Een vals gevoel van zekerheid

EEN BEROEP

Wat moet ik u zeggen, mijn broeders, om u wakker te schudden uit dat gewaande vleselijke gevoel, van veiligheid? Mij zijn de gevaren getoond waarin u verkeert. In de Gemeente zijn zowel gelovigen als ongelovigen. Christus heeft deze twee klassen uitgebeeld in Zijn gelijkenis van de wijnstok en de ranken. Hij vermaant Zijn navolgers: „Blijft in Mij en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken, wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen." Johannes 15:4,5.

Er is een groot verschil tussen een veronderstelde verbintenis en een wezenlijke gemeenschap met Christus door het geloof. Een belijdenis van de waarheid plaatst de mensen in de gemeente, maar dit bewijst niet dat ze in een levende verbinding staan met de levende Wijnstok. Er bestaat een regel waardoor de ware discipel onderscheiden kan worden van hen die beweren Christus te volgen maar niet in Hem geloven. De ene groep brengt vruchten voort, de andere draagt geen vrucht. De eersten ondergaan vaak de behandeling van Gods snoeimes, opdat ze meer vrucht zullen voortbrengen; de anderen zullen als verdorde ranken weldra van de wijnstok gescheiden worden.

Het gaat mij zo aan het hart of onze mensen het levende getuigenis onder hen zullen bewaren en of de Gemeente verschoond zal blijven van het ongelovige element. Kunnen we ons een nauwer, inniger verhouding met Christus voorstellen dan geschilderd wordt in de woorden: “Ik ben de Wijnstok en gij de ranken"? De wortelvezeltjes van de rank lijken bijna precies op die van de wijnstok. De toevloeiing van leven, kracht en vruchtbaarheid van de stam naar de ranken geschiedt onbelemmerd en aanhoudend. De wortel zendt zijn voedsel door de rank. En zo is ook' de ware verhouding van de gelovige tot Christus. Hij blijft in Christus en neemt zijn voedsel uit Hem op.

Deze geestelijke verhouding kan alleen bestaan door het oefenen van persoonlijk geloof. Dit geloof moet onzerzijds uitdrukken: algehele voorkeur, volmaakt vertrouwen, totale toewijding. Onze wil moet geheel onderworpen zijn aan de Goddelijke wil; onze gevoelens, verlangens, belangen en eer moeten ingesteld zijn op de bevordering van Christus' Koninkrijk en de eer van Zijn werk, en dan ontvangen we voortdurend genade van Hem en accepteert Christus onze dankbaarheid.

Wanneer deze innige verbintenis en gemeenschap tot stand komt, worden onze zonden op Christus gelegd; Zijn rechtvaardigheid wordt ons toegekend. Hij werd zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Door Hem hebben wij toegang tot God; wij zijn aangenomen in de Geliefde. Wie door woord of daad een gelovige kwaad berokkent, verwondt zodoende Jezus. Wie een beker koud water aan een discipel geeft omdat hij een kind van God is, zal door Christus beschouwd worden als dat Hem gedaan te hebben.



Toen Christus op het punt stond van Zijn discipelen afscheid te nemen, gaf Hij, hun dat prachtige zinnebeeld van Zijn verhouding tot de gelovigen. Hij had hun voor ogen gesteld de nauwe verbintenis met Hemzelf, waardoor zij het geestelijke leven konden in stand houden wanneer Hij persoonlijk niet meer aanwezig zou zijn, om dat in hun verstand te griffen, toonde Hij hun de wijnstok als het treffendste, meest gepaste symbool.

De Joden hadden altijd de wijnstok beschouwd als de edelste der planten en een beeld van alles dat krachtig, uitmuntend en vruchtbaar is. „De wijnstok," scheen onze Here te willen zeggen, “die gij zo zeer op prijs stelt, is een symbool, Ik ben de werkelijkheid; Ik ben de ware Wijnstok. Als natie prijst gijlieden de wijnstok; als zondaars moet gij Mij prijzen boven alle aardse dingen. De rank kan niet leven los van de wijnstok; evenmin kunt gij leven tenzij gij in Mij blijft"....

HET KIEZEN VAN DE JUISTE VRIENDENKRING

Weinigen beseffen de belangrijkheid om die omgang te mijden, die afwijzend staat tegenover godsdienstig leven. Bij het kiezen van een kennissenkring stellen maar weinigen hun geestelijke welvaart voorop.

Ouders trekken met hun gezinnen naar de steden omdat ze denken daar gemakkelijker een bestaan te vinden dan op hef land. De kinderen, die wanneer ze niet in school zitten, niets te doen hebben, gaan de straat op met al de opvoedkundige nadelen daaraan verbonden. Door omgang met slechte elementen worden ze losbandig en nemen slechte gewoonten over. De ouders zien dat alles wel; maar het zou een offer vereisen om hun dwaling te verbeteren, en ze blijven waar ze zijn, tot Satan hun kinderen geheel in zijn macht krijgt. Het is toch beter een werelds belang op te offeren dan de kostbare zielen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, in gevaar te brengen. Zij zullen aan verzoekingen bloot staan en moeten leren hoe ze daar tegenin moeten gaan; maar het is uw plicht elke invloed te beknotten, elke gewoonte tegen te gaan, elke band te verscheuren welke een belemmering is dat u uzelf en uw gezin van ganser
harte aan God wijdt.

Inplaats van naar een overvolle stad te trekken, kunt u beter een rustige omgeving zoeken, waar uw kinderen, voor zover dat mogelijk is, beschermd zullen zijn tegen verzoeking en waar u ze zult kunnen leiden en opvoeden tot nuttige mensen. De profeet Ezechiël geeft in dat opzicht een opsomming van de oorzaken die Sodoms zonde en verwoesting ten gevolge hadden: “Hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochters; maar zij sterkte de hand van de arme en nooddruftige niet." Allen die aan het oordeel over Sodom willen ontkomen, moeten de weg mijden die Gods oordelen over deze zondige stad bracht.

Mijn broeders, u veronachtzaamt de heilige eisen Gods door uw verzuim uzelf en uw kinderen aan Hem te wijden. Velen van u verkeren in een valse gerustheid, zijn in beslag genomen door zelfzuchtige belangen en worden aangetrokken door aardse schatten. U vreest het kwaad niet. Het gevaar schijnt zo ver weg. U zult bedrogen, misleid worden tot een eeuwige ondergang tenzij u tot inkeer komt en tot de Here terugkeert met berouw en een verslagen hart.

Steeds weer opnieuw spreekt de stem vanuit de hemel tot u. Zult u die stem gehoorzamen? Zult u acht slaan op de raadgeving van de trouwe Getuige om het goud, beproefd komende uit het vuur, de witte klederen en de ogenzalf te kopen? Het goud is geloof en liefde, de witte klederen de gerechtigheid van Christus, de ogenzalf is dat geestelijke onderscheidingsvermogen dat u in staat zal stellen de listen van Satan te zien en daaraan te ontkomen, de zonde te ontdekken en te verafschuwen, de waarheid te zien en te gehoorzamen.

De dodelijke traagheid van de wereld verlamt uw gevoelens. Zonde lijkt niet langer zo afstotend, omdat u verblind is door Satan. De oordelen Gods zullen weldra over de wereld worden uitgestort. „Behoud u om uws levens wil" (Genesis 19:17) is de waarschuwing van de engelen Gods. Men hoort die andere stemmen zeggen: „Maak je niet zo druk; er is helemaal geen reden voor bijzonder alarm." Die zich zo in Sion op hun gemak gevoelen, roepen: “Vrede en geen gevaar," terwijl de hemel verkondigt dat een snelle verwoesting weldra over de overtreder zal komen. De jeugdige, de wufte, de vermaak zoekende beschouwt deze waarschuwingen als ijdele sprookjes en maakt er zich met een grap vanaf. Ouders zijn geneigd te denken dat het in dit opzicht met hun kinderen in orde is, en allen slapen rustig voort. Zo was het ook ten tijde van de verwoesting der oude. wereld en toen Sodom en Gomorra door vuur werden vernietigd. In de avond vlak vóór de verwoesting waren de steden der vlakte brooddronken in hun, vermaken. Lot werd bespot om zijn vrees en zijn waarschuwingen. Maar het waren de spotters die in de vlammen omkwamen. Diezelfde nacht werd de deur der genade voor de goddeloze zorgeloze bewoners van Sodom voorgoed gesloten.

Het is God, Die in Zijn hand het lot der zielen houdt. Hij zal Zich niet altijd laten bespotten; Hij zal niet altijd spot dulden. Zijn oordelen zijn reeds in het land. Grimmige, vreselijke stormen laten op hun doortocht dood en vernieling achter. Het verslindende vuur maakt het verlaten bos en de overvolle stad met de grond gelijk. Storm en schipbreuk wachten hen die over de oceanen gaan. Allen die over land reizen, staan bloot aan ongelukken. Orkanen, aardbevingen, oorlog en hongersnood volgen elkander snel op. Nochtans zijn de harten der mensen verhard. Zij erkennen de waarschuwende stem van God niet. Zij willen niet vluchten naar de enige schuilplaats voor de opkomende storm.

Velen die op de muren van Sion geplaatst zijn om met een scherp oog uit te zien naar naderend gevaar om dan hun waarschuwende stem te verheffen, zijn zelf in slaap gevallen. Juist degenen die in dit uur van gevaar het werkzaamst en waakzaamst behoorden te zijn, verzuimen hun plichten en brengen over zichzelf het bloed. der zielen.

U hebt verzuimd uw kinderen de aandacht en bemoediging te schenken die ze zo van node hebben. U hebt ze niet op uw hart gebonden met de tederste banden der liefde. Uw zakelijke aangelegenheden nemen uw tijd en krachten grotendeels in beslag en zijn oorzaak dat u uw huiselijke plichten verwaarloost. U hebt zich evenwel zó aan die last gewend, dat het u een groot offer toeschijnt om die af te leggen; toch, wanneer u dit zou kunnen doen, zou dit ten goede komen aan uw geestelijke belangen en aan het geluk en de moraal van uw kinderen. Het zou goed voor u zijn die drukkende lasten eens af te leggen en eens ontspanning te gaan zoeken op het land, waar niet zo'n sterke invloed is om het zedelijke bewustzijn van de kinderen te bederven.

Zeker, u zou ook op het land niet geheel vrij zijn van vervelende dingen en drukkende zorgen; maar u zou daar toch heel wat kwade dingen ontlopen, en de deur kunnen sluiten tegen een vloed van verleidingen die dreigen de geest van uw kinderen te overbelasten. Ze hebben bezigheid en wat verandering nodig. De sleur van het gezinsleven maakt hen onrustig en rusteloos en ze zijn vriendschappelijke verbindingen gaan aanknopen met nietswaardige jongens van de stad, waardoor ze de gewoonten van de straat gaan overnemen. — 1876, Vol. 4, blz. 135, 136.
(Schatkamer Deel 2, blz.70-75. E.G.White)