05 De gave van de Heilige Geest
Toen Christus aan Zijn discipelen de belofte van de Heilige Geest schonk, naderde Hij het einde van Zijn aardse bediening. Hij stond in de schaduw van het kruis, in volle bewustheid van de last der zonde, die op Hem als de Zondendrager zou rusten. Voor Hij Zichzelf als offerande overgaf, onderrichtte Hij Zijn discipelen over een volstrekt noodzakelijke en volmaakte gave, die Hij Zijn volgelingen zou schenken — de gave die onbegrensde hulpbronnen van Zijn genade binnen hun bereik zou brengen. Hij zeide:
“Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.” (Joh. 14:16,17)
De Heiland doelde op de tijd dat de Heilige Geest zou komen om als Zijn Vertegenwoordiger een machtig werk te doen. Het kwaad dat gedurende eeuwen steeds omvangrijker was geworden, zou door de goddelijke macht van de Heilige Geest worden weerstaan. Wat was het resultaat van de uitstorting van de Geest op de Pinksterdag?
De blijde boodschap van een opgestane Verlosser werd naar de uiterste delen van de bewoonde wereld gedragen. Toen de discipelen de boodschap van verlossende genade verkondigden, gaven harten zich over aan de kracht van deze boodschap. De gemeente zag uit alle richtingen bekeerlingen tot haar toestromen. Afvalligen werden opnieuw bekeerd. Zondaren zochten samen met de gelovigen naar de parel van grote waarde. Sommigen die de bitterste tegenstanders van het evangelie waren geweest, werden nu de voorvechters ervan. De profetie was vervuld: “Wie onder hen struikelt…... zal zijn als David; en het huis van David …... als de Engel des Heren.” (Zach.12:8)
Iedere christen zag in zijn broeder een openbaring van goddelijke liefde en goedertierenheid. Eén gemeenschappelijk belang overheerste, één aanleiding tot naijver verzwolg alle andere. De eerzucht van de gelovigen was om zoveel mogelijk het karakter van Christus aan de dag te leggen en te arbeiden voor de uitbreiding van Zijn koninkrijk.
“Met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen.” (Hand.4:33) Door hun arbeid werden uitverkoren mannen aan de gemeente toegevoegd, die het woord der waarheid aannamen en hun leven wijdden aan het werk om aan anderen de hoop te brengen die hun harten met vrede en blijdschap vervulde. Zij konden niet worden weerhouden, noch lieten zij zich door bedreigingen vrees aanjagen. De Here sprak door hen en, gaande van plaats tot plaats, predikten zij aan de armen het evangelie, en wonderen van goddelijke genade werden gewrocht. Zo machtig kan God werken, als mensen zich geheel onder de leiding van Zijn Geest stellen.
De belofte van de Heilige Geest is niet beperkt tot een bepaald tijdperk of tot een bepaald ras. Christus verklaarde dat de goddelijke invloed van Zijn Geest tot aan het einde met Zijn volgelingen zou zijn. Vanaf Pinksteren tot nu toe is de Trooster gezonden tot allen die zich geheel aan de Here en Zijn dienst hebben overgegeven. Tot allen die Christus als hun persoonlijke Verlosser hebben aangenomen, is de Heilige Geest gekomen als een raadgever, een heiligmaker, een gids en getuige. Hoe dichter gelovigen bij God hebben gewandeld, des te duidelijker en krachtiger hebben zij van de liefde van hun Verlosser en van Zijn reddende genade getuigd. De mannen en vrouwen die zich tijdens de lange eeuwen van vervolging en beproeving in grote mate over de tegenwoordigheid van de Heilige Geest in hun leven verheugden, hebben als tekenen en wonderen in de wereld gestaan. Voor engelen en mensen hebben zij de herscheppende macht van verlossende liefde geopenbaard.
Degenen die op het Pinksterfeest met kracht van omhoog werden begiftigd, waren daardoor niet van verdere beproeving en verzoeking gevrijwaard. Als zij voor de waarheid en rechtvaardigheid getuigden, werden zij herhaaldelijk aangevallen door de vijand van alle waarheid, die hen van hun christelijke belevenis trachtte te beroven. Zij moesten met al hun door God gegeven krachten ernaar streven om de hoedanigheid van mannen en vrouwen in Christus Jezus te verwerven. Zij baden dagelijks om meer genade, opdat zij steeds meer tot volmaaktheid zouden komen. Door de werking van de Heilige Geest leerde zelfs de zwakste, door geloofsoefening in God te betrachten, de hem toevertrouwde krachten te vermeerderen en om geheiligd, gelouterd en voortreffelijk te worden. Wanneer zij zich in ootmoed aan de vormende invloed van de Heilige Geest onderwierpen, ontvingen zij van de volheid der Godheid en werden zij naar Zijn evenbeeld veranderd. Het tijdsverloop heeft in de belofte van Christus bij Zijn afscheid, om de Heilige Geest te zenden als Zijn Vertegenwoordiger, geen verandering gebracht. Het is absoluut geen terughoudendheid van de zijde van God, de rijkdommen van Zijn genade de mensen niet van omhoog toestromen. Als de vervulling der belofte niet zo gezien wordt als deze kon zijn, dan komt dit omdat de belofte niet zo gewaardeerd wordt als dit wel moest.
Wanneer allen bereid zouden zijn, zouden allen met Heilige Geest zijn vervuld. Wanneer echter aan de noodzakelijkheid van de Heilige Geest weinig aandacht wordt geschonken, dan wordt geestelijke dorheid, geestelijke duisternis, en geestelijk verval dood waargenomen. Wanneer zaken van minder belang de aandacht bezighouden, dan onbreekt, ofschoon in oneindige volheid aangeboden, de goddelijke kracht die voor de wasdom en de bloei der gemeente nodig is en die alle andere zegeningen met zich meebrengt, gezien dit nu het middel is waardoor wij kracht moeten ontvangen, waarom hongeren en dorsten wij dan niet naar de gave van de Geest? waarom spreken we daar niet over, bidden we daar niet om, en prediken we niet dienaangaande?
De Here is nog bereidwilliger om de Heilige Geest te geven aan hen die Hem dienen, dan ouders om aan kinderen goede gaven te geven. Elke arbeider moet zijn gebed de dagelijkse doop des Geestes tot God opzenden.
Groepen van christelijke werkers zouden moeten bijeenkomen om speciale hulp en hemelse wijsheid te vragen, opdat zij in alle wijsheid plannen weten te beramen en uit te voeren. Bovenal moeten zij bidden of God Zijn verkozen gezanten in de zendingsvelden met een rijke mate van Zijn Geest wil dopen. De aanwezigheid van de Geest bij Gods arbeiders aan de verkondiging van de waarheid een kracht verlenen die al de eer en de glorie der wereld er niet aan kunnen geven.
De Heilige Geest is altijd met de toegewijde arbeider Gods, waar deze zich ook bevindt. De woorden, tot de discipelen gesproken, gelden ook voor ons. De Trooster is voor ons zowel als voor hen. De Geest voorziet ons van de kracht die de vooruitstrevende worstelende ziel zal schragen in elke moeilijke omstandigheid, te midden van de haat der wereld en in het helder en duidelijk besef van eigen tekortkomingen en fouten. In verdriet en beproeving, indien het vooruitzicht donker schijnt en de toekomst verward en als wij ons eenzaam en hulpeloos voelen — zijn dit de tijden waarop de Heilige Geest, in antwoord op het gelovig gebed, het hart troost.
Wanneer iemand onder buitengewone omstandigheden in een geestdriftige gemoedstoestand geraakt, is dit nog geen afdoend bewijs dat hij een christen is. Heiligheid is geen opgetogenheid: het is een algehele overgave aan de wil van God. Het is leven naar ieder woord dat van de mond Gods uitgaat. Het is het doen van de wil van onze hemelse Vader. Het is op God vertrouwen in beproeving, in de duisternis zowel als in het licht. Het is wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Het is een zich op God verlaten met een onvoorwaardelijk vertrouwen, en een blijven in Zijn liefde.
Het is voor ons niet noodzakelijk om precies te kunnen omschrijven wat de Heilige Geest is. Christus zegt ons dat de Heilige Geest de Trooster is, “de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat." Duidelijk is aangaande de Heilige Geest verklaard, dat bij Zijn werk om de mensen in al de waarheid te leiden. „Hij niet uit Zichzelf spreken zal.” (Joh. 15:26; 16:13)
Het wezen van de Heilige Geest is een verborgenheid. Mensen kunnen het niet verklaren, want God heeft het hun niet geopenbaard. Mensen met fantastische denkbeelden kunnen verschillende passages uit de Schrift samenvoegen en een menselijke uitlegging eraan geven, maar het aanvaarden van deze voorstellingen zal de gemeente niet versterken. Wat zulke verborgenheden betreft, die te diep zijn voor het menselijk begrip, is zwijgen goud.
De werking van de Heilige Geest is duidelijk aangegeven in Christus' woorden: „En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel.” (Joh.16:8) Het is de Heilige Geest, die van zonde getuigt. Indien de zondaar aan de bezielende invloed van de Geest gehoor geeft, zal hij tot berouw worden geleid, en ertoe gebracht worden om de belangrijkheid van het gehoorzaam zijn aan de goddelijke eisen te zien.
Aan de berouwvolle zondaar, die hongert en dorst naar gerechtigheid, openbaart de Heilige Geest het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. „Hij zal het uit het Mijne nemen, en het u verkondigen", zei Jezus. „Die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” (Joh.16:14; 14:26)
De Geest is gegeven als een herscheppende macht, om het door de dood van onze Verlosser teweeggebrachte heil doeltreffend te maken. De Geest tracht voortdurend de aandacht der mensen te vestigen op het grote offer, dat aan het kruis op Golgotha werd gebracht, om aan de wereld Gods liefde te openbaren en voor de overtuigde ziel de kostbaarheden der Schriften te ontvouwen.
Na van zonde te hebben overtuigd, en aan het verstand de maatstaf der gerechtigheid te hebben geopenbaard, neemt de Heilige Geest de liefde voor de wereldse dingen weg, en vervult Hij de ziel met een verlangen naar heiligheid. „Hij zal de weg wijzen tot de volle waarheid", verkondigt de Heiland. (Joh.16:13) Wanneer de mensen bereid zijn zich te laten omvormen, zal een heiligmaking van het gehele wezen tot stand komen. De Geest zal de dingen van God nemen en die in de ziel prenten. Door Zijn kracht zal de weg des levens zo duidelijk worden, dat niemand dienaangaande behoeft te dwalen.
Vanaf het begin heeft God door Zijn Heilige Geest via menselijke werktuigen gewerkt voor de voltooiing van Zijn doel ten bate van de gevallen mensheid. Dit werd geopenbaard in het leven van de aartsvaders. Ook aan de gemeente in de woestijn, ten tijde van Mozes, gaf God Zijn “goede Geest, om hen te onderrichten.” (Neh.9:20)
En in de dagen der apostelen werkte Hij op machtige wijze voor Zijn gemeente door middel van de Heilige Geest, Dezelfde kracht die de aartsvaders ondersteunde, die Kaleb en Jozua geloof en moed gaf, en die het werk van de apostolische gemeente doeltreffend maakte, heeft in alle daaropvolgende eeuwen Gods gelovige kinderen bijgestaan. Het was door de kracht van de Heilige Geest dat gedurende de donkere middeleeuwen de Waldenzer christenen de weg tot de Hervorming hielpen voorbereiden. Het was dezelfde kracht die de inspanningen van de nobele mannen en vrouwen die de weg baanden voor de totstandkoming van nieuwe zendingsvelden en voor de vertaling van de Bijbel in de talen en dialecten van alle naties en volkeren, met succes bekroonde.
En heden ten dage gebruikt God nog steeds Zijn gemeente om Zijn doelstelling op aarde bekend te maken. Thans gaan de herauten van het kruis van stad tot stad en van land tot land, de weg voorbereidend voor de tweede komst van Christus. Het vaandel van Gods wet wordt hooggehouden. De Geest van de Almachtige werkt aan de harten der mensen, en degenen die aan Zijn invloed gevolg geven, worden getuigen voor God en Zijn waarheid. In vele plaatsen kan men toegewijde mannen en vrouwen zien, die aan anderen het licht mededelen dat hun de weg tot verlossing door Christus heeft duidelijk gemaakt. En naar gelang zij voortgaan hun licht te laten schijnen, zoals ook diegenen deden die op de dag van Pinksteren met de Geest werden gedoopt, zullen zij steeds meer van de kracht van de Geest ontvangen. Op deze wijze zal de aarde met de heerlijkheid Gods worden verlicht.
Aan de andere kant zijn er sommigen die, in plaats van wijselijk de geboden kansen waar te nemen, rustig wachten op een speciale tijd van geestelijke opwekking waardoor hun vermogen om anderen voor te lichten, zal toenemen. Zij veronachtzamen plichten die voor de hand liggen, en voorrechten en laten hun licht verduisteren, terwijl zij uitkijken naar een tijd waarin zij, zonder enige moeite hunnerzijds, de ontvangers denken te worden van een bijzondere zegen waardoor zij veranderd en tot dienen bekwaam zullen worden. Het is waar dat in de tijd van het einde, wanneer Gods werk op aarde zal worden afgesloten, de ernstige pogingen door toegewijde gelovigen onder leiding van de Heilige Geest gedaan, vergezeld zullen gaan van bijzondere tekenen van goddelijke genade. Onder het zinnebeeld van de vroege en de spade regen, die in oosterse landen valt ten tijde van zaaiing en oogst, voorspelden de Hebreeuwse profeten de gave van geestelijke genade in buitengewone mate op Gods gemeente.
De uitstorting van de Geest in de dagen der apostelen was het begin van de vroege regen, en glorierijk was het resultaat. Tot het einde der tijd zal de Geest bij de ware gemeente vertoeven. Maar tegen het einde van de oogst op aarde is een speciale uitstorting van genade beloofd, om de gemeente op de komst van de Zoon des mensen voor te bereiden. Deze uitstorting van de Geest wordt met het vallen van de spade regen vergeleken. Om deze verhoogde kracht des Geestes moeten de christenen hun gebeden tot de God van de oogst opzenden, „ten tijde van de late regen". In antwoord hierop “zal de Here een stortregen geven". „Regenstromen laat Hij nederdalen, vroege regen en late regen.” (Zach.10:1; Joel 2:23)
Maar de leden van Gods gemeente moeten heden een levende gemeenschap met de Bron van alle geestelijke groei onderhouden, anders zullen zij niet gereed zijn als de tijd van de oogst daar is. Zij moeten hun lampen in orde brengen en brandende houden, anders zullen zij in tijden van bijzondere nood geen meerdere genade ontvangen. Alleen zij, die geregeld nieuwe toevoer van genade ontvangen, zullen kracht bezitten naar gelang van hun dagelijkse behoefte en van hun vermogen om die kracht te gebruiken. In plaats van uit te zien naar een toekomstige tijd waarin zij, door een bijzondere gave van geestelijke kracht, een wonderbaarlijke opwekking zullen ontvangen om zielen te winnen, geven zij zich dagelijks over aan de Here, opdat Hij hen mag maken tot instrumenten die Hij kan gebruiken. Dagelijks nemen zij de gelegenheden tot dienen waar, die binnen hun bereik liggen. Dagelijks getuigen zij voor de Meester, waar zij ook mogen zijn, hetzij in de bescheiden werkkring van het huisgezin of door zich nuttig te maken in het openbaar.
Voor de toegewijde werker is het een heerlijke troost te weten, dat zelfs Jezus gedurende Zijn leven op aarde Zijn Vader dagelijks om nieuwe toestromingen van benodigde genade bad. Na deze gemeenschap met God ging Hij uit om anderen te sterken en te zegenen. Zie de Zoon van God, Zich neerbuigend in gebed tot Zijn Vader! Ofschoon Hij Gods Zoon is, versterkt Hij Zijn geloof door gebed, en door gemeenschap met de hemel vergaart Hij kracht voor Zichzelf om het kwade te weerstaan en om aan de noden der mensen dienstbaar te zijn. Als de Oudste Broeder van ons geslacht kent Hij de noden van hen die zwak uit zichzelf en levend in een wereld van zonde en verleiding, toch ernaar verlangen om Hem te dienen. Hij weet dat de boodschappers die Hij tot uitzending bekwaam acht, zwakke, dwalende mensen zijn. Maar allen die zich geheel aan Zijn dienst wijden, belooft Hij goddelijke bijstand.
Zijn eigen voorbeeld is de verzekering ervan dat de oprechte, volhardende smeekbede tot God in geloof — geloof dat tot volkomen afhankelijkheid van God en tot onvoorwaarlijke toewijding aan Zijn werk leidt — de mensen, in hun strijd tegen de zonde, de hulp van de Heilige Geest zal doen toekomen.
Iedere werker die het voorbeeld van Christus navolgt, zal bereid worden gevonden om de kracht die God aan Zijn gemeente heeft toegezegd om de oogst der aarde tot rijpheid te brengen te ontvangen en te gebruiken. Elke morgen opnieuw, wanneer de herauten van het evangelie voor de Here neerknielen en hun belofte van toewijding aan Hem vernieuwen, wil Hij hun de tegenwoordigheid Zijns Geestes verlenen, met diens bezielende, heiligende kracht. Als zij hun dagelijkse plichten op zich nemen, hebben zij de verzekering dat de ongeziene werking van de Heilige Geest hen in staat stelt om „arbeiders te zamen met God" te zijn.
("Van Jeruzalem tot Rome" - E.G.White)