50 Ter dood veroordeeld
Tijdens het laatste verhoor van Paulus voor Nero was de keizer zo onder de indruk van de woorden van de apostel gekomen, dat hij de beslissing van het geval uitstelde, en de aangeklaagde dienaar van God vrijliet noch veroordeelde. Maar de kwaadaardigheid van de keizer jegens Paulus keerde spoedig terug. Verbitterd door zijn falen om de verspreiding van de christelijke godsdienst tegen te gaan, zelfs aan zijn eigen hof, besloot hij, dat zodra een aanvaardbaar voorwendsel kon worden gevonden, de apostel ter dood zou worden gebracht. Niet lang hierna sprak Nero het vonnis uit, waarbij de apostel tot een martelaarsdood werd veroordeeld. Aangezien een Romeins burger niet gemarteld mocht worden, werd hij veroordeeld om onthoofd te worden.
In alle stilte werd Paulus naar de strafplaats gebracht. Slechts weinige toeschouwers mochten aanwezig zijn, want zijn vervolgers, opgeschrikt door de grote invloed die van hem uitging, vreesden dat zelfs door zijn dood bekeerlingen voor het christendom gewonnen zouden worden. Maar ook de geharde soldaten, die hem begeleidden, luisterden naar zijn woorden, en vol verbazing zagen ze hoe hij opgeruimd, en zelfs blijmoedig was met de dood voor ogen.
Voor sommigen die getuige waren van zijn martelaarschap, van zijn vergevensgezindheid tegenover zijn moordenaars en van zijn onwankelbaar vertrouwen in Christus tot het einde toe, was hij een geur ten leven. Meer dan één aanvaardde de Heiland die door Paulus verkondigd werd, en bezegelde niet lang daarna onbevreesd zijn geloof met zijn bloed.
Tot het laatste moment van zijn leven getuigde Paulus van de waarheid van zijn woorden aan de Corinthiërs: “God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons: in alles zijn wij in druk, doch niet in het nauw; om raad verlegen, doch niet radeloos; vervolgd, doch niet verlaten; ter aarde geworpen, doch niet verloren; te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.” (2 Cor. 4:6-10)
Zijn bekwaamheid lag niet in hemzelf, maar in de aanwezigheid en bemiddeling van de Heilige Geest, die zijn ziel vulde, en die elke gedachte onderwierp aan de wil van Christus. De profeet verklaart: „Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt.” (Jes. 26:3) De vrede van de hemel die op het gelaat van Paulus lag, won menige ziel voor het evangelie.
Paulus had een hemelse atmosfeer om zich. Allen die met hem in aanraking kwamen, voelden de invloed van zijn eenheid met Christus. Het feit dat zijn eigen leven gestalte gaf aan de waarheid die hij verkondigde, was de overtuigende kracht van zijn prediking. Hierin ligt de macht der waarheid. De ongekunstelde, onbewuste invloed van een geheiligd leven is de meest overtuigende prediking ten gunste van het christendom. Argumenten zouden, zelfs wanneer ze niet te weerleggen zijn, alleen tegenstand kunnen opwekken; maar een godzalig voorbeeld heeft een onweerstaanbare macht.
De apostel verloor zijn eigen naderend lijden uit het oog door zijn bezorgdheid voor hen die hij op het punt stond achter te laten in hun strijd tegen vooroordeel, haat en vervolging.
De weinige christenen die hem naar de strafplaats vergezelden, trachtte hij te bemoedigen en te versterken door de beloften te herhalen die bestemd waren voor hen die vervolgd worden om der gerechtigheid wil. Hij verzekerde hen dat niets zou falen van wat de Here gesproken had betreffende Zijn beproefde en getrouwe kinderen.
Gedurende korte tijd konden ze het moeilijk hebben door veelvuldige verzoekingen; ze konden verstoken zijn van aardse gemakken; maar ze zouden bemoedigd kunnen worden door de zekerheid van Gods getrouwheid, door te zeggen: “Ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben er van overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren.” (2 Tim. 1:12) Spoedig zou de nacht van beproeving en lijden eindigen, en de blijde morgen van de vrede en de volkomen dag aanbreken.
De apostel zag in de verre toekomst, niet met gevoelens van onzekerheid of angst, maar met een blijde hoop en een grote verwachting. Terwijl hij daar staat op de plaats der terechtstelling, ziet hij niet het zwaard van de beul, of de aarde die zijn bloed zal opzuigen; hij ziet omhoog door de blauwe hemel van die zomerdag naar de troon van de Eeuwige.
Deze geloofsman ziet de ladder uit het visioen van Jakob, die Christus voorstelt, die de aarde met de hemel heeft verbonden en de sterfelijke mens met de oneindige God. Zijn geloof is gesterkt wanneer hij zich herinnert hoe patriarchen en profeten hebben vertrouwd op Hem, die zijn steun en troost is, en voor wie hij zijn leven zal geven. Van deze heilige mannen, die van eeuw tot eeuw hebben getuigd van hun geloof, hoort hij de verzekering dat God waarachtig is. Zijn medeapostelen die om het evangelie van Christus te prediken, uitgingen om te vechten tegen godsdienstige dweepzucht, heidens bijgeloof, vervolging en smaad; die hun leven niet liefhadden, opdat ze het licht van het kruis konden doen schijnen in het duister van het ongeloof, — al dezen hoort hij getuigen dat Jezus de Zoon van God, de Redder der wereld is.
Van het schavot, van de brandstapel, uit de kerker, uit de spelonken en kloven der aarde hoort hij de triomfkreten der martelaren. Hij hoort het getuigenis van standvastige zielen, die, al zijn ze alleen, beproefd en gemarteld, toch onbevreesd getuigen van hun geloof, met de woorden:
“Ik weet, op wie ik mijn vertrouwen gesteld heb". Zij die hun geloof bezegelen met hun leven, verklaren aan de wereld dat Hij op wie ze hun vertrouwen gesteld hebben, in staat is volkomen te redden.
Vrijgekocht door het offer van Christus, gewassen van zijn zonden door Zijn bloed en bekleed met Zijn gerechtigheid, heeft Paulus in zichzelf het getuigenis dat zijn ziel kostbaar is in het oog van zijn Verlosser. Zijn leven is met Christus verborgen in God, en hij is overtuigd dat Hij die de dood heeft overwonnen, in staat is datgene te bewaren dat Hem is toevertrouwd. Hij vertrouwt op de belofte van de Heiland: „Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.” (Joh. 6:40)
Zijn gedachten en hoop zijn gevestigd op de wederkomst van Christus. En terwijl het zwaard van de beul valt en de schaduwen des doods de martelaar omringen, is zijn laatste gedachte, die ook in de opstanding zijn eerste gedachte zal zijn, dat hij de Levengever zal ontmoeten, die hem welkom zal heten in de vreugde der verlosten.
Bijna twintig eeuwen zijn voorbijgegaan sinds de bejaarde Paulus zijn bloed vergoot als getuige voor het Woord Gods en het getuigenis van Jezus Christus. Geen hand registreerde voor latere geslachten de laatste momenten uit het leven van deze heilige man. Maar de Inspiratie heeft voor ons zijn laatste getuigenis bewaard. Als een bazuingeschal weerklonk zijn stem door de eeuwen heen, en bemoedigde hij door zijn eigen moed duizenden getuigen voor Christus, en wekte hij in duizenden harten die onder smart gebukt gingen, de weerklank van zijn triomfantelijke blijdschap:
“Ik word als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop beëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige Rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad.” (2 Tim. 4:6-8)
("Van Jeruzalem tot Rome" - E.G.White)