13 “Wat doet gij hier?”
Zie 1 Koningen 19:9-18
Hoewel mensen er niets van wisten, was de reis van Elia naar de berg Horeb aan God bekend; en de vermoeide, moedeloze profeet werd niet alleen gelaten in zijn strijd tegen de machten der duisternis die hem terneerdrukten. Aan de ingang van de spelonk, waar Elia een toevluchtsoord had gezocht, ontmoette God hem, door een machtige engel die gezonden was om te vragen naar zijn noden en hem Gods doel met Israël duidelijk te maken. Eerst als Elia had geleerd volkomen te vertrouwen in God, zou hij zijn werk kunnen afmaken voor hen die tot de baälsdienst waren verleid. De overwinning op de berg Karmel had de weg gebaand voor grotere overwinningen; toch had Elia zich afgewend uit vrees voor het dreigement van Izebel, in plaats van gebruik te maken van de geboden mogelijkheden. De man Gods moest duidelijk gemaakt worden waarin de zwakheid lag van zijn huidige positie, vergeleken bij de kansen waarvan God wilde dat hij gebruik zou maken.
God stelde zijn beproefde dienstknecht de vraag: “Wat doet gij hier, Elia?” Ik heb u naar de beek Kent gezonden, en later naar de weduwe te Sarefat. Ik heb u geboden terug te keren naar Israël en te staan voor de afgodische priesters op de Karmel; Ik heb u omgord met kracht om de wagen van de koning voor te gaan naar de poort van Jizreël. Maar wie heeft u naar de woestijn gezonden? Welke boodschap hebt ge hier?
Bitter uitte Elia de klacht. “Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen en overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.”
De engel zei tegen hem dat hij de spelonk moest verlaten om voor de Here te staan op de berg en daar te luisteren naar zijn woord. “En zie, toen de Here juist zou voorbijgaan, was er een geweldige en sterke wind, die bergen verscheurde en rotsen verbrijzelde, die voor de Here uitging. In de wind was de Here niet. En na de wind een aardbeving. In de aardbeving was de Here niet. Na de aardbeving een vuur. In het vuur was de Here niet. En na het vuur het suizen van een zachte koelte. Zodra Elia dit hoorde, omwond hij zijn gelaat met zijn mantel, ging naar buiten en bleef in de ingang van de spelonk staan”.
Niet in de geweldige manifestaties van goddelijke macht, maar door een zachte stem verkoos God Zich te openbaren aan zijn dienstknecht. Hij wilde Elia leren dat het werk, dat onder veel vertoon plaatsvindt, niet altijd het beste zijn voornemen dient. Terwijl Elia op de openbaring van de Here wachtte, woedde een storm, flitste de bliksem, en was een verterend vuur zichtbaar; maar in dit alles was God niet. Toen kwam een zachte stem, en de profeet bedekte zijn gelaat in de tegenwoordigheid van de Here. Zijn prikkelbaarheid werd gestild, zijn geest verzacht en onderworpen. Nu wist hij dat een stil vertrouwen, een vast geloof in God voor hem altijd een hulp zou zijn in benauwdheid.
Het is niet altijd een geleerde presentatie van Gods waarheid die de ziel overtuigt en bekeert. Het menselijk hart wordt niet bereikt door welsprekendheid of door logica, maar door de weldadige invloed van de Heilige Geest, die stil maar zeker werkt aan de verandering en ontwikkeling van het karakter. De zachte stem van Gods Geest heeft macht het hart te veranderen.
“Wat doet gij hier, Elia?” vroeg de stem; en weer antwoordde de profeet:
”Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.”
De Here antwoordde Elia dat de kwaaddoeners in Israël hun straf niet zouden ontlopen. Mensen zouden speciaal worden gekozen om Gods plan in het straffen van het afgodisch koninkrijk te vervullen. Er moest een gestreng werk plaatsvinden, zodat iedereen de kans had te kiezen voor de ware God. Elia moest naar Israël terugkeren, en de last delen met anderen, om een hervorming tot stand te brengen.
“Keer op uw schreden terug”, beval de Here, “naar de woestijn van Damascus, en als gij daar gekomen zijt, dan zult gij Hazaël zalven tot koning over Aram. Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-mechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats. Wie dan aan het zwaard van Hazaël ontkomt, hem zal Jehu doden; er wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, hem zal Elisa doden.”
Elia meende dat hij alleen in Israël was overgebleven als dienaar van de ware God. Maar Die de harten van allen leest, maakte de profeet bekend dat er in de lange jaren van afval vele anderen waren die trouw aan Hem waren gebleven. Ik zal in Israël zevenduizend overlaten”, zei God, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet heeft gekust”.
Uit de ervaring van Elia in die dagen van moedeloosheid en schijnbare nederlaag zijn heel wat lessen te leren, - lessen van onschatbare waarde voor Gods dienstknechten in deze tijd, die gekenmerkt wordt door een algemene afdwaling van het recht. De afval, die in onze tijd hand over hand toeneemt, gelijkt op de afval die ten tijde van de profeet in Israël plaatsvond. Door de mens boven God te plaatsen, door het prijzen van populaire leiders, door het aanbidden van de Mammon, en door de wetenschap te plaatsen boven de waarheden van de Bijbel, volgen talloos velen nu de Baäl.
Twijfel en ongeloof oefenen hun nadelige invloed uit over verstand en hart, en velen vervangen Gods uitspraken door menselijke theorieën. In het openbaar wordt onderwezen dat we een tijd hebben bereikt waarin menselijk vernuft geplaatst moet worden boven de leer van de Bijbel.
Gods wet, de goddelijke maatstaf van gerechtigheid, wordt van gener waarde verklaard. De vijand van alle waarheid werkt door bedrieglijke macht om mannen en vrouwen ertoe te brengen menselijke instellingen te plaatsen boven God, en hen te doen vergeten wat bedoeld was voor het geluk en de zaligheid van de mens.
Toch is deze afval, hoe algemeen verbreid ze ook moge zijn, niet volkomen. Niet allen op aarde zijn wetteloos en zondig; niet allen hebben voor de vijand gekozen. God heeft nog duizenden die de knie voor Baäl niet hebben gebogen, die meer willen weten van Christus en zijn wet, velen die vurig hopen dat Jezus zal komen om een eind te maken aan de heerschappij van zonde en dood. En er zijn velen die onbewust Baäl hebben aanbeden, maar aan wier hart Gods Geest nog steeds werkt.
Zij hebben de persoonlijke hulp nodig van hen die God en zijn Woord hebben leren kennen. In een tijd als deze moet ieder kind van God werkzaam zijn in het helpen van anderen. Wanneer degenen die de bijbelse waarheid begrijpen, mannen en vrouwen opzoeken die naar licht verlangen, zullen Gods engelen hen vergezellen. En waar engelen zijn, behoeft niemand bang te zijn voorwaarts te gaan. Als gevolg van de getrouwe inspanning van deze toegewijde werkers zullen velen van de afgodendienst bekeerd worden tot het dienen van de levende God. Velen zullen niet langer eer bewijzen aan menselijke instellingen, maar onbevreesd de zijde van God en zijn wet kiezen.
Veel hangt af van de onvermoeide ijver van hen die trouw en waarachtig zijn; daarom stelt satan alles in het werk om Gods plan te dwarsbomen ‘lat Hij door de gehoorzamen wil volvoeren. Hij maakt dat sommigen hun hoge en heilige zending uit het oog verliezen, en zich tevreden stellen met de genoegens van dit leven. Hij brengt hen ertoe het zich gemakkelijk te maken, of, ter wille van grotere wereldse voordelen, te verhuizen uit plaatsen waar ze een invloed ten goede hadden kunnen zijn. Anderen brengt hij ertoe ontmoedigd hun plicht te verzaken, als gevolg van tegenwerking of vervolging. Maar al deze personen worden door God in teder medelijden aanschouwd. Aan elk kind van God wiens stem door de vijand van zielen tot zwijgen is gebracht, wordt de vraag gesteld:. “Wat doet gij hier”? Ik heb u bevolen in de gehele wereld te gaan en het evangelie te prediken, om een volk te bereiden voor de dag van God. Waarom bent u hier? Wie heeft u gezonden?”
De vreugde die Christus voorgesteld was, de vreugde die Hem ondersteunde in zijn lijden, was het zien van verloste zondaars. Dit moet de blijdschap zijn van elk van zijn volgelingen, om hen aan te sporen. Zij die zelfs in geringe mate beseffen wat verlossong betekent voor hen en voor hun medemensen, zullen tot op zekere hoogte de behoeften van de mensheid verstaan. Hun harten zullen met ontferming bewogen worden als ze de morele en geestelijke armoede zien van duizenden die leven onder de dreiging van een naderende ondergang, waarbij lichamelijk lijden in het niet verzinkt.
Aan gezinnen zowel als aan personen wordt de vraag gesteld. “Wat doet gij hier?” In vele kerken zijn gezinnen goed onderricht in de waarheden van Gods Woord, en ze zouden hun invloed kunnen vergroten door te verhuizen naar plaatsen waar ze dienst kunnen doen. God vraagt naar christelijke gezinnen om te gaan naar de donkere hoeken der aarde, en op verstandige en volhardende wijze te werken voor hen die in geestelijke duisternis leven. Het gehoor geven aan deze oproep eist zelfopoffering. Terwijl velen wachten tot elke hinderpaal uit de weg is geruimd, gaan zielen ten onder zonder hoop en zonder God. Ter wille van werelds voordeel, ter wille van het verkrijgen van wetenschappelijke kennis zijn mensen bereid zich te wagen in streken waar besmettelijke ziekten heersen, en verdragen ze beproevingen en ontberingen. Waar zijn zij die evenveel willen doen om anderen te vertellen van de Heiland?
Als mensen die geestelijk sterk staan, onder moeilijke omstandigheden en zware druk ontmoedigd en wanhopig worden; als ze bij tijden niets meer verwachten van het leven, is dit niet vreemd of nieuw. Laten zij eraan denken dat een van de grootste profeten vluchtte voor de woede van een vrouw om zijn leven te redden. Als een vermoeide, uitgeputte vluchteling, door bittere teleurstellingen ontmoedigd, wenste hij te sterven. Maar juist toen alle hoop verdwenen was, en zijn levenswerk tot mislukking gedoemd scheen, leerde hij een van de kostbaarste lessen in dit leven. In het uur van zijn grootste zwakte leerde hij de noodzaak en de mogelijkheid om Godte vertrouwen onder de moeilijkste omstandigheden.
Zij die geneigd zijn toe te geven aan wanhoop en moedeloosheid, terwijl ze hun leven wijden aan onzelfzuchtige arbeid, kunnen moed putten uit de ervaring van Elia. Gods zorg, zijn liefde, zijn macht, staan in het bijzonder ten dienste van zijn knechten, wier ijver niet begrepen of op prijs wordt gesteld, wier raadgevingen en vermaningen genegeerd worden, en wier pogingen om een hervorming tot stand te brengen worden beantwoord met haat en tegenstand.
In tijden van de grootste zwakte richt satan zijn felste aanvallen op de ziel. Op deze wijze hoopte hij Gods Zoon te overwinnen; want hierdoor had hij tal van overwinningen over de mens behaald. Als de wilskracht verzwakt en het geloof wankelt, geven velen die lang het recht hebben verdedigd, toe aan de verleiding. Vermoeid door veertig jaren van dwalen en ongeloof liet Mozes een ogenblik de Almachtige los. Hij faalde op de grens van het Beloofde Land. Dit was ook het geval met Elia. Hij die zijn vertrouwen in Jehova had bewaard in de jaren van droogte en hongersnood; die onbevreesd voor Achab had gestaan; die heel die zware dag op de Karmel als enige getuige van de ware God voor het volk Israël had gestaan, liet in een ogenblik van zwakte toe dat vrees voor de dood zijn geloof in God beheerste.
Zo is het ook nu. Als we door twijfel zijn omringd, verslagen door de gebeurtenissen, of getroffen door armoede of zorgen, tracht satan ons vertrouwen in God aan het wankelen te brengen. Hij houdt ons dan onze fouten voor ogen, en brengt ons in verzoeking God te wantrouwen, en zijn liefde in twijfel te trekken. Hij hoopt de ziel te ontmoedigen, en onze verbinding met God te verbreken.
Zij die vooraan staan in de strijd en door de Heilige Geest worden gedrongen een bijzonder werk te doen, zullen vaak een terugslag ervaren als de druk wordt weggenomen. Moedeloosheid kan het sterkste geloof aan het wankelen brengen en de standvastige wil verzwakken. Maar God begrijpt dit, en Hij blijft liefhebben en zorgen. Hij leest de drijfveren en bedoelingen van het hart. Geduldig te wachten, te vertrouwen als alles duister schijnt, is de les die de leiders in Gods werk moeten leren. God zal hen niet alleen laten in dagen van tegenspoed. Niets is naar het uiterlijk gezien, hulpelozer, en toch machtiger dan de ziel die beseft dat hij niets kan, en volkomen op God vertrouwt.
Niet alleen voor mensen op plaatsen van grote verantwoordelijkheid is de les van Elia bestemd, om opnieuw te leren hoe men God in tijden van beproeving moet vertrouwen. Hij die de kracht was van Elia, is in staat elk van zijn kinderen te sterken, hoe zwak ze ook mogen zijn. Van een ieder verwacht Hij trouw, en aan ieder schenkt Hij kracht naarmate deze nodig is.
In eigen kracht is de mens machteloos; maar in Gods kracht kan hij het kwaad overwinnen en anderen helpen overwinnen. Satan kan niemand overwinnen die God tot zijn sterkte heeft gemaakt.,, Alleen bij de Here, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte.” (Jes. 45: 24)
Medegelovige, satan kent uw zwakte; klem u daarom vast aan Jezus. Door in Gods liefde te blijven, kunt u aan elke beproeving weerstand bieden. Alleen de gerechtigheid van Christus kan u de kracht geven om weerstand te bieden aan de vloed van het kwaad die de wereld overstroomt. Breng geloof in uw leven. Geloof verlicht elke last, neemt elke vermoeidheid weg. Voorzieningen die u nu raadselachtig schijnen, kunt u oplossen door een voortdurend vertrouwen in God. Wandel door geloof op de weg die Hij heeft aangegeven. Beproevingen zullen komen, maar ga steeds voorwaarts. Ze zullen uw geloof sterken en u geschikt maken om te dienen. De geschiedenissen van de Bijbel zijn vermeld niet alleen om ze te lezen en ons te verbazen, maar opdat hetzelfde geloof dat werkte in Gods dienstknechten van vroeger, ook in ons kan werken. De Here zal op niet minder duidelijke wijze werken waar harten vol geloof het kanaal van zijn macht willen zijn.
Evenals tot Petrus wordt tot ons gezegd: De satan heeft verlangd u te ziften als de tarwe, maar Ik heb voer u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken.” (Luc. 22: 31,32)
Christus zal nooit hen verlaten waarvoor Hij is gestorven. Het is mogelijk dat wij Hem verlaten, en door de verzoeking worden overwonnen; maar Christus kan niemand waarvoor Hij de prijs van zijn leven heeft betaald wegzenden. Als ons geestesoog verlicht zou worden, zouden we zien hoe zielen gebukt gaan onder druk en beladen zijn door verdriet, beladen als een wagen onder zijn last van schoven, en op het punt in moedeloosheid onder te gaan. We zouden zien hoe engelen zich spoeden naar deze beproefde mensen om hen te helpen, terwijl ze de machten van het kwaad, waardoor ze zijn omringd, verdrijven en hun voeten stellen op vaste grond.
De strijd tussen de beide legers zijn even werkelijk als de veldslagen die door de legers van deze wereld worden gestreden, en de eeuwige bestemming hangt af van de uitslag van deze geestelijke strijd. In het visioen van de profeet Ezechiël was een hand zichtbaar onder de vleugels van de cherubs. Dit moet Gods dienstknechten leren dat Gods kracht succes geeft. Zij die door God worden gebruikt als zijn boodschappers, moeten niet menen dat zijn werk afhankelijk is van hen. Sterfelijke wezens behoeven deze verantwoordelijkheid niet te torsen. Hij die slaapt noch sluimert, die gedurig aan het werk is om zijn plannen werkelijkheid te maken, zal zijn werk voorwaarts doen gaan. Hij zal de plannen van goddeloze mensen verhinderen, en de raad van hen die onheil beraadslagen over zijn volk, teniet doen. Hij die Koning der koningen en Heer der heren is, zit tussen de cherubs; en onder het geweld en de strijd der volken beschermt Hij nog steeds zijn kinderen. Wanneer de koninkrijken omvergeworpen worden, wanneer de pijlen der vergelding het hart van zijn vijanden doorboren, zal zijn volk veilig zijn in zijn handen.
("Profeten en Koningen" - E.G. White)