zijn profetieën waren door de overlevering van eeuw tot eeuw bewaard gebleven. Maar in het Oude Testament werd de komst van de Heiland duidelijker geopenbaard. De magiërs hoorden met vreugde, dat Zijn komst nabij was, en dat de hele wereld met een kennis van de heerlijkheid des Heren zou worden vervuld.
De wijzen hadden in die nacht, toen de heerlijkheid van God over de heuvels van Bethlehem daalde, een geheimzinnig licht aan de hemel gezien. Toen het licht verdwenen was, verscheen een heldere ster die in de lucht bleef hangen. Het was geen vaste ster of planeet, en het wonder wekte levendige belangstelling bij hen op. De ster was een groep engelen op grote afstand maar dit wisten de wijzen niet. Toch hadden ze de indruk dat de ster een bijzondere betekenis voor hen had. Zij raadpleegden priesters en wijsgeren en onderzochten de rollen van de oude gedenkschriften. De profetie van Bileam had verklaard : "Een ster gaat op uit Jakob, een schepter rijst op uit Israël." (Num.24:17)
Zou.deze vreemde ster gezonden kunnen zijn als een voorbode van de Beloofde? De magiërs hadden het licht van de door de hemel gezonden waarheid aanvaard; nu werd het in helderder stralen over hen uitgegoten. Door dromen kregen zij aanwijzingen om naar de nieuwgeboren Vorst op zoek te gaan.
Zoals Abraham, na de oproep van God, door het geloof op weg ging "zonder te weten waar hij komen zou", (Hebr.11:8) zoals Israël door het geloof de wolkkolom volgde naar het Beloofde Land, zo trokken deze heidenen uit om de beloofde Heiland te zoeken. Het oosterse land vloeide over van kostbaarheden, en de magiërs gingen niet met lege handen op reis. Het was de gewoonte om, als een bewijs van eer, aan vorsten en andere hooggeplaatste personen geschenken aan te bieden, en de rijkste geschenken die het land voortbracht, werden als offerande gebracht tot Hem in Wie alle geslachten der aarde gezegend zouden worden. Het was noodzakelijk gedurende de nacht te reizen, zodat ze de ster in het oog konden houden, maar de reizigers bekortten de uren door aloude gezegden en profetische uitspraken betreffende Degene Die zij zochten, te herhalen. Telkens wanneer ze moesten stilhouden om te rusten, onderzochten zij de profetieën, en zij geraakten er steeds dieper van overtuigd, dat zij door God werden geleid. Terwijl ze de ster als een uiterlijk teken voor zich hadden, hadden ze ook het innerlijke bewijs van de Heilige Geest, Die op hun harten inwerkte en hen met hoop vervulde. Het was weliswaar een lange, doch vreugdevolle reis.
Wanneer zij het land Israël hebben bereikt en, met Jeruzalem in zicht, de Olijfberg afdalen, zie, de ster die hen de gehele weg geleid heeft, blijft boven de tempel staan en verdwijnt na verloop van tijd uit hun gezichtsveld.. Haastig gaan ze verder, in het volste vertrouwen dat de geboorte van de Messias het vreugdevolle onderwerp van ieder gesprek zal zijn. Maar tevergeefs vragen zij om inlichtingen. Zij gaan de Heilige Stad binnen en begeven zich naar de tempel. Tot hun verbazing vinden ze niemand die iets van de nieuwgeboren Koning schijnt af te weten. Hun vragen brengen geen uitingen van vreugde teweeg, maar eerder verwondering en angst, met verachting vermengd.
De priesters kunnen alleen overleveringen navertellen. Zij verheerlijken hun eigen godsdienst en vroomheid, terwijl ze de Grieken en Romeinen voor heidenen en nog groter zondaren dan anderen uitmaken. De wijzen zijn geen afgodendienaars, en in de ogen van God staan ze veel hoger dan deze mensen die belijden dat ze Hem aanbidden; toch worden ze door de Joden als heidenen beschouwd. Zelfs bij diegenen die ertoe zijn aangewezen om de heilige godsspraken te bewaren, verwekken hun verlangende vragen geen enkele zweem van sympathie.
Het gerucht van de komst van de magiërs verspreidde zich snel door geheel Jeruzalem. Hun vreemde boodschap veroorzaakte onder de mensen een opwinding, die tot het paleis van koning Herodes doordrong. De sluwe Edomiet werd woedend toen hij over een mogelijke rivaal hoorde. Talloze moorden hadden zijn weg naar de troon bevlekt. Daar hij van vreemde afkomst was, werd hij gehaat door de mensen over wie hij heerste. Zijn enige zekerheid was de gunst van Rome. Maar deze nieuwe Vorst kon Zich op iets hogers beroepen om aanspraak te maken op de troon. Hij was voor het koningschap geboren.
Herodes verdacht de priesters ervan dat ze samenspanden met de vreemdelingen om een volksopstand te verwekken en hem van de troon te stoten. Hij verborg zijn wantrouwen evenwel, daar hij vastbesloten was hun plannen door zijn grote slimheid te doen mislukken. Hij riep de overpriesters en schriftgeleerden bij zich en vroeg hun wat hun heilige boeken leerden over de plaats waar de Messias zou worden geboren.
Deze vraag uit de mond van een man die zich op onrechtmatige wijze meester had gemaakt van de troon, en die op verzoek van vreemdelingen werd gesteld, stak de trots van de Joodse leraars. De onverschilligheid waarmee ze zich tot de profetische rollen wendden, maakte de jaloerse tiran woedend. Hij dacht dat ze trachtten te verbergen, wat ze van deze zaak wisten. Met een gezag dat zij niet durfden weerstaan, gaf hij hun bevel dat ze een nauwkeurig onderzoek moesten instellen, en hem dan moesten vertellen welke de geboorteplaats van hun verwachte Koning zou zijn. "Zij zeiden tot hem : Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet:
En gij, Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen die Mijn volk Israël weiden zal." (Matth.2:5,6)
Herodes nodigde nu de magiërs uit voor een privégesprek. Er woedde een storm van wraakgevoelens en angst in zijn hart, maar uiterlijk bewaarde hij zijn kalmte en hij ontving de vreemdelingen beleefd en hoffelijk. Hij vroeg wanneer de ster verschenen was en deed alsof hij de aankondiging van de geboorte van Christus met vreugde begroette. Hij verzocht de bezoekers: "Gaat en doet nauwkeurig onderzoek naar dat kind ; en zodra gij het vindt, bericht het mij opdat ook ik hem hulde ga bewijzen." (Matth.2:8) Met deze woorden zond hij hen op weg naar Bethlehem.
De priesters en oudsten van Israël waren niet zo onwetend aangaande de geboorte van Christus als ze wel voorwendden. Het verhaal van het bezoek van de engelen aan de herders was naar Jeruzalem overgebracht, maar de rabbi's hebben het behandeld als onwaardig daar hun aandacht aan te besteden. Zij hadden zelf Jezus kunnen vinden en de magiërs naar Zijn geboorteplaats brengen, maar in plaats daarvan kwamen de wijzen om hun aandacht op de geboorte van de Messias te vestigen. "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?" zeiden ze. "Want wij hebben Zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen." (Matth.2:2)
Nu sloten trots en afgunst de deur voor het licht. Wanneer men geloof zou hechten aan de verhalen van de herders en van de wijzen, zou dat de priesters en de rabbi's in een geenszins benijdenswaardige positie plaatsen, omdat daardoor werd bewezen, dat het niet juist was dat ze beweerden dar zij de uitleggers van de waarheid Gods waren. Deze kundige leraars wilden zich niet vernederen door zich te laten onderwijzen door mensen die zij heidenen noemden. Het was niet mogelijk, zo zeiden ze, dat God hun was voorbijgegaan, om te spreken tot onwetende schaapherders of onbesneden heidenen. Zij besloten hun verachting te laten blijken voor de verhalen die koning Herodes en heel Jeruzalem in opwinding brachten. Zij zouden zelfs niet naar Bethlehem gaan om te zien of die dingen waar waren. En zij brachten het volk ertoe, de belangstelling in Jezus te beschouwen als een fanatieke opwinding. Hier begon het verwerpen van Christus door de priesters en rabbi's. Vanaf dit ogenblik groeide hun trots en koppigheid tot een ingewortelde haat tegen de Heiland. Terwijl God de deur voor de heidenen opende, sloten de Joodse leiders de deur voor zichzelf.
De wijzen vertrokken alleen uit Jeruzalem. De schaduwen van de nacht vielen toen ze de poorten uittrokken, maar tot hun grote vreugde zagen ze de ster weer, en zo werden ze naar Bethlehem geleid. Zij hadden niet, zoals de herders, gehoord van de nederige staat van Jezus. Na hun lange reis waren zij teleurgesteld door de onverschilligheid van de Joodse leiders, en ze hadden Jeruzalem met minder vertrouwen verlaten dan ze er waren binnengetrokken. In Bethlehem vonden ze geen koninklijke wacht op post staan om de pasgeboren Koning te beschermen. Niemand van de geëerde mannen van de wereld was daar aanwezig. Jezus lag daar in een kribbe. Zijn ouders, onontwikkelde mensen van het platteland, waren Zijn enige bewakers. Kon Hij degene zijn van Wie geschreven stond, dat Hij "de stammen van Jakob weder" zou "oprichten" en "de bewaarden van Israël terugbrengen" ; zou Hij "een licht der volken" zijn en "heil tot het einde der aarde?" (Jes.49:6)
"En zij gingen het huis binnen en zagen het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen Hem hulde." (Matth.2:11)
Onder het nederig uiterlijk van Jezus herkenden zij de aanwezigheid van de Godheid. Zij gaven hun harten aan Hem als hun Heiland, en schonken Hem hun gaven - "goud en wierook en mirre." (Matth.2:11)
Wat hadden zij een geloof! Van de wijzen uit het Oosten zou men kunnen zeggen, evenals later van de Romeinse centurio:
"Bij niemand in Israël heb IK een zó groot geloof gevonden." (Matth.8:10)
De wijzen hadden niet begrepen wat Herodes van plan was met Jezus te doen. Toen zij het doel van hun reis hadden bereikt, maakten ze zich gereed om terug te keren naar Jeruzalem, met de bedoeling hem op de hoogte te brengen van hun succes. Maar in een droom kregen ze de boodschap zich niet verder met hem in te laten. Zij vermeden dus Jeruzalem, en trokken langs een andere weg naar hun land terug.
Op dezelfde wijze ontving Jozef een waarschuwing dat hij naar Egypte moest vluchten met Maria en het Kind. En de engel zei: "Blijf aldaar, totdat Ik het u zeg; want Herodes zal alles in het werk stellen om het Kind om te brengen." (Matth.2:13)
Jozef gehoorzaamde zonder uitstel, en hij ging in de nacht op reis, omdat dat veiliger zou zijn.
Door de wijzen had God de aandacht van het Joodse volk op de geboorte van Zijn Zoon gevestigd. De vragen die zij in Jeruzalem, stelden, de belangstelling van het volk die gewekt was, en de jaloersheid van Herodes, die de aandacht van de priesters en rabbi's dwong, vestigden de aandacht op de profetieën betreffende de Messias en op de grote gebeurtenis die kort geleden had plaatsgevonden.
Satan was erop uit om het goddelijk licht uit de wereld te verbannen, en hij gebruikte zijn grootste listen om de Heiland te vernietigen. Maar Hij Die nooit sluimert of slaapt, waakte over Zijn geliefde Zoon. Hij Die het manna van de hemel had doen regenen en Die Elia in tijd van hongersnood had gevoed, wees nu een heidens land aan waarheen Jozef en Maria met het Kind Jezus konden vluchten. En door de geschenken van de magiërs uit een heidens land verschafte de Here hun middelen voor de reis en voor het verblijf in een land te midden van vreemdelingen.
De magiërs behoorden tot de eersten die de Verlosser verwelkomden. Hun geschenken waren de eerste die aan Zijn voeten werden gelegd. En welk een voorrecht verkregen zij, Hem door hun gift te kunnen dienen ! God schept behagen in het offer van een liefhebbend hart en Hij eert dit offer door het, in dienst van Hem, de hoogste doelmatigheid te verlenen. Wanneer wij ons hart aan Jezus gegeven hebben, zullen wij ook onze gaven aan Hem brengen. Ons goud en zilver, onze kostbaarste aardse bezittingen, onze hoogste verstandelijke en geestelijke gaven zullen vrij worden gewijd aan Hem, Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft gegeven.
In Jeruzalem wachtte Herodes ongeduldig op de terugkeer van de wijzen. Toen de tijd verstreek en ze niet terugkeerden, werd zijn wantrouwen opgewekt. De onwil van de rabbi's om hem op de hoogte te brengen van de geboorteplaats van de Messias scheen erop te wijzen dat ze zijn plannen hadden begrepen, en dat de magiërs hem met opzet hadden ontweken. Hij maakte zich woedend bij die gedachte. List had gefaald, maar hij kon zijn toevlucht nog, nemen tot zijn macht. Hij zou deze kind-koning tot een voorbeeld stellen. Die verwaande Joden zouden eens zien wat ze konden verwachten bij hun pogingen om een eigen vorst op de troon te stellen.
Er werden terstond soldaten naar Bethlehem gezonden, met het bevel om alle kinderen van twee jaar en jonger ter dood te brengen. De stille huizen in de stad Davids waren getuige van die verschrikkelijke tonelen, die zeshonderd jaar geleden aan de profeet waren geopenbaard . "Een stem is te Rama gehoord, geween en veel geklaag : Rachel, wenend om haar kinderen, weigert zich te laten troosten, omdat zij niet meer zijn". (Matth.2:18)
Deze ramp hadden de Joden over zichzelf gebracht. Wanneer ze in getrouwheid en nederigheid voor God gewandeld zouden hebben, zou Hij op een opmerkelijke wijze de wraak van de koning onschadelijk voor hen hebben gemaakt. Maar zij hadden zich door hun zonden van God afgescheiden en ze hadden de Heilige Geest, Die hun enig schild was, verworpen. Zij hadden de Schriften niet bestudeerd met een verlangen zich te voegen naar de wil van God. Zij hadden gezocht naar profetieën die zó konden worden uitgelegd, dat zij erdoor werden verhoogd en die aantoonden hoe God alle andere volken verachtte. Vol trots pochten zij erop, dat de Messias zou komen als een koning die zijn vijanden zou overwinnen en de heidenen in zijn toorn zou vertreden. Zo hadden zij de haat van hun overheersers opgewekt. Door hun verkeerde voorstelling van de zending van Christus probeerde Satan de vernietiging van de Heiland tot stand te brengen, maar in plaats daarvan kwam deze op hun eigen hoofden neer.
Deze wrede daad was een van de laatste dingen die de regering van Herodes versomberden. Spoedig na het vermoorden van de onschuldigen was hijzelf gedwongen zich gewonnen te geven aan de besternming die niemand kan keren. Hij stierf een vreselijke dood.
Jozef die nog steeds in Egypte vertoefde, kreeg nu bevel van de engel des Heren om naar het land Israël terug te keren. Daar hij Jezus beschouwde als de erfgenaam van de troon van David, wilde Jozef zich in Bethlehem vestigen, maar toen hij vernam dat Archilaüs in Judea regeerde in plaats van zijn vader, vreesde hij dat de plannen die de vader tegen Christus had gesmeed, door de zoon ten uitvoer zouden worden gebracht. Van alle zonen van Herodes leek Archilaüs het meest op hem in karakter. Zijn opvolging op de troon was reeds getekend door een opstand in Jeruzalem en door het doden van duizenden Joden door de Romeinse lijfwacht.
Weer werd Jozef de weg gewezen naar een veilige plaats. Hij keerde terug naar Nazareth, zijn vroegere woonplaats, en hier verbleef Jezus bijna dertig jaar lang, "opdat in vervulling zou gaan hetgeen door de profeten gesproken is, dat Hij Nazarener zou heten." (Matth.2:23)
Galilea werd bestuurd door een zoon van Herodes, maar er woonden veel meer vreemdelingen dan in Judea. Daardoor bestond er minder belangstelling voor zaken die in het bijzonder de Joden betroffen, en de aanspraken van Jezus zouden daar waarschijnlijk minder de jaloezie van de machthebbers opwekken.
Zo was de ontvangst die de Heiland ten deel viel, toen Hij naar de aarde kwam. Het scheen dat er geen plaats voor rust of veiligheid was voor de Verlosser als klein kind. God kon Zijn geliefde Zoon niet aan de mensen toevertrouwen, zelfs niet terwijl Hij bezig was met het verrichten van Zijn werk tot hun verlossing. Hij gaf aan engelen de opdracht bij Jezus te blijven en Hem te beschermen, totdat Hij Zijn werk op aarde ten einde zou hebben gebracht, en zou sterven door de hand van hen voor wier redding Hij was gekomen.
("Wens der eeuwen" - E.G.White)