Het kleed van Christus gerechtigheid
Wanneer het volk Gods zich vol zielekwelling voor Hem stelt, en smeekt om reinheid des harten, wordt het bevel " gegeven: „Neem deze vuile klederen weg" van hen, en worden de bemoedigende woorden gesproken: „Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en ik zal u wisselklederen aandoen." Het smetteloze kleed van Christus' gerechtigheid wordt de beproefde, verzochte, maar trouwe kinderen Gods omgedaan. Het verachte overblijfsel wordt gekleed in een, heerlijk gewaad, dat nooit meer bevuild zal worden door de verdorvenheid der wereld. Hun namen, met die van de gelovigen van alle eeuwen, staan geschreven in het boek des levens des Lams. Ze hebben weerstand geboden tegen de sluwheden van de bedrieger; zij 'hebben hun trouw niet verloochend door het woeden van de draak. Hun zonden zijn gelegd op de aanstichter van de zonde.
En het overblijfsel is niet alleen vergiffenis geschonken en aangenomen, maar zij ontvangen ook eer. „Een reine hoed" wordt hun opgezet. Ze zullen als koningen en priesters staan voor God. Terwijl Satan zijn beschuldigingen uitte en hen zocht te vernietigen, gingen heilige engelen af en aan om op hen het zegel van de levende God te plaatsen. Zij zijn degenen die staan met het Lam op de berg Zion, hebbende de Naam des Vaders geschreven aan hun voorhoofden. Voor de troon zingen zij het nieuwe lied, dat lied dat niemand kan leren, uitgezonderd de honderd vier en veertig duizend die gekocht werden van de aarde. „Deze zijn het, die het Lam volgen waar Het ook heengaat; deze zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor de troon van God." Openbaring 14 4, 5.
Nu is de algehele vervulling bereikt van deze woorden van de Engel: „Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester! Gij en uw vrienden die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken; want zie, Ik zal Mijn Knecht, de Spruit doen komen." Christus wordt geopenbaard als de Verlosser en Bevrijder van Zijn volk. Nu is inderdaad het overblijfsel „een wonderteken", wanneer de tranen en vernederingen van hun pelgrimstocht plaats maken voor vreugde en eer in de tegenwoordigheid van God en het Lam. „Te dien dage zal des Heren Spruit zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering voor degenen die het ontkomen zullen in Israël. En het zal geschieden dat de overgeblevene in Zion en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, een iegelijk die geschreven is ten leven te Jeruzalem." Jesaja 4:2, 3.
(Schatkamer der Getuigenissen Deel 2, blz.184-188, E.G.White)